dode dichter

            Overnachting in de Hertenkamp-tempel (Dit is de oude woning van Wang Wei)

Droefgeestig is deze tempel uit de Tang;

de mens van vroeger is er nu niet meer.

Als lappen ruwe zijde liggen vele lagen toppen;

in een vlietende wereld rest hoeveel laatste zonlicht nog?

De contouren van de stupa’s trillen in de mist;

de klank van de avondklok klinkt als zacht gefluister.

In dit gastverblijf houd ik als vanzelf op spijt te hebben;

vanaf zijn graf keer ik naar verlichte zielen terug.

宿鹿苑寺 王維旧第。索莫唐朝寺。昔人今已非。短綃千畳嶂。浮世幾残暉。塔影摇嵐側。鐘声咽吹微。客窓休自恨。華表会仙帰。

Dat ‘als in de derde regel is smokkelen, omdat het gedicht geen expliciete vergelijking maakt; beter is misschien een directere vertaling: ‘Lappen ruwe zijde zijn de vele lagen (heuvel)toppen’. Een kahyō 華表 (let. ‘vóór de bloesems’, openingswoord van de slotregel) was in China een poort die toegang gaf tot (onder meer) een begraafplaats (in Japan is het een ander woord voor een torii 鳥居, de toegangspoort tot een Shinto-schrijn). Hier ga ik ervanuit dat het woord specifiek (ook) verwijst naar een grafmonument voor Wang Wei; hard bewijs daarvoor heb ik niet, maar het ligt wel in de lijn van dit gedicht. ‘Verlichte zielen’ is mijn vertaling voor sen 仙 (‘onsterfelijke’), een woord dat hier gebruikt wordt voor de monniken die in het Hertenkamp-klooster leven.

Poëzie uit de Chinese Tang-dynastie (618-907) was en is dominant in heel Oost-Azië. De achtste-eeuwse Dù Fŭ 杜甫 (712-770) mag gelden als ‘China’s geweldigste dichter’, maar zijn tijdgenoot Wáng Wéi 王維 (699-761) komt daar toch aardig bij in de buurt. Hij was een redelijk succesvol ambtenaar die in zijn vrije tijd meditatieve poëzie schreef met boeddhistische ondertonen en al eeuwen vooral om zijn beeldende natuurpoëzie gelezen wordt.

Voor Wang Wei, zie bijvoorbeeld Wilt Idema, Dertig eeuwen Chinese poëzie (Brooklyn, 2021), p. 253-263, en Silvia Marijnissen, Berg en water (De Arbeiderspers, 2012), p. 139-186 (p. 142-162 is haar vertaling van de reeks Bij de rivier de Wang [Wang-chuan ji 輞川集] van Wang Wei en zijn vriend Pei Di [716-?]).

Het ‘Hertenkamp-klooster’ (Lùyuàn-sì, Jp. Rokuon-ji 鹿苑寺) is mij onbekend, maar dat moet slaan op een boeddhistische tempel die op enig moment na Wang Wei’s dood gebouwd is op zijn voormalig buitenverblijf bij de rivier de Wang (Wăng-chuān 輞川), ten zuidoosten van de toenmalige hoofdstad Chang’an. ‘De hertenkamp’ (Lùchái 鹿柴) was een specifiek omheind gedeelte op het terrein daarvan, en de tempel zal daaraan zijn naam ontleend hebben. De dichter schrijft tenslotte zelf: ‘Dit is de oude woning van Wang Wei’ (ō i no kyūdai nari 王維旧第).

Uno Naoto stelt dat ‘de overlevering wil dat Wang Wei na de dood van zijn moeder zijn buitenverblijf verbouwde tot een tempel die hij het “Hertenkamp-klooster” noemde.’ (Uno, Nihon no kanshi, 2017, p. 44.) Ik weet niet waarop hij dat baseert.

N.B. Verwar deze naam niet met de gelijknamige Rokuon-ji 鹿苑寺, de officiële naam van de Rinzai-Zen-tempel in Kyoto waar het Gouden Paviljoen staat.

Sesson Yūbai 雪村友梅 (1290-1347) was een Japanse Zen-monnik van de Rinzai-school die aan het begin van de veertiende eeuw ruim twintig jaar in China woonde (de jaren 1307-1329, om precies te zijn). Op zijn zeventiende, na eerste studie bij de Chinese Zenmeester Yīshān Yīníng 一山一寧 (Jp. Issan Ichinei, 1247-1317) in Kamakura, reisde hij naar China af om aan de Chinese Chan-bron verder te studeren.

China werd destijds bestuurd door de Mongoolse Yuan-dynastie, die zich nog aan het verbijten was over twee mislukte invasies van Japan aan het einde van de dertiende eeuw. Mogelijk speelde dat een rol bij de beschuldiging dat Sesson een Japanse spion zou zijn. Hij werd in de gevangenis opgesloten en ter dood veroordeeld, maar dat doodsvonnis werd niet uitgevoerd. In 1314 werd hij weer vrijgelaten en woonde drie jaar in Chang’an, totdat hij in 1317 opnieuw gestraft werd, dit keer met verbanning naar de zuidwestelijke provincie Sichuan. Het zal in de periode 1314-1317 geweest zijn dat hij het Hertenkamp-klooster bezocht.

Literair toerisme heeft in Oost-Azië een heel lange geschiedenis. In Sesson’s geval werd zijn bezoek aan de restanten van Wang Wei’s buitenplaats ongetwijfeld ook (of zelfs vooral) ingegeven door religieuze motieven.

Te bewijzen is het niet, maar het is heel verleidelijk om in Sesson’s gedicht echo’s te lezen van wat mogelijk Wang Wei’s beroemdste gedicht is en dat hij schreef op zijn buitenverblijf:

            De hertenkamp

De lege berg: je ziet geen mensen,

Je hoort alleen de echo van hun stemmen.

Het kerend zonlicht door het diepe woud

Beschijnt opnieuw het groene mos.

鹿柴。空山不見人。但聞人語響。返景入深林。復照青苔上。

Vertaling Wilt L. Idema, Dertig eeuwen Chinese poëzie (Brooklyn, 2021), p. 261.

De afbeelding toont een Chinees landschap uit de set Kamerschermen met landschapsafbeeldingen uit de vier seizoenen (shiki sansuizu byōbu 四季山水図屏風), toegeschreven aan Shūbun 周文, vijftiende eeuw. Collectie Tokyo National Museum.