de zee licht op, er is een raam opengezet
umi ga ake-iri mado hitotsu hirakaretari
ik ken de voetstappen van de mus die op de matten loopt
tatami o aruku suzume no ashioto o shitte iru
de vrouw in de krant aan de muur is altijd aan het huilen
kabe no shinbun no onna wa itsu mo naite iru
je bent een enorme huilebalk, zei ik, en maakte hem aan het huilen
shikareba sugu naku ko da to itte nakasete iru
haar haar zo mooi dat hij niet weet wat hij moet doen
kami no utsukushisa moteamashite iru
niets om het in te doen, ik accepteer het met beide handen
iremono ga nai ryōte de ukeru
ook als ze door de gaatjes in de schuifdeur turen is er niemand thuis
shōji no ana kara nozoite mite mo rusu de aru
achtervolgd en ingehaald door de wind
okkakete oitsuita kaze no naka
op laatste resten sneeuw valt sneeuw
zansetsu ni yuki furu
eenzaam — slapen zonder boek
sabishii neru hon ga nai
sinds wanneer volgt-ie me, die hond waarmee ik nu op het strand ben
itsu shi ka tsuite kita inu to hamabe no iru
een kraai kwam zwijgend voorbijvliegen
karasu ga damatte tonde itta
wat een geweldige maan zie ik alleen voordat ik ga slapen
konna yoi tsuki o hitori de mite neru
Na een studie aan de Keizerlijke Universiteit van Tokyo kreeg Ozaki Hōsai 尾崎放哉 (1885-1926) een baan bij een verzekeringsmaatschappij waar hij in een combinatie van pyjama en smoking op werk verscheen. Hij liet vervolgens zijn vrouw in de steek om een zwervende lekenmonnik te worden; inmiddels was hij al ernstig aan de drank. Er werd maar één bundel van hem uitgebracht, De grote hemel (Taikū, 1926), en die verscheen pas een maand na zijn dood.
In Tokyo leerde Ozaki Ogiwara Seisensui (1884-1976) kennen, die een nieuwe stroming in de haiku-poëzie voorstond. Ogiwara wilde af van het versteende 5-7-5-schema en de verplichte seizoenswoorden (kigo) en vond dat er in de poëzie meer gebruik gemaakt moest worden van spreektaal. Ozaki werd een van zijn belangrijke leerlingen. De gedichten die zij schreven raakten bekend als ‘nieuwe trend-haiku’ (shin keikō haiku) of ‘vrije haiku’ (jiyū haiku).
Ooit stuitte ik bij toeval op het eiland Shōdoshima, in de Seto Binnenzee, op een Ozaki Hōsai-museumpje. Hōsai bracht daar het laatste jaar van zijn leven door, en ligt er ook begraven. Ik had nog nooit van de man gehoord, maar kocht er zijn verzameld werk, dat uit één bundel bestaat. Ik was meteen om. ‘Misleidend eenvoudig’: het is een cliché, maar wel van toepassing. Hier spreekt iemand die met zo min mogelijk woorden karige observaties wil maken. Al het vet is er af.
De tekening ‘Vanuit mijn raam in de Nangō’an’ (nangō’an mado yori 南郷庵 窓より) is van Ozaki Hōsai, gepubliceerd in het jaar van zijn dood (1926), in het haiku-tijdschrift Sōun 層雲 (Gelaagde wolken), opgericht door Hōsai’s mentor Ogiwara Seisensui.