Op elkaar gebeten honden
Blaf-blaf blaf-blaf en dan opnieuw blaf-blaf;
dan nog een keer blaf-blaf en alweer blaf-blaf.
In het nachtelijk duister zie je niet snel hoeveel er zijn:
van begin tot end hoor je alleen maar blaf-blaf-blaf.
犬咬合。椀椀椀椀亦椀椀。亦亦椀椀又椀椀。夜暗何疋頓不分。始終只聞椀椀椀。
Donkusai Gubutsu 鈍狗斎愚仏, ‘Domme boeddha van een slome hond’, was het literaire pseudoniem van de Kiotoose boekhandelaar Terada Sadayoshi 寺田貞義 (1798?-1828), een meester in het genre van Sinitische nonsensverzen. ‘Wilde poëzie’ (kyōshi 狂詩) was de term gereserveerd voor zulke speelse en lichtvoetige gedichten die niet aan al teveel regels gebonden wilden zijn.
Rijmen doet het gedicht overigens wel. Het rijmwoord is telkens wan 椀 (Ch. wǎn), de Japanse hondenblaf. (Het Japanse kinderwoord voor ‘hond’ is nog steeds wan-chan, ‘blaffertje’.) Wel lekker makkelijk, ook voor de vertaler.
Uno Naoto 宇野直人 wijst erop dat zulke onomatopeïsche poëzie ook al in het oude China voorkwam. [Uno, Nihon no kanshi, 2017, p. 468.]
De cartoon ‘He Left’ is van James en K, op heybuddycomics.