Categorieën
poëzie

ik kijk toch niet om

            ’s Avonds laat aan de telefoon. Ik kreeg mijn oproep voor het front op het station van Nagaoka in de prefectuur Niigata. Dat was in de eerste dagen van augustus 1939; ik was net op weg naar mijn oude dorp.

uit de verte 

            komt ze tot me doorgedrongen

uit het oude dorp

            ’s avonds aan de telefoon

                        de zachte stem van mijn zus

tōku yori / tsutawarikitsutsu / furusato no / yoru no denwa ni / hikuki ane no koe

   夜の電話  新潟県長岡駅に於て召集下令を知る。昭和十四年八月上浣、故郷へ向ふ旅上也。
遠くより伝はりきつつふるさとのよるの電話に低き姉の声

zo afgrijselijk

            door de wind droog geblazen

nachtelijke bergen

            moeten wij oversteken

                        en werken ons in het zweet

susamajiku / kaze kawaki-iru / yo no yama o / warera koetsutsu / ase midoro naru

凄じく風乾きゐるの山をわれら越えつつ汗みどろなる

Dit gedicht en de volgende vijf zijn geschreven in 1940.

precies middenin

            het gevecht een moment

                        dat alles stilvalt

een haan begint te kraaien —

            verschrikkelijke eenzaamheid

tatakai no / sanaka shizumoru / toki arite / niwatori nakeri / osoroshiku sabishi

たたかひの最中さなか静もる時ありて庭鳥啼けりおそろしく寂し

de mitrailleurs

komen ons niet achterna, waarop

            de een na de ander

                        uit de diepten van de duisternis

                                    stemmen tot ons komen

jūkitai / ato tsuzukazu to / tsugitsugi to / yami no sokoi no / koe o tsutae-ku

重機関銃隊じゆうきたいあと続かずと次々と闇の底ひの声を伝へ

‘Mitrailleurs’ (jūki kanjūtai 重機関銃隊) slaat hier op de soldaten die een machinegeweer bedienen.

vijfmaal

zesmaal achter elkaar

            hebben vijandelijke kogels op de rotsen

                        ingeslagen wanneer onze

                                    mitrailleur begint te ratelen

itsutabi / mutabi tsuzukezama / tekidan ga iwa o / uchishi toki ware ga / keiki narisomu

いつたびたびつづけざまてきだんが岩をうちしときわれが軽機関銃けいき鳴りそむ

Keiki’ (‘mitrailleur’) is een afkorting van keiki kanjū 軽機関銃, een licht machinegeweer.

de Chinees

            bewaart in een bak water

                        kippeneieren

                                    die we kopen en opslurpen:

dan volgt enorme diarree

shinajin ga / mizu ni takuwauru / keiran o / aganai nomeba / ōkata ni kudasu

支那人が水に貯ふるけいらんをあがなひ飲めばおほかたに

voor mijn ogen

            schittert de Gele Rivier

jouw sterven

            van gisterenavond

                        lijkt nauwelijks werkelijk

me no mae ni / kōga wa hikaru / naga shini no / sazo no yoru naru / tashikasa usushi

目の前に黄河はひかるしによるなるたしかうす

in slaap verzonken

            lichamen waar bovenop

                        de beesten van de nacht

bezoedelend langstrekken

            we ze langs laten trekken

nemuri o suru / karada no ue o / yo no kemono / kegarete tōreri / tōrashimetsutsu

ねむりをする体の上を夜のけものけがれてとほれり通らしめつつ

na zijn zelfmoordbom

            is de vijand nu een lijk

                        dat al te jong is

                                    door mededogen overmand

kijk ik toch niet nog eens om

jibaku seshi / teki no mukuro no / wakakaru wo / awaremitsutsu wa / furikaerimizu

自爆せし敵のむくろのわかかるを哀れみつつは振り返り見ず

mijn uniformbroek

mijn geweer en bajonet

            til ik omhoog

bij dageraad steek ik een rivier over

            waarvan ik de naam niet ken

gun’iko mo / tsutsu mo tsurugi mo / sashiagete /akatsuki wataru / kawa no na o shirazu

ぐんつつつるぎも差し上げてあかつき涉る河の名を知らず

Een tsutsu 銃 kan op een pistool slaan, maar ook op een geweer. Tsurugi 剣 is een archaïsch woord voor ‘zwaard’. De combinatie pistool en zwaard wijst op een officier, maar Miya was een gewoon soldaat. Vandaar ‘geweer’ en ‘bajonet’.

            Bericht van het thuisfront.

van heel ver weg

            stuurde jij me

                        de gevouwen kraanvogel

die ik een Chinees meisje

            in haar rode handpalm druk

harubaru to / kimi okurikoshi / orizuru o / shina mewarawa no / akaki te ni nosu

はるばると君送りし折鶴を支那女童めわらはの赤き掌に載す

Bovenstaand vier gedichten stammen uit 1941.

            Een gedicht, meteen na de veldslag van Zhongyuan, waarin ik mijn gevoelens verborgen hield.

één bureau ver

            is de afstand tot de muur waarop

                        ze aangeplakt staan

de namen van de gesneuvelden 

            die zich ’s avonds lastig laten lezen

tsukue hitotsu no / kyori aru kabe ni / harare-aru / senbotsushamei no / wakikataki yūbe

   中原会戦の前後、おもひをひそかにたのめりし歌。
つくゑひとつの距離ある壁に貼られある戦殁者名のき難き夕べ

1942.

            Ik kreeg van Yonegawa Minoru, Kondō Ichio en Yawata Senkaku elk op hetzelfde moment Stefan Pollatscheks Vlammen en kleuren in de vertaling van Shikiba Ryūzaburō opgestuurd.

aan Van Gogh denk ik

            met zijn afgesneden oor

                        ik denk aan eenzaamheid

                                    aan oorlog en het individu

                                                denk ik en kan niet slapen

mimi o kirishi / ban gohho o omoi / kodoku o omoi / sensō to kojin o / omoite nemurazu

   米川稔、近藤市雄、矢幡千鶴の三氏より、それぞれ時を同じくしてステファン・ボラチェック作、式場隆三郎訳「焰と色」を送り来たる。
耳を切りしヴァン・ゴッホを思ひ孤独を思ひ戦争と個人をおもひて眠らず

De Japanse vertaling van de biografische roman Flammen und Farben: Das Leben des Malers van Gogh (1937) door Stefan Pollatschek (1890-1942) verscheen in 1941. Yonegawa Minoru 米川稔 (1897-1944) was een dichter.

            De dagen na repatriëring.

dat de oorlog

            heel erg zwaar was en schrijnt, dat

                        zeg ik niet en toch

als ik eraan terugdenk

            schiet ik vol met tranen

tatakai o / kurushikariki to / iwanedomo / omoi ni ireba / namida tamaru o

   帰還暫日
戦を苦しかりきと言はねどもおもひにれば涙たまるを
Links: een portretschets van Miya Shūji als twintiger, door Kitahara Hakushū 北原白秋 (1885-1942). Bron: Miya Shūji kashū 宮柊二歌集, red. Miya Hideko 宮英子 en Takano Kimihiko 高野公彦 (Tokyo: Iwanami Shoten, 1992). Miya kreeg in november 1942 aan het front bericht over zijn vriend: ‘Toevallig kreeg ik te horen: “Kitahara Hakushū is overleden; wist je dat?”; ik kon het niet geloven’ 偶々「北原白秋氏逝けり、君よ知るか」とあり、信じ得ず. Rechts: de eerste druk van de bundel Shanxi (Sanseishō 山西省, 1949).

Deze gedichten van Miya Shūji 宮柊二 (1912-1986) staan in Shanxi (Sanseishō 山西省, 1949), zijn tweede dichtbundel. Deze bevat 374 tanka, geschreven in de periode januari 1939 tot en met december 1943. Miya werd in augustus 1939 opgeroepen voor militaire dienst en in november van dat jaar naar het front in China gestuurd. Hij zou tot september 1943 in de noordelijke provincie Shanxi blijven. Zijn ervaringen als gewoon soldaat vonden hun weerslag in deze verzameling die hij in 1949 uitgaf.

Al was hij niet de eerste om dat te doen in modern Japan, toch is Miya’s gebruik van een klassieke poëzievorm om de verschrikkingen van een oorlog te noteren vrij bijzonder.

Het vroegste en daarom uitzonderlijkste voorbeeld dat ik ken van het gebruik van waka om over oorlogsgruwelen te schrijven is de laat-zestiende-eeuwse monnik Keinen 慶念 (var. Kyōnen, 1534?-1611).

Miya’s bundel Shanxi roept herinneringen op aan de inktzwarte oorlogsroman Menselijke voorwaarden (Ningen no jōken 人間の条件, 1956-1958) van Gomikawa Junpei 五味川純平 (1916-1995), waarover ik al eens schreef naar aanleiding van de Nederlandse vertaling ervan door Jacques Westerhoven. Daarin volgen we een jonge, idealistische intellectueel die steeds verder betrokken raakt in de alledaagse gruwelijkheden van de oorlog die Japan in de periode 1931-1945 in China voerde: eerst als burger-adviseur in een strafkamp voor Chinese dwangarbeiders, later voor straf als soldaat aan het front. Gomikawa’s personage Kaji probeert tegen de klippen op ‘menselijk’ te blijven maar dat wordt zijn ondergang.

Miya kiest een afgezwakte variant: zeker niet onmenselijk, maar met een zekere afstand tot wat Japan aanricht. Zoals in veel Japanse oorlogsliteratuur en -films gaat Miya’s aandacht heel erg uit naar de ervaring van de Japanse soldaten en hun onderlinge relaties, nauwelijks naar die van de vijand. Zijn poëzie is de registratie van de dagelijkse waanzin en stortvloed aan dood en afstomping waarin de frontsoldaat zich bevindt. De vijand bestaat vooral uit kogels. Een enkele keer wordt ook de vijand menselijk: het lijk van een jonge Chinese soldaat, kinderen, waaronder een klein meisje dat even blij gemaakt kan worden met een simpel cadeautje uit Japan.

Tien jaar na publicatie, in 1959, was Miya’s houding nog vrij vergelijkbaar: wel oog voor de ellende van een oorlog, vooral stevig vermengd met een intens gevoel van verbintenis met de mannen die zich in dezelfde situatie bevonden als hij:

De tragedie van de oorlog stak me in het hart, maar tegelijkertijd opende die ook mijn ogen voor de diepte en pracht van de mens die zich openbaart in strijdende soldaat. Dat gold in gelijke mate voor vriend en vijand. Ik richtte me op mijn wens een goede soldaat te worden, maar de waarheid is dat ik dacht in het gevecht te sterven. Ik werd omsingeld door het lot, maar ik had niet het gevoel het lot makkelijk te kunnen volgen.

戦争の悲惨は胸を衝いたが、又、たたかふ兵隊に現れてくる人間といふものの深さ立派さにも目を瞠った。それは敵味方に対して同じだった。わたしは心を引緊めて立派な兵隊でありたいと願ったり、事実、戦ひの中で死ぬだらうと思ったりしてゐた。わたしを取り囲んだのは運命だったが、しかし運命に易々と従ったといふだけの感じではない。

Toch laten zowel roman als dichtbundel zien: al dat geweld leidt tot trauma.

De foto is een still uit de film The Human Condition (of beter: Menselijke voorwaarden, Jp. Ningen no jōken 人間の条件, 1959, 1961) van Kobayashi Masaki 小林正樹 (1916-1996), naar de gelijknamige roman van Gomikawa Junpei 五味川純平 (1916-1995).

Categorieën
poëzie

talloze treden

ontelbaar zijn

            van de trap naar mijn hart

                        al die treden

daarvan twee of misschien drie

            heeft hij er beklommen

kazu shiranu / ware no kokoro no / kizahashi wo / hata futatsu mitsu / kare ya noborishi

かずしらぬわれのこころのきざはしをはたふたかれのぼりし

Shundeishū 春泥集 (1911), p. 6.

Het heeft me wat moeite gekost de brontekst van deze tanka van Yosano Akiko 与謝野晶子 (1878-1942) te achterhalen. Dat verraste me eigenlijk, omdat in westerse appreciatie van traditionele vormen van moderne Japanse poëzie dit toch een vrij bekend gedicht van haar is. 

In Japan daarentegen lijkt het gedicht vrij onbekend en al zeker niet populair. Internet-zoektochten leveren nauwelijks ‘hits’ op. Het is ook niet opgenomen in een gezaghebbende bloemlezing van Yosano Akiko’s tanka. 

Dan bedoel ik de bekende pocketuitgave in de reeks Japanse moderne klassieken, op basis van Yosano’s eigen selectie: Yosano Akiko kashū 与謝野晶子歌集 [‘Tanka van Yosano Akiko’] (Tokyo: Iwanami Shoten [pocket ‘groen’-38-1], 1985). Yosano maakte deze selectie van 2963 (met later nog eens honderd extra) tanka voor uitgeverij Iwanami in 1938.

Yosano Akiko nam de tanka op in haar negende bundel, Lentesneeuwbrij (Shundeishū 春泥集, 1911). Het gedicht bevat een gecomprimeerde beeldspraak, omdat je je heel even afvraagt wát er ontelbaar of ‘talloos’ (kazu shiranu) is: het aantal trappen (kizahashi) of de treden van die ene trap? Het laatste zal bedoeld zijn, al slaat dat woord kizahashi eigenlijk op de trap als geheel (het woord voor trede is dan , maar is niet zo poëtisch). Mooi is dat Yosano niet alleen het beeld oproept van een man die te weinig moeite lijkt te doen om de dichter voor zich te winnen, maar dat er ook iets van besef gesuggereerd wordt dat de dichter niet zo makkelijk te winnen is.

Shundei 春泥 is letterlijk ‘lentemodder’, maar slaat op de prut die ontstaat wanneer de sneeuw aan het begin van de lente begint te smelten.

In 1987 koos Henri Kerlen de eerste helft van dit gedicht als titel voor zijn bundel vertalingen van Yosano’s tanka: Akiko Yosano, De talloze treden naar mijn hart (Soest: Kairos, 1987). Ik denk dat ik daar Yosano’s tanka voor het eerst tegenkwam. Kerlens versie dateert nog van vóór hij overstapte op een streng handhaven van een 5-7-lettergrepenschema voor zijn vertalingen:

Van de talloze

treden naar

mijn hart

is hij er misschien

maar twee, drie opgegaan.

Akiko Yosano, De talloze treden naar mijn hart. Tanka, vertaald door Henri Kerlen (Soest: Kairos, 1987), p. 58.

Kerlens vertaling leest zonder meer soepeler dan de mijne hierboven. Ik word wat geplaagd door een al te strak vasthouden aan mijn eigen ongeschreven vertaalregels. Eén ervan is dat ik als het even kan de Japanse volgorde van ‘regels’ wil handhaven en daarmee de oorspronkelijke beeldsequentie. De ‘punchline’ van Yosano Akiko’s tanka is namelijk wie de moeite niet nam, niet zozeer het beperkte aantal stappen. Dat ‘hij’ (kare) het is ontdekt de lezer pas op het allerlaatst.

Ik ken een nog oudere Nederlandse vertaling van dit gedicht, door Jef Last (1898-1972). Last leidde een avontuurlijk bestaan en heeft op latere leeftijd aan de universiteit van Hamburg Chinees en Japans gestudeerd. Toch is van zijn vertalingen (onder meer een roman en toneelteksten van Mishima Yukio 三島由紀夫 [1925-1970]) onduidelijk in hoeverre hij in de eerste plaats uit de brontaal vertaalde of toch wel erg leunde op bestaande vertalingen. De versie van Last speelt wel met meerdere trappen:

Van de vele trappen

Die tot mijn hart leiden

Klom hij ten hoogste

Twee tot drie treden.

Jef Last, red. en vert., vloog een bloesem terug naar zijn tak (Den Haag: L.C. Boucher, 1960), p. 23.

De bron voor Last lijkt me een destijds belangrijke bloemlezing van moderne Japanse literatuur te zijn geweest. Modern Japanese Literature, onder redactie van de gezaghebbende Donald Keene, verscheen in 1956 en bestreek de periode vanaf 1868 — toen de meest recente negentig jaar dus. Die bloemlezing bevat welgeteld twee gedichten van Yosano Akiko, vertaald door Shio Sakanishi. Eén ervan is:

Of the numberless steps

   Up to my heart,

He climbed perhaps

   Only two or three.

Vert. Shio Sakanishi, in: Donald Keene, red., Modern Japanese Literature, from 1868 to Present Day (New York: Grove Press, 1956), p. 207. Deze bloemlezing geeft de tekst van Yosano’s tanka in transcriptie, maar niet de Japanse schrijfwijze, laat staan een bron.

En die vertaling doet weer erg denken aan de oudste vertaling van Yosano’s tanka die ik ken, uit 1927, dus zestien jaar nadat Yosano haar gedicht publiceerde:

There are numberless steps

Up to my heart.

He climbed perhaps two or three.

Glenn Hughes en Yozan T. Iwasaki, Three women Poets of Modern Japan: A Book of Translation (Seattle: University of Washington Book Store, 1927).

Anekdotisch bewijs is het, maar het lijkt erop dat we hier weer eens te maken hebben met een voorbeeld van hoe het Westen elementen selecteert als belangrijke ingang tot ‘Japan’ die vooral ons aanspreken maar die in het land zelf bijna onzichtbaar zijn.

De afbeelding toont, van links naar rechts, de frontispice door Nakazawa Hiromitsu 中沢弘光 (1874-1964) en pagina 6 van Yosano Akiko’s bundel Lentesneeuwbrij (Shundeishū 春泥集, 1911). Collectie National Institute for Japanese Literature, Tokyo.

Categorieën
poëzie

maak je maar geen illusies

als ik de tunnel

            uitkom, dan zijn de bergen

                        oranje gekleurd

de toekomst is een erg mooi

            gezichtsbedrog geschonken

suidō o / izureba yama no / akane shite / mirai akaruki / sakkaku motasu

隧道をいづれば山の茜して未来明るき錯覚持たす

De Japanse meekrap (akane 茜, ‘roodwortel’; Rubia argyi) heeft oranje wortels; vandaar dat ze ook voor die kleur staat. Als seizoenwoord is de akane verbonden met de herfst.

Een tanka van Saitō Fumi 斎藤史 (1909-2002) uit 1969, opgenomen in haar bundel Allesrood (Hitakurenai ひたくれなゐ, 1976).

De dichter speelt met de uitdrukking ‘een mooie toekomst’ (akaru[k]i mirai, let. ‘een heldere toekomst’; het Engelse ‘bright future’ zit daar mooi dicht op), maar draait die om door ‘helder’ bijvoeglijk te maken bij ‘illusie’ (of ‘gezichtsbedrog’, sakkaku). Een mooie toekomst is een illusie. Oranje wordt onheilspellend.

De afbeelding toont San Francisco tijdens de Californische bosbranden van september 2020. Foto Brittany Hosea-Small. Bron: Al Jazeera.

Categorieën
poëzie

duistere boom

zijn in dit woud dan

            geen kogelsporen te vinden

                        in al die bomen?

het kreupelhout van het geheugen

            wordt almaar duisterder

kono mori ni / dankon no aru / ki arazu ya / kioku no shigemi / kuramitsutsu ari

この森に弾痕のある樹あらずや記憶の茂み暗みつつあり

Een tanka van Saitō Fumi 斎藤史 (1909-2002), in haar bundel Het azuurblauw van een herfsthemel (Shūten ruri 秋天瑠璃, 1993).

(Een grammaticaal correctere vertaling van het eerste deel van deze tanka is: ‘zijn er in dit woud soms geen bomen die kogelsporen hebben?’en dat ya moeten we dan vooral zien als een retorisch vraagteken — maar ik hou graag de Japanse beeldsequentie aan, waarbij die ‘bomen’ als laatste genoemd worden.)

De afbeelding toont een detail van het doek Der Baum 25-10-09 (2009) van Armando. Bron: Antoon Melissen, red., Armando: Between Knowing and Understanding (Rotterdam: NAI010 Publishers, 2015), p. 228.

Categorieën
poëzie

waarom precies nu

            3

  Waarom ga je weg

nu de herfst gekomen is

  Waarom precies nu

nu bomen trillen van angst

en nachten duister worden

            3
  Hvers vegna ferðu
þegar haustið er komið
  Hvers vegna núna
þegar trén skjálfa af ugg
og nóttin að verða dimm

Afgelopen zomer was ik voor het eerst van mijn leven op IJsland. IJslanders schijnen van zichzelf graag te zeggen dat ze een volk van literatuurliefhebbers zijn en dan vooral van poëzie houden. Anekdotisch bewijs is het, maar inderdaad heb ik in Bakkagerði, een dorp van honderd inwoners aan de oostkust en vooral bekend als broedplaats van papegaaiduikers, mogen meemaken dat het lokale feestzaaltje letterlijk uitpuilde van publiek voor een avond waarop een vijftal dichters uit eigen werk voorlazen. Geen woord van verstaan natuurlijk, maar uit mimiek en reacties op te maken zat er nogal wat light verse tussen.

Mede daardoor aangespoord heb ik die zomer wat bloemlezingen vertaalde IJslandse poëzie aangeschaft. Voor dit blog is dat allemaal niet relevant, behalve dat ik op een reeks van vier tanka stuitte, geschreven door Vilborg Dagbjartsdóttir (1930-2021). Ik praat hier de minibiografie door Hallberg Hallmundsson (1930-2011) na: zij was dichter, vertaler en een leidende kracht in IJslands vrouwenemancipatiebeweging.

Dagbjartsdóttirs tanka-reeks heet ‘In Japanse gedachten’ (‘Í japönskum Þönkum’). Ik beken dat ik ze niet allemaal even sterk vind, maar nummer 3 heeft wel wat. Uiteraard vertaalde ik niet uit het IJslands want dat beheers ik niet, maar naar twee Engelse vertalingen. Zie het als een flauwe echo van een heldere zomer.

Vertaling door Hallberg Hallmundsson, in: 13 Chapbooks: Icelandic Poetry in the 20th century. Translations and biographies by Hallberg Hallmundsson (Reykjavík: Brú, 2012), p. 344:

            3

  Why do you leave me

now that autumn has arrived

  Why exactly now

when trees shiver with fear

and the nights are growing dark

Vertaling door Bernard Scudder:

3

  Why are you leaving

when the autumn has arrived

  Why at this moment

when the trees tremble with fear

and the night is growing dim

De foto toont een papegaaiduiker bij Dyrhólaey, IJsland, 3 augustus 2023. Foto: Nicole Roepers.

Categorieën
poëzie

witte haas vanuit de sneeuw

wit was de haas

vanuit een besneeuwde berg

            kwam ze tevoorschijn

en werd toen gedood, vermoord

            de ogen wijd geopend

shiroki usagi / yuki no yama yori / idete kite / korosaretareba / me o hiraki ori

白きうさぎ雪の山より出でて来て殺されたれば眼を開き居り

Een tanka van Saitō Fumi 斎藤史 (1909-2002), geschreven in 1948 en opgenomen in haar bundel Waar het lied heen ging (Uta no yukue うたのゆくへ, 1953). Tijdens de Tweede Wereldoorlog verhuisde zij naar de bergen van Nagano, waar zij bleef wonen.

Ik zie het nieuws en het is weer eens lastig dit niet metaforisch te lezen.

Dit is een van Saitō’s bekendere gedichten: op het oog een simpele formulering, maar met duistere betekenis. Saitō’s tanka kent een licht vervreemdend taalgebruik. Door de eerste regel net iets te lang te laten zijn (zes in plaats van de gebruikelijke vijf morae — een geval van ‘een lettergreep teveel’, of ji-amari 字余り) legt het nadruk op de witheid van de haas (of het konijn). De vierde regel wordt helemaal ogenomen door de passieve vorm van het werkwoord ‘vermoorden’ (korosu) en eindigt met een grammaticale constructie die je zowel als een tijdszin (‘toen’) als als redengevende constructie (‘omdat’) vertalen kan: de haas die onzichtbaar had moeten blijven kwam de wereld in en dat was voldoende om door geweld vermorzeld te worden. Of misschien was het een suïcidale haas, die niet meer wist waarom ze zichzelf zou wegcijferen. 

Er bestaat een variant van dit gedicht waarin de eerste regel luidt: shiro-usagi 白うさぎ, ‘de witte haas’ (of, zo je wil: ‘het witte konijn’).

De afbeelding toont een fragment van de twaalfde- of dertiende-eeuwse Rolschildering van de dartelende dieren (Chōjū giga 鳥獣戯画). Bron: Kōsan-ji.

Categorieën
poëzie

wegen over zee

langs wegen over zee

            langs wegen over land zwervend:

mensen uit het volk

            werden allemaal een gedicht

voor Renzen en voor Saigyō

umi no michi / kuga no michiyuki / tamikusa o / uta ni yomikeri / renzen saigyō

海のみちくがの道行き民草をうたに詠みけり蓮禅西行

Impromptu-vers van Zomaar-een Professor (Tadano Kyōju 只乃教授), 5 oktober 2023. Achter die naam gaat Kanechiku Nobuyuki 兼築信行 schuil, een tanka-dichter en hoogleraar middeleeuwse Japanse poëzie aan de Waseda-universiteit te Tokyo. 

Ik gaf er afgelopen week een lezing over twee vroegmiddeleeuwse monniken uit kringen rond het hof, die hun reizen (vaak per boot) gebruikten om ‘gewone mensen’ (shomin 庶民) op te voeren in hun poëzie. De ene monnik is Saigyō 西行 (1118-1190), die waka schreef; de ander is Renzen 蓮禅 (1084?-na 1149), die Sinitische gedichten pende.

Twee keer het hier vertaalde gedicht, in kalligrafie van Kanechiku Nobuyuki. Het gedicht werd twee keer meerstemming gereciteerd.

Nu passen deze gedichten van Saigyō en Renzen helemaal in een grotere trend in de poëzie van de twaalfde eeuw om mensen en beroepen die heel ver van de wereld van het hof afstonden te zien als vernieuwende thematiek. Groot verschil met de hovelingen die daarover fantaseerden is dat deze twee monniken er daadwerkelijk op uit gingen en ver van de hoofdstad interacties hadden met ‘het volk’ (tami ). Afstand tussen monniken met een afkomst uit hofkringen en vissers of marskramers zal er zeker gebleven zijn, maar met eigen inleidingen bij hun waka (kotobagaki 詞書) en ‘zelfcommentaar’ (jichū 自注) bij hun Sinitische coupletten onderstreepten beide monniken een zekere spontaan-documentaire waarde van hun poëzie.

            Vissers voeren uit naar de straat van Ushimado, vissend naar iets dat zij ‘sadae’ noemen; ik zag hen energiek hun bootjes de zee op dirigeren:

schelpdieren wonen

            in spleten tussen rotsen in zee

                        daarnaar op zoek gaan

de vissers steeds haastig voort

            en vormen een spektakel

sadae sumu / seto no ihatsubo / motome-idete / isogishi ama no / keshiki naru kana

 牛窓うしまど瀬戸せと海人あまでいりて、さだえと(まうす)ものをりてふねれ\/しけるを
さだえ瀬戸せとの岩つぼもとでていそぎし海人あま気色けしき(なる)かな

Een waka van Saigyō. Sankashū 1376. ‘Sadae’ is de lokale naam van een of ander schelpdier. ‘Vissers’ is mijn vertaling hier voor ama 海人 (let. ‘mensen van de zee’), wat vaak met ‘duikers’ vertaald wordt omdat ama ook nogal eens doken naar eetbaar zeewier.

            Gedicht over wat ik zag in Kashinomiya

                                                            Priester Renzen

Het einde van de Tweede Maand: een helder lentelandschap

en een niet voorgenomen verlengd verblijf in het gastvertrek.

Een scharlaken mist verduistert de zon voorbij het bergdorp;

witte zilverreigers zijn op zoek naar vis, hier aan waterkant.

De geschonken rijstkoek snijdt mijn dienaar zorgvuldig aan;

            Discipelen kwamen van ver om mij rijstkoek te schenken. Daarom schrijf ik dit.

aan plaatselijke zoutverkopers verklaar ik het nauwgezet.

            Zoutverkopers kwamen aan de deur en vroegen grappend naar de beloning van de Ware Dharma. Ik gaf hen heel gedetailleerd antwoord.

Sinitisch riet groeit aan de oude oever: waar bleef de lentedauw?

            Aan de oude oevers groeien plukken riet. De plaatselijke ouderen zeggen dat het een soort Sinitisch riet is dat vroeger is aangeplant en dat in geen van de vier seizoenen verwelkt.

Chinese bamboe vormt verwilderde hagen, gehuld in donkere mist.

            Naast het overheidskantoor staat een are aan bamboe. Daarom schrijf ik dit.

Oude vissers verlaten hun bootjes om wijn te kopen gaan;

koksjongens zitten bij de oven, hun handen vol met brandhout.

Vanzelf kreeg ik de ingeving om voor mijn karma goed te doen

en ging dus naar een nabije tempel om de Boeddha eer te brengen.

於香椎宮賦所見之事。釈蓮禅。二月三旬韶景天。不図客舍暫留連。紅霞礙日山村外。白鷺伺魚水巷辺。献餅丁寧家僕切。門人自遠郡献餅。故云。売塩子細土民伝。門前有売塩之者。戯問直法。子細答之。唐蘆岸古何春露。古岸有蘆葦之叢。邑老語云。古人殖唐蘆之種。四時不枯也。呉竹籬荒只暮煙。官舍之傍。有一畝之竹。故云。漁老下舟尋酒典。廚児就竈採柴煎。自然今遇善根事。近詣道場礼大仙。

Honchō mudaishi 7-486. In Renzen’s zelfcommentaar bij de zesde regel laat hij marskramers vragen naar de jikihō 直法, wat zowel ‘Ware Dharma’ (leer van de Boeddha) betekenen kan als de prijs van iets. De ‘wijn’ in regel 9 is een oude vorm van (troebele) sake.

De afbeelding toont een boot met een gezelschap monniken, in de Geïllustreerde biografie van de eminente Hōnen (Hōnen shōnin eden 法然上人絵伝, 14e eeuw). Collectie Chion’in 知恩院, nu in het Kyoto National Museum.

Categorieën
poëzie

ergens in de verte

onder de verre

            hemel van Amerika

                        is het begonnen:

dit prachtige spel baseball

            dat ik nooit te vaak kan zien

hisakata no / amerikabito no / hajimenishi / bēsubōru wa / miredo akanu kamo

久方のアメリカ人のはじめにしベースボールは見れど飽かぬかも

Maart is in Japan ook de maand voor het nationale honkbaltoernooi voor middelbare scholen. De ‘senbatsuセンバツ (選抜, de afkorting voor senbatsu kōtō gakkō yakyū taikai 選抜高等学校野球大会) wordt georganiseerd door de Japan High School Baseball Federation en de krant Mainichi Shinbun, nu al 95 jaar lang. Honkbal is nog steeds schoolsport nummer één; dit nationale toernooi houdt de gemoederen in de lente dan ook altijd bezig  

Links: Masaoka Shiki’s manuscript van zijn reeks honkbal-tanka. De eerste van rechts is de hierboven vertaalde tanka. Rechts:  een jonge Shiki in honkbaluniform, maart 1890. Collectie The Shiki Museum, Matsuyama. Bron: Masaoka Shiki no sekai 正岡子規の世界 [‘De wereld van Masaoka Shiki’] |(Matsuyama: Shiki Kinen Hakubutsukan, 1994), p. 40.

De dichter Masaoka Shiki 正岡子規 (1867-1902) was een groot fan van honkbal, een sport waarmee Japan pas kort tevoren bekend was geraakt. Hij was zelfs zo bezeten van de sport dat hij zijn eigenlijke naam, Noboru , ging schrijven met het vertaalwoord voor honkbal: yakyū 野球 (let. ‘veldbal’), dat hij met een alternatieve lezing uitsprak als ‘Nobōru’ (野ボール, ‘veld-ball’).

In deze tanka, de eerste uit een reeks van negen over honkbal geschreven in 1898, speelt hij met verbindingen tussen de moderne wereld en uitdrukkingen uit de achtste-eeuwse Man’yōshu: hisakata no ame (‘onder de verre hemel’), dat hij speels verbindt met amerika, en de clichéregel miredo akanu kamo (‘dat ik nooit te vaak kan zien’).

Daarom laat ik het leenwoord ‘baseball’ hier staan en gebruik niet het Nederlandse ‘honkbal’.

Behalve essays over deze sport schreef Shiki ook haiku over honkbal, zoals deze op zijn 31e. Hij was toen al zwaar ziek en gekluisterd aan zijn ziekbed, en wist dat hij aan zijn tuberculose zou overlijden. Een haiku waarin herinneringen aan een onbezorgdere jeugd doorklinken en een kloof gaapt tussen de zieke dichter en mensen die in vrolijke gezondheid honkbal spelen:

welig zomergras:

mensen spelen honkbal

            ergens in de verte

natsukusa ya / bēsubōru no / hito tōshi

夏草やベースボールの人遠し

De foto toont het Masoka Shiki honkbalveld in Ueno Park, Tokyo, 30 maart 2023.

Categorieën
poëzie

tussen witte kwallen opgelost

haar vreugde en geluk

            helemaal kwijtgeraakt

diep in de zee

haar benen ferm gesloten

            zal een octopus bevriezen

yorokobi no / ushinawaretaru / umi fukaku / ashi tojite tako no / rui wa kōramu

よろこびの失はれたる海ふかく足閉ぢて章魚の類は凍らむ

Hatsue Kawamura en Jane Reichold (p. 91) vertalen ashi tojite als ‘met gekromde tenen’ (wat in het Nederlands een heel andere boodschap heeft) en voegen daaraan toe: ‘The image “curled toes” is a sexually stimulating description of pleasure.’ Ik weet het niet; het lijkt me ook moeilijk te rijmen met dat yorokobi ushinawarete (‘haar vreugde kwijtgeraakt’).

zolang ze brandden

            bood ik ze aan hem aan

                        die borsten van me

van de vorming van kanker

            had ik toen nog geen besef

moyuru kagiri wa / hito no ataeshi / chibusa nare / gan no sosei o / itsu yori to shirazu

もゆる限りはひとに与へし乳房なれ癌の組成を何時よりと知らず

zachte lippen

            tegen mijn borst gedrukt

                        verspreiden warmte

de kanker, met een spotlach,

            blijft heimelijk groeien

kuchibiru o / osarete chibusa / atsukariki / gan wa warau gani / hisoka ni nasaru

唇を捺されて乳房熱かりき癌は嘲ふがにひそかに成さる

op een brancard

            kwam ik de operatiekamer uit

                        sinds dat moment

wekken frisse, puntige

            borsten mijn jaloezie op

ninawarete / shujutsushitsu izuru / sono toki yori / mizimizu togaru / chibusa o netamu

担はれて手術室出づるその時よりみづみづ尖る乳房を妬む

tussen witte kwallen

            opgelost raken mijn

                        borsten op drift

langs de vloedlijn speur ik naar ze

            en val opnieuw in slaap

shiroki kurage ni / majirite ware no / chibusa uku / kishi o sagasamu / mata mo nemurite

白き海月にまじりて我の乳房浮く岸を探さむ又も眠りて

warm liet over mijn hand

            de hond zijn tong gaan

op een zonnige plek

            en mijn borsten had ik nog

                        dromen van die dagen vergeet ik maar

te o nukuku / namekururu inu to / hidamari ni / chibusa arishi hi no / yume wa wasuremu

手を温く舐めくるる犬と陽だまりに乳房ありし日の夢は忘れむ

dwaze, dwaze

            borsten heb ik niet langer

                        zo blijf ik in slaap

sneeuw komt in vlagen

            met een vleug van pepermunt

orokashiki / chibusa nado motazu / nemuri ori / yuki wa hakka no / nioi o tatete

愚かしき乳房など持たず眠りをり雪は薄荷の匂ひを立てて

zonder toeverlaat

daar waar kale bomen en sneeuw

            het landschap vullen

                        vanaf dat punt dan zal ik

moeten gaan lopen

sukui naki / raboku to yuki no / kei hateshi / chiten yori ware wa / ayumiyukubeshi

救ひなき裸木と雪の景果てし地点よりわれは歩みゆくべし

verloren heb ik

            mijn borsten waarop

                        die heuvel lijkt

in de winter zullen verdorde

            bloemen haar versieren

ushinaishi / ware no chibusa ni / nishi oka ari / fuyu wa karetaru / hana ga kazaran

失ひしわれの乳房に似し丘あり冬は枯れたる花が飾らむ

4 februari is wereldkankerdag. Als er één Japanse dichter is die die ziekte is gaan belichamen, en ook wel te veel is gereduceerd tot die ziekte, is dat Nakajō Fumiko 中城ふみ子 (1922-1954). Na twee borstamputaties stierf zij op eenendertigjarige leeftijd aan de borstkanker die tweeënhalf jaar eerder voor eerst het was geconstateerd.

Geboren en getogen op Hokkaidō, het noordelijke eiland waarop zij praktisch haar hele leven doorbracht (op twee jaar op een Tokioos women’s college na), leverden na een paar jaar huwelijk drie levende en een jonggestorven kind en een scheiding op. Vervolgens een jongere minnaar en de ontdekking dat zij aan een borstkanker leed die zich niet meer liet uitroeien. Vooral na haar scheiding zou Nakajō intensiever gaan dichten, altijd in de tanka-vorm. Daarmee was zij op haar zestiende in Tokyo begonnen door lessen van de literatuurhistoricus Ikeda Kikan 池田亀鑑 (1896-1956). Nakajō slaagde erin om van tanka een middel voor hoogstpersoonlijke verslaglegging van haar gevoelsleven te maken. Ze was daarin niet de eerste, maar ontwikkelde wel heel snel een grote vrijheid de vorm aan te passen aan haar behoeften en nieuwe beelden te gebruiken. Meer dan twee bundels publiceerde zij niet: een half jaar voor haar dood verscheen Borstverlies (Chibusa sōshitsu 乳房喪失, 1954), en postuum verscheen Prototype van een bloem (Hana no genkei 花の原型, 1955).

Links: Nakajō Fumiko’s debuutbundel, Borstverlies (1954). Rechts: Nakajō in het universitair ziekenhuis van Sapporo. Bron: Wikipedia.

Al schreef Nakajō ook veel over de pijn van haar scheiding, gemengde gevoelens over haar kinderen, de zinnelijkheid van nieuwe liefde, zij wordt vooral herinnerd door de gedichten die zij schreef over haar ziekte en steeds prangender besef van een naderende dood. Haar ontdekking door literaire kringen in Tokyo vond plaats juist in de periode dat zij steeds meer tijd in ziekenhuizen doorbracht. Dat brieven van de latere Nobelprijswinnaar Kawabata Yasunari 川端康成 (1899-1972) en redacteuren van tanka-tijdschriften als Nakai Hideo 中井英夫 (1922-1993) haar in het ziekenhuis troffen versterkte dat beeld van een op het randje van de dood balancerende jonge, mooie, vernieuwende dichter. 

Het is geen toeval dat wanneer Kawabata in zijn roman De schone slaapsters (Nemureru bijo 眠れる美女, 1960) een jonggestorven dichter aanhaalt, dat Nakajō is:

In een gedicht van een jong aan kanker gestorven dichteres heette het dat als zij niet slapen kon ‘de nachten dingen als padden en zwarte honden en verdronken mensen mij bereidden’. Het bleef Eguchi zó goed bij, dat het nooit meer kwijt kon raken.

若くて癌で死んだ女の歌読みの歌に、眠れぬ夜、その人に「夜が用意してくれるもの、がま、黒犬、水死人のたぐい」というのがあったのを、江口はおぼえると忘れられないほどだった。

Yasunari Kawabata, De schone slaapsters, vertaald door C. Ouwehand (Amsterdam: Van Gennep, 1968), p. 9.

Het door Kawabata geciteerde gedicht staat in Nakajō’s postume Prototype van een bloem:

in mijn slapeloosheid

            zet de nacht alvast dingen

                        voor me klaar:

padden, zwarte honden,

            verdronkenen en dergelijke

fumin no ware ni / yoru ga yōi shi/ kururu mono / gama, kuroinu, / suishinin no tagui

不眠のわれに夜が用意しくるるもの蟇、黒犬、水死人のたぐ

Nakajō Fumiko kashū, p. 108.

De criticus Kakehashi Kumiko 梯久美子 lanceerde de theorie dat Kawabata voor zijn roman, waarin oudere mannen de nacht doorbrengen naast de lichamen van gedrogeerde vrouwen, geïnspireerd werd door de foto van Nakajō op haar doodsbed, die op het frontispiece van Prototype van een bloem stond. [Shūkan shinchō 週刊新潮 van 13 september 2018.]

Nakajō zelf vond uiteraard dat ze meer was dan haar ziekte en had een scherp oog voor die smalle tussenweg tussen zelfbeklag en cerebrale zelfanalyse die zij wist te bewandelen:

Nu is het nog maar net het moment dat gedichten die het gevaar weerstaan te vervallen in het masochisme van de zieke of de ongemakkelijke gevoelloosheid waarmee [de dichter] zichzelf observeert en die alleen geschreven worden voor de dichter zelf hun universele waarde zijn beginnen te verzilveren.

病人の自虐に陥る危険や、自分を看視する非情のいやらしさに堪え、ひたすら自分のためのみに書く作品が普遍的な価値を僅かに掴んだばかりの今である。

‘Bewust van ongeluk’ (‘Fukō no kakushin’ 不幸の確信), mei 1954; nawoord bij Prototype van een bloemNakajō Fumiko kashū, p. 111.

Bronnen:

  • Nakajō Fumiko kashū 中城ふみ子歌集 [Verzamelde gedichten van Nakajō Fumiko] (Tokyo: Kokubunsha, 1981).
  • Katō Takao 加藤孝男 en Tamura Fumino 田村ふみ乃, Kajin Nakajō Fumiko: sono shōgai to sakuhin 歌人 中城ふみ子:その生涯と作品 [Dichter Nakajō Fumiko: haar leven en werk] (Tokyo: Kurosukaruchā Shuppan, 2020).
  • Hatsue Kawamura and Jane Reichhold, Breasts of Snow: Fumiko Nakajo: Her Tanka and Her Life (Tokyo: The Japan Times, 2004).

De foto is een still uit The Eternal Breasts aka Forever a Woman (Chibusa yo eien nare 乳房よ永遠なれ, 1955) van Tanaka Kinuyo 田中絹代 (1909-1977), over leven en sterfbed van Nakajō Fumiko. Tanaka’s film was een grote hit toen die ruim een jaar na Nakajō’s overlijden uitkwam.

oorlogspsychologie

zo makkelijk neemt ze het woord ‘oorlog’ in de mond

            de massa waarvan de psychologie me angst aanjaagt

kō mo tayasuku sensō to iu kotoba ga kuchi ni sareru moppu no shinri o osoreru

かうもたやすく戦争といふ言葉が口にされるモップの心理を恐れる

Ogenschijnlijk gebruikt Nishimura hier moppu (Eng. mop, ‘zwabber’) waar hij duidelijk mobbu (Eng. mob, ‘menigte’) bedoelt. Zo werd het woord veel gebruikt in de jaren ’30 van de vorige eeuw.

Een voorbeeld van ‘spreektaaltanka’ (kōgo tanka 口語短歌) door Nishimura Yōkichi 西村陽吉 (1892-1959). Zulke modernistische toepassingen van wat in oorsprong traditionele poëzievormen zijn waren vaak ook politieke uitingen. Dichters van ‘proletarische’ poëzie hadden er een voorkeur voor.

Nishimura’s zesde dichtbundel, De groene vlag (Midori no hata 緑の旗, 1939), waaruit dit gedicht komt, is sterk gekleurd door het politieke klimaat van de jaren ’30 van de vorige eeuw met militaire couppogingen en Japans invasieoorlog in China. Wat kan de dichter doen wanneer we collectief gek geworden lijken te zijn?

Dit gedicht gebruikte ik uiteindelijk niet in een presentatie eerder deze week over oorlogstrauma en traditionele poëzievormen in Japan.

De afbeelding toont een fragment van een poster van het Kyoto Nationale Defensie Genootschap (Kyōtofu Kokubō Kyōkai 京都府国防協会). Nog net te lezen is het woord ‘heilige oorlog’ (seisen 聖戦). Periode 1938-1945. Collectie Museum and Archives, Kyoto Institute of Technology.