cadeau
.
de kalender van de hoop
staat klaar om af te tellen
Brooklyns kalender
is omzwachteld door een sjaal
niet van plan zich te ontwarren
geschopt door een stevige schoen
bevroor een kerstlied
de Chinese bezorger
vang ik op voor de weerkaatsende deur
waar een wit met rood pakketje ligt
.
in de bijna onvermijdelijk gele
schoolbus is dat pakketje ingestapt
zonder schooltas
op een onschuldige ochtend van zwarte kinderen in een cirkelrij
een beetje verder
wordt een kaneeldonut toegevoegd
.
niet van elkaar te onderscheiden
Arabische gezichten glimlachen breed
en voeren beesten naar hun mond
aan het roest van een brandladder
hangt een rij
spiesen met
bebloede
pakketjes
.
in de sneeuw
paarsrood gestempelde
herhaaldelijk
op platte platen
op dat pakketje in koud
zwart pakpapier
om niet op te vallen
dwergen
uit een pop-up-plaatjesboek
贈物
.
期待の中の暦は
行こうとしていて
ブルックリンの暦は
マフラーに巻かれている
ほどく気のない
ブーツに蹴られた
聖歌の凍った
中国人の配達に
こだまする扉の前で応対し
赤と白の小包が置かれている
.
決まったように黄色い
スクールバスにもその小包は乗っていて
ランドセルのない
列の輪の黒人の無邪気な朝に
少し距離のある
シナモンドーナツが添えられている
.
見分けのつかない
アラブ人たちの顔もほころび
禽獣を口に運んでいる
非常階段の鉄錆に
連なっている
串刺しの
血液の小包
.
雪の中で
紫の紅が刻印される
何ども
平板に
その小包の冷たい
黒い紙に
目立たないように
飛び出す絵本の
少人たち
Song Min-Ho 宋敏鎬 (Jp. Son Minho) werd in 1963 geboren in Nagoya, als derde generatie ‘in Japan verblijvenden’ (zainichi), dat wil zeggen: permanent in Japan verblijvende Koreanen.
Deze groep, die zowel mensen met een Koreaanse nationaliteit omvat als mensen met inmiddels een Japanse nationaliteit maar die wel van Koreaans oorsprong zijn, telt tussen de achthonderd en negenhonderdduizend individuen. Voor praktisch allen is Japans hun eerste taal; Koreaans wordt wel gebruikt op bijvoorbeeld speciale scholen in Japan. Discriminatie van zainichi is een weinig erkend probleem.
Song’s grootouders werden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog door het Japanse leger gedwongen naar Japan te emigreren vanuit het noorden van Korea, dat tot dan toe onder Japans koloniaal bestuur viel. Song koos er zelf voor de Noord-Koreaanse nationaliteit te behouden.
Als jonge hartchirurg verhuisde Song in 1995 naar New York, waar hij een jaar lang in een ziekenhuis in Brooklyn kwam te werken. Het was zijn eerste buitenlandervaring. Die vervreemding, die wellicht een al bestaand besef versterkte ook in Japan deel te zijn van een etnische minderheid, is een thema dat de gedichten in Songs debuutbundel Brooklyn (Burukkurin ブルックリン, 1997) verbindt. In dit gedicht uit deze bundel is dat niet expliciet, maar het gevoel van vervreemding wordt versterkt door de noodzaak te opereren in talen die Song niet, of niet goed, beheerste. Het multi-etnische New York, en specifiek Brooklyn, is een onbekende en deels onverstaanbare wereld die fascineert en verwart. Mogelijk als echo daarvan klinkt Song poëzie hakkelend, en biedt de lezer strengen observaties waarvan de onderlinge (grammaticale) samenhang vaak onduidelijk is.
Vandaag is het precies twintig jaar geleden dat twee vliegtuigen zich in de Twin Towers boorden. Zo’n vijf jaar vóór 9/11 geschreven, is in Song’s gedicht nog geen sprake van angst voor of woede tegen buren met een Moslim-achtergrond. Een andere wereld.
Het gedicht lijkt zich in de dagen voor Kerst af te spelen. Seika 聖歌, ‘religieus lied’ of ‘hymne’, heb ik daarom als ‘kerstlied’ vertaald. Het woord kokujin 黒人 (‘zwarte mensen’) zegt niets over leeftijd, maar vanwege de schoolbus en die schooltas (een rugzak voor scholieren: randoseru ランドセル, van het Nederlandse ‘ransel’), die grammaticaal gesproken bij het woord kokujin horen kan, zie ik hen als kinderen. Dat het me in de laatste twee regels niet lukt de volgorde van het Japanse origineel aan te houden ergert me, maar het zij zo.
Song werd in 1997 door het tijdschrift Eureka ユリイカ uitgeroepen tot een van aanstormend dichttalenten (shin’ei shijin 新鋭詩人) van dat moment. Zijn debuut won in 1998 de derde Nakahara Chūya-prijs voor poëzie. Tien jaar geleden verscheen zijn vierde en vooralsnog laatste dichtbundel.
De foto toont een raam in Brooklyn, december 2015.