Categorieën
poëzie

naar een grootse muziek

            stilleven

            .

binnen het harde oppervlak van de nachtelijke kom

neemt de helderheid

van herfstvruchten toe

appels en peren en druiven en zo meer

die allemaal

op elkaar gestapeld

naar slaap

naar één melodie

naar een grootse muziek bewegen

tot aan een allerdonkerste diepte 

leggen plots hun kernen neer

daar rondom

een tijd van rijk bederf

nu oog in oog met de tanden van de doden

niet als stenen opgekomen

verschillende vruchten

voegen steeds meer hun gewicht toe

aan de diepe kom

om binnen het beeld van de nacht

van tijd tot tijd

enorm te hellen

            .

 静物
            
.
夜の器の硬い面の内で
あざやかさを増してくる
秋のくだもの
りんごや梨やぶどうの類
それぞれは
かさなったままの姿勢で
眠りへ
ひとつの諧調へ
大いなる音楽へと沿うてゆく
めいめいの最も深いところへ至り
核はおもむろによこたわる
そのまわりを
めぐる豊かな腐爛の時間
いま死者の歯のまえで
石のように発しない
それらのくだものの類は
いよいよ重みを加える
深い器のなかで
この夜の仮象の裡で
ときに
大きくかたむく

Oorspronkelijk in de bundel Stilleven (Seibutsu 静物, 1955). Yoshioka Minoru shishū 吉岡実詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1968,198915), p. 10.

Een gedicht van Yoshioka Minoru 吉岡実 (1919-1990), de eerste in reeks van gelijknamige gedichten, in een bundel die ook niet toevallig zo heet. Yoshioka zou uitgroeien tot een belangrijke experimentele dichter in naoorlogs Japan.

Ik moet bij de laatste regel denken aan versneld afgedraaide opnames van rottend fruit. Een stilleven blijkt dan wel degelijk te kunnen bewegen.

Niet direct gerelateerd aan dit gedicht, maar voor mijn gevoel op de een of andere manier ermee resonerend, is een dagboekaantekening van Yoshioka uit de dagen dat het door brandbombardementen getroffen Tokyo nog geen wederopbouw had meegemaakt:

6 maart. Ik ben eens door Honjo gelopen. De winkels van vroeger handelen nog in dezelfde dingen. De Okame-grootgrutter, het Hoshinoyu-badhuis. Ik moet denken aan de wrokkige eigenaresse van de Ōkawaraya-aardappelhandel. Ik kom langs de kant-en-klaarhapjeszaak van Shō. De ruïne van de afgebrande Meitoku-basisschool in door wolken gefilterd zonlicht. De ramen van mijn oude school zijn allemaal kapot, op de tweede verdieping hangt ondergoed te drogen. Op de plek van mijn oude huis staat een huis van onbekenden.

Ik voel een zekere treurnis.

三月六日 本所の町をみて歩く。昔の店が同じお商売をしている。おかめ八百屋、星の湯。いもや大河原屋の仇ぼいおかみさんを思いだす。正ちゃんの惣菜屋へ寄る。焼け残った明徳小学校の姿が曇った日ざしの中。かつてのまなびやの窓はどこも破れ、三階のあたりに襁褓が干してある。私の家の跡には見知らぬ人の家が建っている
一種の哀惜あり。

‘Dagboekaantekeningen’ (nikkishō 日記抄), 1949. Yoshioka Minoru shishū 吉岡実詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1968,198915), p. 113. Dat ‘kant-en-klaarhapjeszaak’ is een lompe vertaling voor sōzaiya 惣菜屋, een winkel waar je allerlei kant-en-klare gerechtjes kopen kan. Tegenwoordig bulken onze supermarkten daar ook van uit, maar bij mijn weten is er in het Nederlands nog geen handig woord voor.

Het zit hem allicht in dat woordje ‘bederf’ (furan 腐爛). De dingen zijn herkenbaar maar toch onherstelbaar veranderd.

Voor meer poëzie in vertaling van Yoshioka, zie:

  • Minoru Yoshioka, KUSUDAMA, vert. Eric Selland (Vancouver: Leech Books, 1991; herdruk Tokyo: Isobar Press, 2021).

De afbeelding toont Afbeelding van groenten en vruchten (Kaso zu 果蔬図, 1864) door Tamura Sōryū 田村宗立 (1846-1918). Collectie Tokyo National Museum. In 1864 was Sōryū een jonge monnik in de Nōman-in 能満院, Kyoto (een tempel die in de zomer van dat jaar in vlammen op zou gaan door politieke gewelddadigheden). Daar werd Sōryū getraind in boeddhistische schilderingen door de in zijn tijd befaamde monnik-schilder Daigan 大願 (1798-1864), maar vanaf ca. 1860 was hij zichzelf stiekem westerse schildertechnieken gaan aanleren en niet veel later ontdekte hij fotografie als medium. Deze schildering op papier is een mooi voorbeeld van dat stadium in zijn ontwikkeling. In 1872 zou hij in Yokohama olieverftechnieken studeren bij de Britse schilder Charles Wirgman (1832-1891).

Categorieën
poëzie

koninginnenkroon

            vroege lentewind

            .

                        vandaag heel de dag weer gouden wind

            in de grote wind zilveren belletjes

vandaag heel de dag weer gouden wind

            .

                        met de koninginnenkroon op

            ga ik zitten achter het bureau

voor het brede raam

            .

                        de wind daarbuiten is gouden wind

            in de grote wind zilveren belletjes

vandaag heel de dag weer gouden wind

            .

                        dor gras klinkt droevig

            rook verliest zich in de hemel

schaduwen flirten vrolijk

            .

                        de bruinrode aarde geurt

            de waslijn richt zich naar de hemel

de helling van het pad neemt af, maar

            .

                        zo’n beetje als de kin van een groene oma

            heeft de heuvel stekelige boomtoppen

vandaag heel de dag weer gouden wind…

            .

  早春の風
            
.
  けふひとまた金の風
 大きい風には銀の鈴
けふ一日また金の風
            
.
  女王の冠さながらに
 たくの前には腰を掛け
かびろき窓にむかいます
            
.
  そと吹く風は金の風
 大きい風には銀の鈴
けふ一日また金の風
            
.
  枯草の音のかなしくて
 煙は空に身をすさび
日影たのしく身をなよ
            
.
  とびいろの土かおるれば
 物干竿は空に往き
登る坂道なごめども
            
.
  青きおみなあぎとかと
 岡に梢のとげとげし
今日一日また金の風……

Nakahara Chūya shishū, p. 152-153. Voor het eerst gepubliceerd op 13 mei 1935, in Teito daigaku shinbun 帝都大学新聞, maar Nakahara schreef dit gedicht mogelijk al in 1928. ‘Kabiroshi’ in het tweede couplet is een raar woord, dat Nakahara wel vaker gebruikte; het lijkt iets te betekenen als ‘breed’ of wijds’. Nayobu 嫋ぶ is een woord uit het klassiek Japans (‘zich soepel/verleidelijk als [van] een vrouw gedragen’). Het antieke woord omina vat ik hier op in de betekenis van ‘oude vrouw’ (嫗) en niet als simpelweg ‘vrouw’ of zelfs ‘jonge vrouw’ (wat het ook betekenen kan).

Rimbaud en Dada, het lijken misschien niet voor de hand de liggende bedgenoten (maar allicht zo’n beetje met elkaar verbonden via het surrealisme), maar voor Nakahara Chūya 中原中也 (1907-1937) waren beide belangrijke inspiratiebronnen. Een Japanse versie van Dada leidde hem op zijn zestiende naar de modernistische poëzie. Een paar jaar later ontdekte hij de gedichten van Arthur Rimbaud (1854-1891). Hij vertaalde er zo’n zestig van en flirtte met het beeld van de poète maudit. (Literatuurhistoricus Donald Keene haalt het verhaal aan dat Nakahara een maand gevangen zat omdat hij straatlantarens kapotgeslagen had. [Keene 1983 II, p. 345]

Hoe dan ook, de raadselachtige zin ‘vandaag heel de dag weer gouden wind’ (kyō hitohi mata kin no kaze けふ一日また金の風) zit m.i. dichter bij een Rimbaud dan Dada. [‘Rimbauds beschrijving van de dichterlijke taal als een synthese van “geuren, klanken, kleuren”’ […]. Arthur Rimbaud, Gedichten, vertaald door Paul Claes (Amsterdam:Athenaeum—Polak & Van Gennep, 1998), p. 29.]

.

Twee panels uit het Corto Maltese-verhaal ‘Genadeslag’ (‘L’ultimo colpo’/‘Le coup de grâce’, 1972) van Hugo Pratt, in De Ethiopiërs (Casterman, 1984), p.40.

De afbeelding is een panel uit de strip ‘Jōhatsu’ 蒸発 (‘Verdwijning’, 1968) van Tsuge Yoshiharu つげ義春. In: Tsuge Yoshiharu zenshū つげ義春全集 8 (Tokyo: Chikuma Shobō, 1994).

Categorieën
poëzie

genegenheid

            Kat

            .

’t Is warm hè, kat. Op een dak in de nazomer vind je het wel lekker, hè? Mijn futon is groot, dus kom maar bij mij slapen. Aai ik je kopje, dan strek jij je nek. Wacht eens. Heb je soms jeuk aan je keel? Nou, een mens verraadt vertrouwen uit genegenheid niet en om dat te bewijzen zal ik je daar eens krabben. Oh, je spint. Maar zeg eens, kat, voel je je niet eenzaam? Je lijkt wel aan mensen te denken, maar niet zo aan andere katten. Behalve in het paarseizoen dan.

            .

  
            
.
温かいな、猫よ。小春日の屋根の上はお前も好きなんだな。大蒲団は広いからまあ一緒に寝ろ。頭を叩いてやると首を伸ばすね。さうかい。咽のところが痒いのか。人間はな、親愛な信頼を裏切らないと云ふ証拠に、掻いてやるよ。ほう、咽を鳴らすね。しかし猫よ、寂しくはないのかね。お前は人間のことを考へて猫のことを考へないと云つた風だな。後尾期の外は。

Bungei jidai 文藝時代, december 1925. Ik heb nog geen lekkere vertaling gevonden voor shin’ai na shinrai 親愛な信頼, dus ik doe het zolang maar met ‘vertrouwen [geboren] uit genegenheid’; het klankspel gaat geheel verloren.

Een foto van Kawabata Yasunari met twee honden, thuis in Ueno Sakuragi, Tokyo; ca. 1930. In deze periode hield hij negen honden (en vijf vogeltjes) in huis.

Laten we dit een prozagedicht noemen. Het is werk van een heel jonge Kawabata Yasunari 川端康成 (1899-1972), die drieënveertig jaar later, in 1968, de Nobelprijs voor literatuur zou winnen. 22 februari is de jaarlijkse Kattendag in Japan.

De foto toont de grootmoeder van de fotograaf en haar hardhorende kat Fukumaru. Bron: Ihara Miyoko 伊原美代子, Misao to Fukumaru みさおとふくまる (Tokyo: Little More, 2011).

Categorieën
poëzie

jouw boezem als de zee

            Michiko

            .

jouw boezem als de zee

weids aanspoelend.

verre hemel, blauwe golven,

een koele bries zelfs steekt op

waait over dennentoppen

reikt tot aan witte kiezelstranden.

            .

en in jouw ogen wordt nog een hemel

aan de einder weerspiegeld

golven in lange rijen, golven op het strand,

die rapper aanrolden.

onbewust, de volle zeilen, gereefde zeilen

van scheepjes op open zee aangestaard.

            .

en dan de schoonheid van jouw voorhoofd

opgeschrikt door een geluid

gewekt uit een droom tijdens een middagdutje

zoals een os, kinderlijk

lichtjes en tegelijkertijd verfijnd

opgeheven en dan weer neergezegen

            .

nonchalant-slordig, is jouw nek als een regenboog

krachteloos, met armen als van een zuigeling

snaar en zang in samenspel, snelle wijsjes, als jij danst,

vult de zee zich met een ontroerend gouden avondzon

raken ondiepten op open zee, heel in de verte, overspoeld

in de hemel daar, zag ik hoe jij je laatste adem uitblaast

            .

  みちこ
            
.
そなたの胸は海のやう
おほらかにこそうちあぐる。
はるかなる空、あをき浪、
涼しかぜさへ吹きそひて
松の梢をわたりつつ
磯白々とつづきけり。
            
.
またなが目にはかの空の
いやはてまでもうつしゐて
並びくるなみ、なぎさなみ、
いとすみやかにうつろひぬ。
みるとしもなく、ま帆片帆
沖ゆく舟にみとれたる。
            
.
はたそのぬかのうつくしさ
ふと物音におどろきて
午睡の夢をさまされし
うしのごとも、あどけなく
かろやかにまたしとやかに
もたげられ、さてうち俯しぬ。
            
.
しどけなき、なれがうなじは虹にして
ちからなき、嬰児みどりごごときかひなして
いとうたあはせはやきふし、なれの踊れば、
海原はなみだぐましき金にして夕陽をたたへ
沖つ瀬は、いよとほく、かしこしづかにうるほへる
空になん、の息絶ゆるとわれは眺めぬ。

Nakahara Chūya shishū, p. 86-87. De romanauteur en criticus Ōoka Shōhei 大岡昇平 (1909-1988) leerde begin 1928 Nakahara Chūya en diens voormalige geliefde Hasegawa Yasuko kennen via de criticus Kobayashi Hideo; in 1974 won hij de Noma-literatuurprijs met zijn Nakahara-biografie. Ōoka heeft de ‘Michiko’ van dit gedicht geïdentificeerd als Hayama Michiko 葉山三千子 (1902-1996). Toen Nakahara haar leerde kennen, woonde deze filmactrice in hetzelfde pension als Hasegawa Yasuko, die ook filmactrice was; beide actrices werkten toen voor dezelfde Shōchiku-filmstudio in Kamata, in het zuiden van Tokyo. Michiko was de acteursnaam van Waji Seiko 和嶋せい子, de schoonzus van romanauteur Tanizaki Jun’ichirō 谷崎潤一郎 (1886-1965). Tanizaki, diens vrouw Chiyo 千代 en haar jongere zusje Seiko (Michiko, dus) waren in een complexe driehoeksverhouding verwikkeld. Tanizaki schreef onder meer voor Michiko een rol in zijn scenario voor de legendarische (want verloren gegane) film Amateurclub (Amachua kurabu アマチュア倶楽部, 1920) en gebruikte haar, neemt men aan, als model voor het personage Naomi in zijn roman Chijin no ai 痴人の愛 (Een dwaas verliefd, 1924), een Pygmalion-verhaal over een jonge dandy die zich verliest in een serveerster die erg op Hollywood-actrice Mary Pickford lijkt. Deze vroege roman van Tanizaki is in december jl. eindelijk in Nederlandse vertaling verschenen: Junichirō Tanizaki, Een dwaas verliefd, vert. Jacques Westerhoven (Atlas Contact, 2024). Kopen en lezen, alstublieft.

Hayama Michiko 葉山三千子 (1902-1996) in Amateurclub (Amachua kurabu アマチュア倶楽部, 1920), scenario Tanizaki Jun’ichirō.

Afgelopen donderdag was ik op het International Film Festival Rotterdam (IFFR) voor de wereldpremière van de film Yasuko, Songs of Days Past (Yukite kaeranu ゆきてかへらぬ, 2025), die later deze maand in Japanse bioscopen te zien zal zijn. Regisseur Negishi Kichitarō 根岸吉太郎 (1950) leverde na zestien jaar weer een film af, dit keer over een beruchte (of beroemde) literair-artistieke driehoeksrelatie in de jaren ’20 van de vorige eeuw.

De film richt zich in de eerste plaats op filmactrice Hasegawa Yasuko 長谷川泰子 (1904-1993), gespeeld door Hirose Suzu 広瀬すず (1998), die eerst een relatie krijgt met de modernistische dichter Nakahara Chūya 中原中也 (1907-1937), gespeeld door Kido Taisei 木戸大聖 (1996), om vervolgens in te trekken bij de literair criticus Kobayashi Hideo 小林秀雄 (1902-1983), gespeeld door Okada Masaki 岡田将生 (1989).

Ik ga ervan uit dat de film losjes gebaseerd is op Hasegawa’s memoires, met dezelfde Japanse titel (die vertaald kan worden als ‘Vertrokken zonder om te kijken’). De Engelse vertaling lijkt geïnspireerd door de titel van Nakahara Chūya’s tweede, postuum gepubliceerde dichtbundel Zangen van voorbije dagen (Arishi hi no uta 在りし日の歌, 1938).

Ik beken dat ik de film vooral waardeerde vanwege de hoge productiewaarde ervan en gebiologeerd was door de haarscherpe opnamen van prachtige Art Deco-stofontwerpen en minder door de uiteindelijk wat tweedimensionale portrettering van psychologische dynamiek in de driehoeksrelatie. Films over beroemde kunstenaars blijven toch waar ook ter wereld een moeilijk genre: een gevoelde of opgedrongen noodzaak ‘historisch’ te zijn wringt al snel met een creatieve drijvende kracht voor het vertelde verhaal. Ik zie liever films die de vrijheid nemen die geschiedenis om te buigen naar een nadrukkelijk eigen versie ervan. Laat schoolfrikken als ikzelf dan maar achteraf voetnoten plaatsen.

Nakahara en Kobayashi zijn beroemde namen in Japan. Nakahara is vermoedelijk de bekendste modernistische dichter die je in Japanse schoolboekjes tegenkomen kan, de ‘Rimbaud van Japan’ (een benaming die mede is ingegeven door Nakahara’s in 1934 gepubliceerde vertalingen van Rimbauds poëzie). Kobayashi is hét voorbeeld van een goed geïnformeerde, bij hedendaagse cultuur betrokken essayist. Beiden golden in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw als jonge honden die Japanse literatuur met geweld het modernistisch tijdperk in wilden trekken.

Vlnr: Nakahara Chūya (in 1925), Hasegawa Yasuko (in ca. 1929), Kobayashi Hideo (in 1931).

Hasegawa Yasuko was, zeker voor haar tijd, een vrijgevochten jonge vrouw die al op jonge leeftijd een carrière als actrice ambieerde. Met dat doel kwam zij in 1923 als negentienjarige aan in Kyoto, waar veel filmstudio’s opereerden — met name voor historisch drama. Daar liep zij de drie jaar jongere Nakahara tegen het lijf. Nakahara gold als wonderkind in zijn thuisstad Yamaguchi in het westerste puntje van Japans hoofdeiland Honshū, maar mislukte er op school, zodat zijn ouders hem naar Kyoto hadden gestuurd om aan de Ritsumeikan-school klaargestoomd te worden voor een diploma dat een mooie toekomst beloven zou. In Kyoto liep Nakahara nog verder van de rails van zijn ouderlijk parcours. Al heel jong had hij zijn zinnen gezet op de poëzie. In maart 1925 vertokken Nakahara en Hasegawa naar Tokyo, met als schijnbare aanleiding dat Nakahara aan de Waseda-universiteit wilden gaan studeren (zijn ouders geloofden blijkbaar alles). Daar gingen zij intensief om met de iets oudere Kobayashi. In november van datzelfde jaar verliet Hasegawa Yasuko Nakahara en trok in bij Kobayashi. Die stap lijkt alleen een verschuiving geweest te zijn in de dynamiek, geen wezenlijke verandering van de al bestaande driehoeksverhouding; die situatie zou nog jaren voortduren.

Tegen Hasegawa definieerde Kobayashi die dynamiek op een manier die hem uitkwam: ‘Jij hebt een intellectuele connectie met Nakahara; met mij heb je een gevoelsconnectie.’ (あなたは中原とは思想が合い、ぼくとは気が合うのだ. Hasegawa Yasuko, Yukite kaeranu; geciteerd in Sasaki 1994, p. 133.)

In 1928 kreeg Hasegawa Yasuko de kans actrice te worden bij de Shōchiku-studio. Op aandringen van Kobayashi’s moeder veranderde zij haar naam in Sakiko. Onder die naam [Kobayashi Sakiko] publiceerde zij in 1929 drie gedichten in het kortlevende tijdschrift Idiotentroep (Hakuchigun 白痴群, 1929-1930, zes nummers), en later een prozagedicht met als intrigerende titel ‘Herfstgroentensoep’ (‘Aki no yasai-sūpu’ 秋の野菜スープ).

Het summum van moderniteit: rolschaatsen in 1923 langs eeuwenoude tempels in Kyoto. Hirose Suzu (l) als Hasegawa Yasuko en Kido Taisei (r) als Nakahara Chūya in de film Yasuko, Songs of Days Past (Yukite kaeranu ゆきてかへらぬ, 2025).

Het hier vertaalde gedicht ‘Michiko’ gaat over een substituut voor Hasegawa Yasuko, zou je kunnen zeggen: ook een actrice in een driehoeksrelatie en ook vooral bekend door de ogen van mannen en hier geschetst door misschien Japans ultieme dichter van de moderne tijd.

Ik gebruikte:

  • Nakahara Chūya shishū 中原中也詩集 [Verzamelde gedichten van Nakahara Chūya], red. Ōoka Shōhei 大岡昇平 (Tokyo: Iwanami Shoten, 1981, 199634).
  • the poems of Nakahara Chūya, vert. Paul Mackintosh en Maki Sugiyama (Leominster, Herefordshire: Gracewing, 1993).
  • Raechel Dumas, ‘The Aesthetics of Transcendence: Nakahara Chūya and the Poetics of Japanese Modernity’, South Atlantic Review 76: 4 (2011), p. 155-169.
  • Sasaki Mikirō 佐々木幹郎Nakahara Chūya 中原中也 (Tokyo: Chikuma Shobō, 1988; pocketeditie 1994).
Links: Hasegawa Yasuko, ongedateerd (vermoedelijk ca. 1929). Rechts: het derde nummer van Idiotentroep (Hakuchigun 白痴群), 1929, met daarin drie gedichten van Hasegawa onder de naam Kobayashi Sakiko 小林佐規子.

De afbeelding toont een screenshot van de officiële website voor de film Yasuko, Songs of Days Past (Yukite kaeranu ゆきてかへらぬ, 2025), die later deze maand in Japanse bioscopen te zien zal zijn.

Categorieën
poëzie

dolfijns

            dolfijnen

                                    Kawasaki Hiroshi [1930-2004]

            .

dolfijnen

leefden ooit op land

maar zo’n vijftig miljoen jaar geleden

zijn deze organismen teruggekeerd naar de zee, heb ik gehoord

ze hebben vijfenzeventig basisklanken voor conversatie

wat meer is dan het aiueo van het Japans

ze horen tot driehonderd kHz

mensen tot ongeveer zestien of zeventien

hun fenomenale intelligentie is van een andere orde dan die van chimpansees

fenomenaal

is een menselijke uitdrukking van meetbaarheid

maar in zee

zwemmen zij alleen maar rond met open mond

en krijgen zo hun eten binnen

daarom is voor hen

de moeite die een mens moet doen voor kleding, voedsel en onderdak

een worsteling die ver van hen afstaat

in hun leven

als dolfijnen op het land waren gebleven

en moeite hadden gedaan voor kleding, voedsel en onderdak

dan waren mensen

vast nooit zo dominant geworden

kun je stellen

nu zitten zij in zee

te dollen en maken ze plezier

en doen verder niks

alleen dat verhaal al kent daarmee

een gelukkig einde

            .

  イルカ
         川崎洋
            
.
イルカは
もと陸上に住んでいたが
五千万年ほど前に
海へ還っていった生物だと聞いた
会話音の基本型は七十五
日本語のアイウエオより多い
上は三百キロヘルツくらいの音を出す
ひとは十六か十七くらい
チンパンジーより段違いに秀れた頭脳を持つ
秀れた
というのはヒト側に立った計測の表現だが
海のなかでは
口をあけて泳いでいるだけで
エサが入ってくる
だから彼らは
ヒトが衣食住に苦労し努力するような
そんなあがきとは無関係に暮らしてきた
もしイルカが陸上にとどまり
衣食住に努力していたら
ヒトは
これほどには栄えなかっただろう
という
いま彼らは海で
ふざけたり遊んだり
そのほかにすることがない
ただそれだけの話
めでたしめでたし

In: Ishigaki Rin 石垣りん, Shi ni naka no fūkei 詩の中の風景 (1992; pocketeditie: Chūō Kōronsha, 2024), p. 80-82.

            dolfijns

                                    Yoshihara Sachiko [1932-2002]

            .

            een zomer, ooit. ik zat aan de oever van de Iowa in het midden van de Verenigde Staten. het gras, en ook de kleine sprinkhanen daarin, en de vlinders, en de rondrennende wangzakeekhoorns waren precies dezelfde als die ik in Japan zag. ook de kleur van de ondergaande zon, en de lach van langslopende mensen, hun glimlach. waarom verschillen alleen de talen van mensen op deze wereld van elkaar, vreemd was dat. ach, was er maar een taal als het werelds.

            als Japanse vlinders hier werden losgelaten, hoe zouden ze andere insecten dan begroeten? of nee, als dolfijnen, die een taal schijnen te hebben, elkaar zouden spreken? — die avond vroeg ik dat in het ‘internationaals’ dat het Engels nu is aan een oude dichter, professor E.

            ‘als een Amerikaanse dolfijn en een Japanse dolfijn elkaar in de Stille Oceaan zouden tegenkomen, welke taal zouden ze dan met elkaar spreken?’

            hij antwoordde: ‘daarover bestaat geen twijfel. de Amerikaanse dolfijn zou met een Amerikaans accent en de Japanse dolfijn met een Japans accent dolfijns spreken.’

            .

  イルカ語
         吉原幸子
            
.
 ある夏。初めて訪れたアメリカ中部、アイオワ河のほとりに、私は腰をおろしていた。草むらの草も、その中にいる小さなバッタも、シジミ蝶も、走り回る縞リスも、日本で見たのとそっくりだ。沈んでゆく夕日の色も、通りかかる人々の笑い声も、笑顔も。どうして人間のコトバだけが違うのか、ふしぎだった。ああ、 “地球語” があればなあ。
 日本のバッタをここに放したら、虫どうしはどんな挨拶をかわすのだろう。いや、例えば言語をもつといわれるイルカどうしだったら?――その晩、とりあえず今の“国際語”である英語で、老詩人E教授にきく。
「アメリカのイルカと日本のイルカが太平洋で出会ったら、何語で話すんでしょうね?」
 彼は答えた。「きまってるさ。アメリカのイルカはアメリカ訛り、日本のイルカは日本訛りの、イルカ語でしゃべるんだよ」。

In: Yoshihara Sachiko zenshi 3 (Mikanshi hen) 吉原幸子全詩 III (未刊詩篇) [Verzamelde gedichten van Yoshihara Sachiko: Onuitgegeven gedichten] (Tokyo: Shichōsha, 2012). Dit prozagedicht is voor het eerst te lezen geweest op posters in het ondergrondse ‘Waterplein’ (Shinjuku Sentāru Chika Ikkai Mizu no Hiroba 新宿センタービル地下一階・水の広場), net ten westen van Station Shinjuku, Tokyo, augustus-oktober 1981. Yoshihara had vanaf augustus 1978 een half jaar doorgebracht aan de University of Iowa als gastschrijver in het International Writing Program daar.

Oud werk van eigen hand.

De afbeelding toont een dolfijn, door Kawahara Keiga 川原慶賀 (1786-1860). Collectie Naturalis, Leiden.

Categorieën
poëzie

die nacht in Amsterdam

            late herfst

            .

een S-vormige tweezitsbank,

een nare bank die de ruggen naar elkaar dwingt,

als ik met jou daarop zitten zou,

werd het zo prettige Nederland

in één enkele nacht een nare plek,

en de herinnering daaraan ónaangenaam

garçon, heeft u geen betere kamer?

            (een nacht in Amsterdam)

            .

  晩秋
            
.
            x
エスがたの二人ふたり椅子いす
なかあはせのいやな椅子いす
これにあなたとけたなら、
このつた和蘭陀オランダ
だの一夜ひとよいやになろ、
その思出おもひでもうとましい。
ギヤルソン、ほかにいいいの。
    (アムステルダムの一夜)

Tekkan Akiko zenshū, bekkan 1, p. 307. Voor het eerst gepubliceerd in het dagblad Yomiuri shinbun 読売新聞 van 16 november 1914.

            de ondergaande zon in Nederland

            .

de herfstzon

(de voor een reiziger zo snel vertrouwde

herfstzon)

in lichtpaars benevelde straten

waar ze tussen hoge huizen neerdaalt,

dieprood als de besjes van de Japanse lelie.

boven de daken aan de overkant

de masten van de schepen in de haven

die elk een paal van gekleurd glas vormen

en golven honderdduizend kleuren mengen

verblindend, als een schilderij van Monet.

als je nog eens goed kijkt, bestaat het midden van die golven

uit vanaf talloze mastpunten wapperende

smalle indigokleurige wimpels.

lieveling, kom eens kijken bij het raam,

die brief kan wel tot later wachten,

ach! boven de Nederlandse zee

die prachtige ondergaande zon.

wat zijn we gelukkig nog jong

dat we zo in een Amsterdams hôtel

vanuit een raam op de vijfde verdieping samen

kunnen kijken naar deze fraaie ondergaande zon

morgen vertrekken we hier alweer,

zullen we deze zee nog eens terugzien?

hé, in de straat onder het raam,

een in scharlaken jasjes op zwart gestoken

klas jongens in een rij,

wat voor een schattige,

ouderwetse, prachtige

scholierenuniformpjes.

            .

  和蘭陀オランダらくじつ
            
.
あきが、
たびびとにつまされやすい
あきが、)
薄紫うすむらさきけむつたまち
たかいへいへとのあひだちて
万年青おもとのやうに真紅しんくに。
はんたいがはうへには
みなとふねばしらが
どれも色硝子いろがらすぼうてゝ
なみは百千のいろうちぜて
ぎらぎらと、モネののやう。
よくると、そのなみなかばは、
すう帆檣ほばしらさきからひるがへ
ほそなが藍色あゐいろはただ。
あなた、まどらんなさい、
がみくのはあとにしませう、
まあ、この和蘭陀オランダうみ
うつくしいいり
わたしたちは、まださいはひにわかくて、
かうして、アムステルダムの旅館ホテル
かいまどかほならべて、
このいりながめてるのですわねえ。
もう明日あす此処ここちます、
またこのうみられるでせうか。
あれ、まどしたとほりに、
猩々緋しやう/″\ひうはくろうへ
いつたいをとこぎやうれつ
なんふ、かは愛いゝ、
ふうな、うつくしい
せうがくせいふくなんでせう。

Tekkan Akiko zenshū, bekkan 1, p. 388. Voor het eerst verschenen in Yokohama bōeki shinpō 横浜貿易新報 (‘Yokohama handelsblad’) van 7 november 1920. Herdrukt onder de titel ‘Herfst in Nederland’ (Oranda no aki 和蘭陀の秋), met enkele extra en variante regels, in Yosano Tekkan’s en Akiko’s eigen tijdschrift Myōjō 明星 (‘Ochtendster’) van 1 april 1922. De Japanse lelie (Rohdea japonica, Jp. omoto 万年青) is een wintergroene plant met vuurrode besjes. De zwart-rode uniformen waarnaar Akiko verwijst zijn hoogstwaarschijnlijk de uniformen van het Amsterdamse Burgerweeshuis (dank aan Jacques Scholten). ‘De wekelijkse optocht van wezen, duidelijk herkenbaar aan de uniformen, was een bezienswaardigheid voor de overige inwoners van Amsterdam.’ — aldus Ilja Mostert op zijn website Amsterdams Verleden.

De foto toont een detail van een groep Amsterdamse weeskinderen in 1906. Collectie Stadsarchief Amsterdam.

            diezelfde periode

            .

zwart en groot is de kraan

die ons raam op de vierde verdieping blokkeert,

daaronder vele huizenblokken verder

de lichtjes van schepen op zee

als gele chrysanten op een rij.

aan de andere kant van de douane

golven die aanrollen bij de pier en opspoelend

met tussenpozen klinken in hun witheid.

vanuit het raam van een café ergens,

een lied van zeelui begeleid door een gitaar

dat zich vermengt met een avondlijke herfstbries,

langs het wandelpad langs de werf

blijft in de stammen van een bosje

vaagjes de weerspiegeling achter van de zee.

al te koud is van ver aangekomen

die ene nacht in Amsterdam.

            .

  同じ時
            
.
黒く大いなる起重機
我が五階の前に立ちふさがり、
その下にすうちやう離れて
沖に掛かれる汽船の
ぎくの花を並ぶ。
税関の彼方かなた
桟橋に寄るなみのたぶたぶと
をりをりに鳴りて白し。
いづこの酒場の窓よりぞ、
ギタルに合はするふなびとうた
秋のかぜまじり、
波止場に沿ふ散歩道は
おちしたるだちの幹に
海の反射淡く残りぬ。
うら寒し、はるばるつる
アムステルダムのいち

Ongedateerd. Akiko shihen zenshū 晶子詩篇全集 [‘Akiko’s verzamelde vrije verzen’] (Jitsugyō no Nihonsha 実業之日本社, 1929), gereproduceerd in Aozora Bunko 青空文庫. Ik kan dit gedicht niet terugvinden in Tekkan Akiko zenshū.

Yosano Akiko en haar echtgenoot Tekkan. Bron: Wikipedia.

Yosano Akiko 与謝野晶子 (1878-1942) kwam in 1901 met een paukenslag de literaire wereld binnen met haar debuut, de tanka-bundel Midaregami みだれ髪 (‘Verwarde haren’). Die titel roept erotische associaties op, en is tekenend voor de volstrekte ongeremdheid waarmee Yosano ruimte opeiste om haar hoogstpersoonlijke ervaringen als individu en als vrouw te uiten in de klassieke tanka-vorm. Een zinnelijke feminist, zou je kunnen zeggen, die uitgroeide tot een belangrijke stem in de moderne poëzie.

Akiko publiceerde al tanka toen zij in 1900 werd uitgenodigd door de dichter Yosano Tekkan 与謝野鉄幹 (var. Hiroshi , 1873-1935) om gedichten in te sturen naar het door hem net opgerichte poëzietijdschrift Myōjō 明星 (‘Ochtendster’). Tekkan presenteerde zichzelf vrij luidruchtig als een vernieuwer van Japanse poëzie, met name van traditionele vormen als de tanka. Datzelfde jaar ontmoetten zij elkaar en dat was het begin van een intense relatie, die eerst platonisch was maar na Tekkan’s scheiding van zijn eerste vrouw leidde tot een huwelijk.

In 1912 bezocht het echtpaar Yosano Europa. Hun Europese verblijf duurde vier maanden, vanaf aankomst in Parijs met de Siberië-expres op 19 mei tot vertrek vanuit Marseille op 22 september. Ze verbleven vooral in Frankrijk, met Parijs als uitvalsbasis, maar reisden ook naar Engeland (Londen, met name) en Duitsland (München) en stopten even in Brussel en Wenen. De Yosano’s waren ook twee dagen in Nederland. Tijdens hun reis schreven beiden aan de lopende band reisimpressies die zij publiceerden in Japanse dagbladen en tijdschriften. Ongetwijfeld was dat ook een manier om hun reis te financieren. Als iemand die haar geld verdiende als artistiek auteur én broodschrijver schreef Akiko gedurende haar leven sowieso een gigantische hoop teksten, waaronder romans, essays, en meerdere vertalingen van het elfde-eeuwse epos Het verhaal van Genji.

De meeste gedichten die Akiko gedurende die reis schreef nam zij op in Van de zomer tot de herfst (Natsu yori aki e 夏より秋へ, 1914). Deze dichtbundel bevat 767 tanka en 102 gedichten in vrij vers (shi ) en onderstreept daarmee dat, al is Akiko in de eerste plaats echt heel beroemd als tanka-dichter, het vrije vers voor haar ook een vanzelfsprekend medium was: behalve duizenden tanka hebben we van Akiko ook een enorme hoeveelheid vrije verzen.

Deze drie gedichten zijn daarvan een voorbeeld. Ze zijn van een later datum dan de bundel Van de zomer tot de herfst, en zijn bij mijn weten pas gebundeld voor uitgaven van verzameld werk. Ze zijn, denk ik, vrij representatief voor hoe Akiko de vorm van vrij vers inzette: een parlando-aandoende stijl die niet echt naar een punt toewerkt, maar nadrukkelijk impressionistisch opereert.

Het gaat hier dus om herinneringen, wat verklaren kan waarom er beelden opgeroepen worden waarvan je je afvraagt hoe die realistisch kunnen zijn. Niemand zal bijvoorbeeld, ook niet in 1912, vanuit een Amsterdamse hotelkamer de zee, of zelfs de Zuiderzee, kunnen zien, maar misschien gaat het om het IJ? Het zijn natuurlijk de vragen van een boekhouder, maar deels ingegeven door de lulligheid (pardon: trivialiteit) van de reisaantekeningen van Tekkan en Akiko.

Op 16 september 1912 kwam het echtpaar aan in Amsterdam. Zij zouden twee dagen in Nederland doorbrengen; de avond van de 18e vertrokken zij vanuit Den Haag naar Parijs. Drie dagen later voer Akiko vanuit Marseille alleen terug naar Japan. Tekkan bleef nog wat langer in Europa. Hun tweedaags verblijf in Nederland heeft nauwelijks sporen nagelaten bij het echtpaar, in de zin dat beiden er geen poëzie produceerden en we er slechts twee reisnotities van hebben, die nooit in een krant of tijdschrift zijn gepubliceerd.

De gepubliceerde en ongepubliceerde impressies die Tekkan en Akiko schreven bundelden zij in hun reisverslag Vanuit Parijs (Parii yori 巴里より, 1914). Tekkan’s aantekening ‘Twee dagen in Nederland’ (‘Oranda no futsuka’ ランふつ) lijkt overgeschreven te zijn uit een reisgids (ze bezochten het Mauritshuis), op de slotzin na:

Ik had in dit land wel ergens een week op het platteland willen blijven, maar Akiko, die zich verschrikkelijke zorgen maakte over de kinderen die in Tokyo waren achtergebleven, zei dat ze alvast naar huis terug wilde met de Hirano-maru die de 21e van deze maand vanuit Marseille vertrekt, dus kwamen we direct terug naar Parijs met de trein die midden in de nacht vanuit Den Haag vertrok. (18 september)

僕はこの国の田舎ゐなかはひつて一週間もとゞまりたいと思つたが、東京に残して来た子供等をひどく気にする晶子が此月の二十一日にマルセエユを出るひらまるで急に先に帰りたいと云ふので、海牙ハアグなかに発する汽車に乗つて巴里パリイへ直行して帰つて来た。(九月十八日)

Parii yori. Tekkan Akiko zenshū 10, p. 192.

In die zin is het contrast met Akiko’s aantekeningen opvallend. Waar Tekkan nogal eens feitelijkheden over Europa oplepelt, lijkt Akiko sneller bereid om een lezer als familielid of intieme vriend te behandelen met wie je ook trivialiteiten delen kan. Haar voorkeur voor het reproduceren van conversaties sluit daar perfect bij aan. In een ongepubliceerd stukje gedateerd op 16 september 1912, ‘De avond dat we in Nederland aankwamen’ (‘Oranda e tsuita yo’ ランへ着いた), beschrijft Akiko hoe het echtpaar per trein de Nederlandse hoofdstad nadert:

Monsieur, is dit al Amsterdam?’

vroeg mijn man, waarop de ander antwoordde:

Ouioui.’

Toen ik dat hoorde, kwam ik wankelend overeind.

‘We zijn in Amsterdam!’

‘Jaja.’

‘Is het niet prachtig? Kijk dan toch!’

「ムツシユウ、もうがアムステルダムですか。」
 と良人をつとの云つたのに対して、
「ウイ、ウイ。」
 と相手の答へたのがわたしの耳にはひると、わたしはふらふらとして立つた。
「アムステルダムだよ。」
「さう。」
「綺麗ぢやないか、見て覧。」

Parii yoriTekkan Akiko zenshū 10, p. 188.

Zo krijgt het einde van Akiko’s Amsterdamse notitie bijna een zweem van Hollandse gezelligheid:

Het dienstmeisje kwam binnen.

‘Zullen we om café vragen?’

Toen mijn man dat besteld had, verdween de vrouw weer.

‘Zal ik misschien ook om wijn vragen?’

‘Zolang we door het buitenland rondreizen is wijn nogal een luxe, hè, maar als we in Parijs terug zijn kan je zoveel wijn van me krijgen als je wil.’

‘Get, wat naar; als je me zoiets zegt lijkt het net alsof ik een drinkebroer ben. Het was alleen maar omdat ik het idee heb dat ik aan cerebrale anemie kan lijden.’

‘Vooruit, vraag het dan maar.’

‘Als de café sterk is, zal dat ook wel werken.’

‘En ik heb gebak besteld.’

‘O, wat heerlijk!’

Ik zette mijn hoed af, en begon mijn kleren een voor een af te pellen. Toen ik weer tot mezelf gekomen was haastte ik me naar het raam en riep uit:

‘Hé, daar is de brug die Kobayashi Mango geschilderd heeft!’

(16 september)

部屋づきの女も来た。
あつたかい珈琲キヤツフエでも貰はうね。」
 と云つて、良人をつとが命じると女は出て行つた。
「わたしはどう酒でももらはうかしら。」
「外国を歩いて居る間は葡萄酒は実際ぜいたくなんだからね、巴里パリイへ帰つたらいくらでも飲ませてあげるよ。」
「厭なこと、そんなことを云はれるとさけのみのやうよ。たゞね、脳貧血がおこるやうな気がしたからさう思つたのですよ。」
「ぢやあお貰ひよ。」
珈琲キヤツフエでもければいいでせうよ。」
「菓子も頼んだから。」
「さう、うれしいわ。」
 私は帽子を取つたり、着て居たものを上から一つ一ついだりした。身軽になつて窓のところへ走り寄つたわたしは、
「あら、小林こばやしまんさんのおきになつた橋がある。」
 と大きい声を出した。(九月十六日)

Parii yoriTekkan Akiko zenshū 10, p. 190-191. Kobayasahi Mango 小林萬吾 (1870-1947) was een schilder in westerse stijl die met een studiebeurs van de Japanse overheid in Europa verbleef in de periode 1911-1914 en die de Yosano’s naar Londen had vergezeld. Ik vertaalde met opzet kyaffe, en hoteru in het gedicht ‘De ondergaande zon in Nederland’, met hun Franse equivalenten, omdat Tekkan en Akiko Europa zo overduidelijk ervoeren via de Franse taal.

De afbeelding toont een detail van het schilderij Atelier (Atorie アトリエ) uit 1912 van Kobayasahi Mango. Collectie Kagawa Prefectural Museum 香川県立ミュージアム.

Nederland was dus een maar kort oplichtend vlekje op de radar en zeker geen hoogtepunt van de Europese reis van de beroemde Japanse dichter Yosano Akiko. Dat herinneringen blijven vervormen tot ze geschikter functie krijgen in het eigen verhaal wordt allicht geïllustreerd door de enige tanka die Akiko bij mijn weten aan haar verblijf in Amsterdam wijdde, en dan nog alleen indirect. In 1931, dus bijna twee decennia later, dichtte zij:

onze auto

parkeren we in de regen

            bij Nanao op Noto

en even moet ik denken

            aan dat verre Amsterdam

waga kuruma / noto no nanao no / ame ni tate / shibaraku omou / amusuterudamu

わが車能登の七尾の雨に立てしばらく思ふアムステルダム

Op 5 januari 1931 bezocht Yosano het plaatsje Nanao, op het Noto-schiereiland aan de Japanse Zee. Opgenomen in de bundel Shinrin no ka 深林の香 (‘De geur van een diep bos’, 1933).

Ik gebruikte:

  • Tekkan Akiko zenshū 鉄幹晶子全集 [De verzamelde werken van Tekkan en Akiko], bekkan 別巻 [appendix] 1 (Shūihen: shi 拾遺篇——詩 [Verspreide geschriften: vrij vers]), red. Itsumi Kumi 逸見久美 e.a. (Tokyo: Bensei Shuppan, 2013).
  • Tekkan Akiko zenshū 鉄幹晶子全集 10 (Parii yori 巴里より, Yattsu no yoru 八つの夜 [ ‘Vanuit Parijs’, ‘Acht nachten’]), red. Itsumi Kumi 逸見久美 e.a. (Tokyo: Bensei Shuppan, 2003).
  • Fukunaga Katsuya 福永勝也, ‘Yosano Akiko, Hiroshi fusai no Pari, yōroppa shōyō to “Natsu yori aki e”’ 与謝野晶子,寛夫妻のパリ,ヨーロッパしようようと『夏より秋へ』 [‘Het Parijs en de Europese omzwervingen van het echtpaar Yosano Akiko en Tekkan en Van de zomer tot de herfst’], Ningen bunka kenkyū 人間文化研究 36 (2016), p. 97-148.

Bij mijn weten zijn dit de allereerste vertalingen ooit van deze Hollandse gedichten van Yosano Akiko.

De afbeelding toont Het Damrak te Amsterdam (1903) van George Hendrik Breitner (1857-1923). Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Categorieën
poëzie

het gewicht van jouw onschuld

            afstand

            .

ik vreesde je

jouw onschuld

            .

was ik een gewicht

dan zou met elke verwijdering

de weegschaal verder doorslaan

om jouw zwaarte

in balans te brengen met mijn zwaarte

is hoeveel centimeter    aan verstikkende afstand nog mogelijk?

            .

maar

als ik op de schaal     mijn hart neerleg

dan moet mijn lichaam

aan het uiteinde van de evenaar gehangen worden

            .

            (in de kamer hiernaast

            is een kaars aangestoken

            er ligt een deken     die me opgeborgen heeft)

            .

terwijl je me verbrandt     ontvrouw je mij

tot een kopvol     zachte vloeistof

bid ik

            .

dat moment waarop de balans     verstoord raakte

dat moment waarop een wereld     die zo     trillend tot stilstand gekomen is

op het punt staat met een knal open te barsten

dat wil ik zo graag     aan me voorbij laten gaan

            .

als mijn waanzin     zo zwaar weegt

voor jouw

onschuld

            .

  距離
            
.
わたしはあなたを恐れた
あなたの無垢を
            
.
もしわたし ひとつの錘りであるなら
はなれればはなれるほど
秤りは かしぐだらう
あなたの重みに
わたしの重みがつり合ふためには
何センチメートルの 息ぐるしい距離がゆるされるの
            
.
けれどもし
皿の上に こころをのせてしまったのなら
肉体は
竿の とほい先端まで行かねばならない
 (隣りの部屋には
  青い蠟燭がともってゐる
  わたしをしまひこむ 一枚の毛布がある)
            
.
わたしを 燃やしながら去勢してくれる
コッブ一杯の やさしい液体に
わたしは祈る
            
.
均衝の 破れる瞬間
こんなに ふるへながら静止する 世界の
音たててはじけとばうとする瞬間 を
どうか やりすごしてほしい
            
.
わたしの狂気ほどにも 重い
あなたの
無垢のために

Uit de bundel Hirugao 昼顔 (‘Middagwinde’, 1973). De hirugao (Calystegia japonica, let. ‘middaggezicht’) is een zogenaamde dubbelkelkwinde, maar past in het rijtje van asagao (‘ochtendwinde’, let. ‘ochtendgezicht’) en yūgao (‘avondwinde’, let. ‘avondgezicht’), bloemen (windes) die nadrukkelijk met een dagdeel worden geassocieerd. Yoshihara speelt hier volgens mij met het beeld van een weegschaal van het unster-type: om gewicht en het gewogene in balans te brengen, moet het gewicht zo ver mogelijk weg op de arm van de weegschaal gezet worden (bij lichte dingen althans). Mijn wat onhandige oplossing ‘ontvrouwen’ is een poging een vrouwelijk equivalent te vinden voor het in het Japans in principe genderneutrale ‘castreren’ (kyosei-suru 去勢する). Daarbij valt op dat de dichter dat positief lijkt te ervaren (vanwege de –te kureru-constructie: ‘een ander doet iets voor mij’).

Een Chinese weegschaal van het unster-type, 19e eeuw.

Een gedicht van Yoshihara Sachiko 吉原幸子 (1932-2002).

De foto is een portret van Yoshihara Sachiko.

Categorieën
poëzie

moko-moko

            Leugen

            .

ik zal zeker wel eens liegen 

al zegt mamma dat je niet liegen moet

mamma heeft wel eens gelogen

dus weet ze dat liegen pijn doet

en daarom zegt ze dat

            .

zelfs wanneer ik lieg

is het gevoel waarmee ik lieg wel waar

er is een waarheid die je alleen door liegen zeggen kan

als honden konden praten

zouden ze dan niet ook liegen?

            .

als ik zou liegen en die leugen uit zou komen

zou ik me niet verontschuldigen

ik vertel geen leugens waarvoor je zou kunnen verontschuldigen

al zou niemand het weten zelf wist ik het wel

dus blijf ik leven met leugens

            .

tot ik niet meer liegen kan

streef ik voortdurend naar waarheid maar

zal telkens weer blijven liegen

            .

   うそ
            
.
ぼくはきっとうそをつくだろう
おかあさんはうそをつくなというけど
おかあさんもうそをついたことがあって
うそはくるしいとしっているから
そういうんだとおもう
            
.
いっていることはうそでも
うそをつくきもちはほんとうなんだ
うそでしかいえないほんとのことがある
いぬだってもしくちがきけたら
うそをつくんじゃないかしら
            
.
うそをついてもうそがばれても
ぼくはあやまらない
あやまってすむようなうそはつかない
誰もしらなくてもじぶんはしっているから
ぼくはうそといっしょにいきていく
            
.
どうしてもうそがつけなくなるまで
いつもほんとにあこがれながら
ぼくはなんどもなんどもうそをつくだろう

Uit de bundel Hadaka はだか (‘Naakt’, 1988) van Tanikawa Shuntarō.

Een wat willekeurig selectie van bundels met Tanikawa’s poëzie.

Soms kom je even in direct contact met iets heel bijzonders. Een iemand, in dit geval. Ruwweg een kwarteeuw geleden had ik de kans om de dichter Tanikawa Shuntarō 谷川俊太郎 (1931-2024) te ontmoeten, van wie ik een aantal gedichten vertaald had voor een bijzondere editie van Poetry International. De vertalingen verschenen ook in De Gids (163: 10, oktober 2000).

Dichters bestaan in alle soorten en maten, maar Tanikawa was zelf poëzie. Hij bubbelde —dat is toch het beste woord— poëzie. Hij leek volledig samen te vallen met zijn dichterschap en alles dat hij aanraakte werd een gedicht. Daaraan heeft hij zijn hele leven vooral plezier beleefd, heb je het idee, maar het was ook onontkoombaar: hij stond altijd aan. Intelligent en benaderbaar combineerde hij een enorme culturele kennis met de suggestie van onbevangenheid. 

Zijn poëzieproductie is fenomenaal: meer dan honderd dichtbundels, en daarnaast vertalingen van de strip Peanuts en een enorme reeks (de teller staat op 117, volgens Wikipedia) prentenboeken en andere kinderboeken die generaties van Japanse peuters hebben gevormd.

Afgelopen week werd bekend gemaakt dat Tanikawa overleden is. 92 jaar oud werd hij en een mens moet eens dood, natuurlijk, maar toch: van Tanikawa had ik stiekem het gevoel dat hij wel eens het eeuwige leven kon hebben. Hij was nog steeds energiek, nog steeds sprankelde hij, nog steeds bekeek hij de wereld met ogen die alleen de zijne konden zijn. 

Nog in oktober vorig jaar publiceerde Tanikawa een bloemlezing van werk van de dichter Nagase Kiyoko, met een voorwoord dat grotendeels bestaat uit een eigen gedicht. De (bijna) laatste woorden ervan:

de dagelijkse vaat

laat zich door eeuwig water afspoelen

het klein geluk van vandaag

wordt een metafoor voor morgen

日々の汚れた皿
永遠の水にすすがれている
今日のささやかな喜びが
明日への比喩となる
Portret en opdracht van Tanikawa Shuntarō in gesigneerde bundel, bij de Japan-editie Poetry International, Rotterdam, 7 oktober 2000.

De afbeelding toont een dubbelpagina uit Tanikawa Shuntarō’s legendarische prentenboek Moko moko-moko もこ もこもこ (‘Zwel-zwel opzwellend’, 1977), met tekeningen door Motonaga Sadamasa 元永定正. Tanikawa’s tekst bestaat volledig uit onomatopeeën, die in het Japans een grote rijkdom aan expressie hebben. Hier kun je Tanikawa eruit horen voorlezen. (Nyoki-nyoki op de rechterpagina zou je kunnen vertalen als ‘welig opspruitend’.)

Categorieën
poëzie

ik was daar middenin

            Slaapwandelen

            .

net buiten de deur     een briesje met de geur van sterretjes

ooit en toen     was ik     op straat

            .

ik sliep

een droomloze slaap

een plots buitje     had me gewekt

            .

de tramrails had ik een huizenblok eerder overgestoken

als een demon raasde een taxi voorbij

over de duistere     boulevard

            .

toen ik om me heen keek

was ik nergens

was ik daar middenin

was ik bang

            .

op weg naar huis

            .

in het raam van de kennel     de geur van stro

in het raam van de kruidenarts     de geur van alcohol

            .

in het raam van het Chinese restaurant     was de watermeloen zo rood

hebben ze in een Chinees restaurant nou echt watermeloen?

en toch

in het raam van het Chinese restaurant     was de watermeloen zo rood

            .

 夢遊病
            
.
椽さきに 線香花火の風が沈むと
いつか わたしは 街にゐた
           
 .
眠ってゐた
夢のない眠りだった
ふりだした小雨が わたしをさました
            
.
電車みちを横切って一丁
魔のやうにタクシーが吹き過ぎる
暗い 大通り
            
.
見まはすと
わたしはどこにもゐなかった
わたしはまっただなかにゐた
こはかった
            
.
帰りみち
            
.
犬やのウインドウに わらの匂ひ
蛇やのウインドウに アルコールの匂ひ
            
.
支那料理やのウインドウに 西瓜は赤かった
支那料理やに西瓜があるものだらうか
でも
支那料理やのウインドウに 西瓜は赤かった

Yoshihara Sachiko shishū 吉原幸子詩集 (Shichōsha, 1973), p. 17-18.

Yoshihara Sachiko 吉原幸子 (1932-2002), in haar debuutbundel Litanie voor een kindertijd (Yōnen rentō 幼年連祷, 1964), waarvoor zij Murō Saisei-prijs voor poëzie ontving.

Een volgende keer meer over haar.

De afbeelding toont het kunstwerk ‘De overeenkomst tussen herinnering en werkelijkheid’ (Omoide to genjitsu no itchi 想い出と現実の一致, 1998) van Yokoo Tadanori 横尾忠則 (1936). Collectie Toyama Prefectural Museum of Art and Design 富山県美術館.

Categorieën
poëzie

onbegrijpelijk

            vergezicht

            .

op een grasveld zat

een jong meisje

haar haren wapperend in de wind

onschuldig te tekenen.

ik kwam zachtjes naderbij

en keek ernaar

ze zat in het wilde weg alles blauw te kleuren

wat ze daar tekende was volkomen onbegrijpelijk.

ik vroeg haar:

— wat teken je daar?

het meisje glimlachte liefjes en antwoordde:

— de bergen en de lucht daar in de verte.

maar toch

bleef het voor mij een volkomen onbegrijpelijke

niet meer dan volledig, willekeurig blauwe

tekening.

            .

 遠景
            
.
草原の上に腰を下ろして
幼い少女が
髪の毛を風になびかされながら
むしんに絵を描いてゐた。
私はそっと近よって
のぞいて見たが
やたらに青いものをぬるつけてゐるばかりで
何をかいてゐるのか皆目わからなかった。
そこで私はたづねて見た。
——どこを描いてゐるかの?
少女はにっこり微笑して答へてくれた。
——ずっと向うの山と空よ。
だがやっぱり
私にはとてもわからない
ただやたらに青いばかりの
絵であった。

In: Ishigaki Rin 石垣りん, Shi ni naka ni fūkei 詩の中の風景 (1992; pocketeditie: Chūō Kōronsha, 2024), p. 42-43.

Een gedicht van Kiyama Shōhei 木山捷平 (1904-1968). Wat ik er aardig aan vind is dat de dichter volhardt in zijn gebrek aan fantasie. Alles moet voor hem blijkbaar letterlijk, uitgespeld.

De foto toont uitzicht over de Seto Binnenzee vanuit het havenhoofd van Tomo, 25 oktober 2024.