de verhalen van onze hulp
.
sindsdien vertelt onze hulp me niets meer,
al hield ik zo van haar verhalen.
.
‘die hoorde ik al van je’, zei ik,
en ze trok een droef gezicht.
.
in onze hulp haar ogen zag ik de weerspiegeling
van veldrozen op grasbegroeide heuvels.
.
die verhalen zijn me dierbaar,
mocht zij me ooit weer wat vertellen,
dan zou ik vijf keer, tien keer, zó braaf,
zwijgend naar haar luisteren.
.
ばあやのお話
.
ばあやはあれきり話さない、
あのおはなしは好きだのに。
.
「もうきいたよ」といったとき、
ずいぶんさびしい顔してた。
.
ばあやの瞳には、草山の、
野茨のはな映ってた。
.
あのおはなしがなつかしい、
もしも話してくれるなら、
五度も、十度も、おとなしく、
だまって聞いていようもの。
naar zee
.
opa ook naar zee,
pappa ook naar zee,
ook grote broer naar zee,
allemaal allemaal naar zee.
.
aan de zee haar overkant
daar is het echt heel mooi hoor,
iedereen die daar dan heen gaat
die komt nooit meer terug.
.
wij moesten ook maar snel
ook grote mensen worden,
dan gaan we heus naar zee
heus, dat is echt waar hoor.
.
海へ
.
祖父さも海へ、
父さも海へ、
兄さも海へ、
みんなみんな海へ。
.
海のむかうは
よいところだよ、
みんな行つたきり
帰りゃあしない。
.
おいらも早く
大人になつて、
やっぱり海へ
ゆくんだよ。
Voor mij heeft dit gedicht iets sinisters dat Kaneko Misuzu er allicht niet ingelegd heeft.
steen
.
gisteren was het een kind
dat je liet struikelen
en vandaag een paard
dat je vallen liet.
en morgen: wie
zal er dan bij je langs komen?
.
de steen
op een landweg
onder de rode zon
kan het niks schelen.
.
石ころ
.
きのうは子供を
ころばせて
きょうはお馬を
つまずかす。
あしたは誰が
とおるやら。
.
田舎のみちの
石ころは
赤い夕日に
けろりかん。
grote vangst
.
bij het gloren van het ochtendgloren
een grote vangst
van stevige sardines
een grote vangst.
.
op het strand daar lijkt het wel
een festival
maar diep in zee
daar houden ze
voor tienduizenden
sardines een begrafenis
ja, dat denk ik wel.
.
大漁
.
朝焼小焼だ
大漁だ。
大羽鰯の
大漁だ。
.
浜は祭りの
ようだけど
海のなかでは
何万の
鰯のとむらい
するだろう。
‘Grote vangst’ geldt zo’n beetje als Kaneko’s bekendste gedicht.
Kaneko Misuzu 金子みすゞ (officiële eigennaam: Teru テル, 1903-1930): jong gestorven, lang vergeten, en nu heel erg herontdekt.
Misuzu werd geboren in het vissersdorp Senzaki, aan de Japanse Zeekust in het uiterste westen van Japans hoofdeiland. Na de plotse dood van haar vader hertrouwde haar moeder met Misuzu’s oom en gingen zij en Misuzu nog iets verder naar het westen in Shimonoseki wonen, waar hij een boekhandel dreef. Uitzonderlijk voor die tijd was dat Misuzu dankzij haar moeder tot haar zeventiende naar school kon blijven gaan.
In 1926 trouwde zij met de hoofdklerk van de boekhandel, die een onbetrouwbare rokkenjager bleek en die haar behalve een dochter ook een pijnlijke geslachtsziekte zou bezorgen. In februari 1930 vroeg zij een echtscheiding aan, die wel zou betekenen dat zij voogdij over haar dochter kwijt zou raken. Ondanks smeekbeden van haar kant om voor hun dochter te kunnen blijven zorgen gaf haar man niet toe. In maart pleegde zij zelfmoord door zichzelf te vergiftigen, een maand voor haar zevenentwintigste verjaardag.
In de drie jaar voor haar huwelijk, terwijl zij in de boekhandel van haar oom-stiefvader en moeder werkte, begon Misuzu poëzie te schrijven voor kinderen, teksten in de brede categorie dōyō 童謡: kinderrijmpjes en gedichten die op kinderen gericht waren maar ook door volwassen gewaard werden. Ze publiceerde die hoofdzakelijk (zo’n dertig gedichten) in het tijdschrift Kinderverhalen (Dōwa 童話). Dit was een tijd dat lustig geëxperimenteerd werd met creatieve poëzie voor kinderen. Bekende namen in die beweging waren Kitahara Hakushū 北原白秋 (1885-1942) en het legendarische literatuurtijdschrift voor kinderen, Rode vogel (Akai tori 赤い鳥), dat in 1918 was opgericht. De dichter Saijō Yaso 西條八十 (1892-1970), die ook voor Rode vogel schreef, roemde Misuzu’s bijdragen aan de kinderpoëzie en zag zich als haar ontdekker. Na haar huwelijk maakte haar man het Misuzu onmogelijk te blijven publiceren; hij dwong een traditionele rol voor zijn echtgenote af. Misuzu bleef doorschrijven, maar in het geheim.
De drie door Misuzu volgeschreven aantekeningenboekjes met in totaal 512 grotendeels ongepubliceerde gedichten waren al die tijd door Misuzu’s jongere broer bewaard en werden in 1982 bij hem ontdekt door de kinderliedjesschrijver Yazaki Setsuo 矢崎節夫 (1947), de huidige directeur van het Kaneko Misuzu Memorial Museum. Zijn uitgave, in 1984, van haar verzameld werk zorgde ervoor dat ruim een halve eeuw na haar dood Misuzu’s poëzie eindelijk een breed publiek vond.
De afbeelding toont een detail van de omslag van Vive la marée! van Pascal Rabaté en David Prudhomme (Futuropolis, 2015; pocketuitgave 2022), een strip die terecht wel vergeleken is met Jacques Tati’s Les vacances de monsieur Hulot (1951).