ook een samenzijn
laat staan elkaar aanraken
is echt taboe:
welke proef wil het ons stellen
dit onbekende virus?
au koto mo / furereru koto sae / imubeshi to / nani o tamesu ya / kono wirusu wa
Het schriftbeeld geeft een curieus contrast tussen klassieke grammatica met oude spelling (kyūkanazukai) en het leenwoord ‘virus’ (wirusu): 逢ふことも触れることさへ忌むべしと何を試すやこのウィルスは. Dat ‘onbekende’ in de laatste regel is mijn toevoeging; een zwaktebod, om toch aan iets meer dan drie Nederlandse lettergepen te komen.
corona-virus:
is het op Babylonische
verwarring uit
of op verdeeldheid, misschien —
vormen van naargeestigheid
korona to wa / ‘baberu no tō’ no / konran to / bundan nozomu ya / sekibaku to shite
Bovenstaande twee tanka zijn van Aoki Harue 青木春枝 (1944), tanka-dichter en vertaler. Zij woonde enkele jaren in (toen nog: West-) Duitsland en in Engeland.
de Halloweenpompoenen
tonen een opgewekte lach
in deze corona-ramp
al zijn er mensen
bang achter hun masker
obake-kabocha wa / yōki ni warau / korona-ka ni / masuku de obieru / hitobito aredo
Wat me wel bevalt is dat deze tanka zich nogal onttrekt aan de vormverwachting; het metrum is: 8-7-5-8-7. Ik besef nu pas dat er geen standaard Nederlandse vertaling lijkt te bestaan voor de pompoen-versieringen van Halloween (de zgn. jack-o’-lanterns). Dank aan Hans Kloos die deze oplossing aandroeg.
Nakagawa Hiroko 中川宏子 bracht tot nu toe twee tanka-bundels uit: Image (Imāju いまあじゆ, 2007) en De duif in het rechteroor (Migimimi no hato 右耳の鳩, 2011). Twee jaar geleden verzorgde zij de Duitse vertaling van gedichten in de laatste poëziebundel van Okai Takashi 岡井隆 (1928-2020), een van de belangrijkste hedendaagse tanka-dichters (Okai Takashi, ITALY [Itaria] 伊太利亜, vert. Nakagawa Hiroko [Duits] en Hotta Kika 堀田季何 [Engels], 2019).
ooit op een dag
zullen we om deze tijd lachen
dat die dag komt
dat geloof ik vast en zeker
terwijl ik mijn masker draag
itsu no hi ka / kono jiki warau / hi ga kuru to / shinjite sugosu / masuku shita mama
Een tanka van Toyoshima Hideaki 豊島英明, woonachtig te Yotsukaidō, in de provincie Chiba.
Ook de coronapandemie baart poëzie. Ik vond een maand of twee terug het recente nummer van de International Tanka Journal (no. 9, 2021) in mijn postvakje op kantoor (waar ik, alweer vanwege corona, niet zo vaak kom). Daarin staan tanka van amateurs en gevestigde dichters. Een aantal van hen keek terug op het afgelopen jaar. Bij deze een kleine selectie.
In Japan ligt het vaccinatie tempo nog steeds erg laag; inmiddels heeft 17% van de bevolking tenminste één prik met het Pfizervaccin gehad.
De afbeelding toont een vrouwelijk waterwezen (een type yōkai 妖怪, een geest of monster), Amabie アマビエ genaamd, dat zich volgens berichten in 1846 in zee bij Kumamoto, zuid-Japan, vertoonde. Zij zei dat in tijden van pandemie mensen veilig zouden blijven wanneer men een tekening van haar maakte en die aan anderen liet zien. Sindsdien bleef zij onzichtbaar, tot ruim een jaar geleden, toen zij werd herontdekt. Het gevolg was een kleine ‘boom’ in Amabie-afbeeldingen en bewerkingen; ook lokale overheden zetten Amabie in in campagnes om lokale bedrijven te steunen.
2 reacties op “bang achter het masker”
Leuk, vooral het waterwezen Amabie. Graag wat uitleg over het metrum. Ik heb geleerd dat een tanka bestaat uit een haiku aangevuld met 2x 7.
Metrum: een tanka volgt inderdaad het metrische schema van 5-7-5-7-7 (in totaal dus 31) lettergrepen. De pedante docent in mij zegt: de historische ontwikkeling is: éérst de tanka (eeuwenlang ‘waka’ genoemd), en dan pas de haiku. De haiku ontwikkelde zich, via het middeleeuwse kettingvers (renga), uit de tanka/waka. Die laatste is dus vele, vele eeuwen ouder dan de haiku. Het kettingvers is in die ontwikkeling een essentiële tussenstap; correct is eigenlijk te zeggen: de haiku ontwikkelde zich uit het middeleeuwse kettingvers. De tanka/waka laat zich in tweeën delen: 5-7-5 / 7-7 (soms ook: 5-7 / 5-7-7). Die twee vershelften hebben doorgaans een verschillende functie: observatie en reactie daarop, bijvoorbeeld. Dat maakte het kettingvers mogelijk waarbij dichter 1 een vershelft 5-7-5 dicht, en dichter 2 een vershelft 7-7 (dat samen met het eerste deel een hele tanka/waka vormt); daarop volgt dichter 3 met opnieuw 5-7-5 (dat weer met de voorgaande 7-7 een geheel vormt), enzovoorts. Op gegeven moment is de eerste eenheid van 5-7-5 (historisch het openingsvers, of hokku) als zelfstandig gedicht gaan functioneren. De formele erkenning van die ontwikkeling komt laat: eind 19e eeuw. Dan wordt ook een nieuwe term verzonnen: ‘haiku’. Iets van uitleg over poëzievormen is ook te vinden op de blog-pagina ‘termen’.
Dat zijn de regels. En dan zijn er dichters (Matsuo Bashō was er daar één van) die zich van die regels vrij weinig aantrekken. Interessant is natuurlijk de vraag: wanneer houdt een afwijking van metrische spelregels op herkend te worden als een tanka of haiku? Vooral in moderne poëzie in traditionele vormen zie je zulke afwijkingen veel. Zie bijvoorbeeld de ‘vrije’ haiku van Ozaki Hōsai.