(Eerste versie:)
door gestage regen
zijn de verkleurde bladeren van de kers
doorweekt geraakt
meteen met vallende kleuren
openbaart zich dan de herfst
furu ame ni / sakura no momiji / nurenagara / katsu chiru iro ni / aki wa miekeri
ふる雨に桜の紅葉ぬれながらかつちる色に秋はみえけり
(Herziene versie:)
kleur werd opgehaald
op de lage bladeren van de kers
door gestage regen
is het meteen vallende herfst
geworden voor mijn ogen
some-ideshi / sakura no shitaba / furu ame ni / katsu chiru aki ni / narinikeru kana
そめ出し桜の下葉ふる雨にかつ散る秋に成にける哉
Twee versies van een waka door Higuchi Ichiyō. De herziene versie is het resultaat van correcties (tensaku 添削) door haar poëzielerares Nakajima Utako 中島歌子 (1845-1903). Ik zie die ingrepen niet per se als een verbetering. Aardig is natuurlijk die uitdrukking ‘de verkleurde bladeren van de kers’ (sakura no momiji): Ichiyō gebruikt de kersenboom (clichématig symbool bij uitstek van de lente) om een herfstgedicht te schrijven. Momiji 紅葉 zijn specifiek de rode herfstbladeren van de esdoorn maar in bredere zin verwijst het woord naar alle boombladeren in hun herfstkleuren (in proza dan meestal als kōyō gelezen). In combinatie laten de twee versies een glimp zien van de praktijk van traditionele poëzielessen aan het eind van de negentiende eeuw.
Laatste bloemen:
woekerende
groene bladeren waarachter
bij elke windvlaag
van tijd tot tijd restanten
bloesems tevoorschijn komen
shigeriau / aoba ga oku wo / fuku kaze ni / oriori nokoru / hana mo miekeri
残花
しけり合ふ青葉かおくを吹風に折々残る花もミえけり
Op een regenachtige dag blader ik door zijn geschriften:
luchtverduisterend
vallen druppels — mijn tranen soms?
zomerregens
in een hemel die niet opklaart
heb ik weemoedige gedachten
kakikurashi / furu wa namida ka / samidare no / sora mo hare sezu / mono wo koso omoe
雨ふる日其人の著書をミる
かきくらしふるは涙かさみたれの空もはれせすものをこそおもへ
In haar dagboek, 1893. Vermoedelijk een verwijzing naar de journalist en romanschrijver Nakarai Tōsui 半井桃水 (1861-1926), die in de periode 1891-1893 Ichiyō’s literaire mentor was en die haar debuutverhaal publiceerde in zijn tijdschrift Musahino 武蔵野. Ichiyō was hoogstwaarschijnlijk verliefd op hem, maar brak het contact af nadat geruchten de kop opstaken (onder meer bij haar eigen poëzielerares) dat zij een onbetamelijke verhouding met elkaar zouden hebben. In dat scenario zou zij dit gedicht dan kort na het afbreken van de relatie met Nakarai hebben geschreven.
Sinds 3 juli jl. laat de Bank van Japan nieuwe bankbiljetten van duizend, vijfduizend en tienduizend yen circuleren. Daarmee zal een einde komen aan de biljetten die nu in omloop zijn. Ik probeer het niet symbolisch te zien, maar het impliceert wel de dood (of in elk geval: langdurige coma) van de literatuur. Het oude biljet van vijfduizend yen was namelijk het eerste Japanse bankbiljet met een vrouw erop: een portret van schrijfster Higuchi Ichiyō 樋口一葉 (1872-1896), in circulatie sinds 1 november 2004.
Dat was toen meteen ook een opwaardering van de literatuur. Vóór het biljet met Higuchi werd de literatuur vertegenwoordigd door het biljet van duizend yen met romanauteur Natsume Sōseki 夏目漱石 (1867-1916), dat in circulatie was in de periode 1984-2004.
Ook jammer is het vanuit didactisch oogpunt. Ik liet tot voor kort op college van tijd tot tijd de bankbiljetten met Sōseki en Ichiyō zien en legde dan uit dat de staat, vertegenwoordigd door de Bank van Japan, het belangrijk vond dat Japanners weten dat er schrijvers zijn. (Dit alles in de context van een praatje over de natiestaat.) Ik deed dan ook nog wel eens een testje door te vragen of studenten wisten wat er achterop alle eurobiljetten staat, als een analyseoefening in symboolpolitiek. Ik ben met dat laatste inmiddels opgehouden. Een aantal jaren terug kon ik hun nog vragen een biljet uit hun portemonnee te halen, maar dat werkte steeds slechter omdat niemand meer met contant geld betaalt. Tijd voor nieuwe trucjes.
Dat Higuchi op dat bankbiljet terecht kwam heeft alles te maken met haar terechte reputatie als een vernieuwend prozaschrijver. In haar korte leven publiceerde zij een aantal baanbrekende verhalen, waaronder ‘Modderkreek’ (‘Nigorie’ にごりえ, 1895), ‘De dertiende nacht’ (‘Jūsan’ya’ 十三夜, 1895; beide in 1953 samen mooi verfilmd als Nigorie door Imai Tadashi) en ‘Kinderspel’ (‘Takekurabe’ たけくらべ, 1895-1896): opvallend sterke psychologische portretten van doorgaans nog jonge mensen in de arme buurten van laat negentiende-eeuws Tokyo. Op haar vierentwintigste overleed zij aan tuberculose.
Als elk beschaafd mens in Japan in haar tijd (en in alle eeuwen daarvoor) schreef Higuchi ook poëzie. In haar geval waren dat waka (wat niet veel later tanka genoemd zou gaan worden). In de zomer van 1886 werd zij op haar veertiende een leerling in de Haginoya 萩の舎 (‘Het herfstbremhuis’) in Tokyo, de befaamde zij het nogal traditioneel georiënteerde poëzie-academie van dichteres Nakajima Utako 中島歌子 (1845-1903). Van Higuchi zijn zo’n vierduizend gedichten over.
Dat is dan de bewaard gebleven productie van tien jaar, dus gemiddeld zo’n vierhonderd waka per jaar (of 1,1 gedicht per dag, elke dag weer, tien jaar lang, als je vervreemdende precisie wil suggereren). Maar herinner je: Ichiyō is begonnen op haar veertiende, dus het soortelijk gewicht van die productie ligt op de tweede helft van dat decennium. Die aantallen illustreren aardig een wel eens vergeten waarheid, namelijk dat waka (tanka), én haiku, behalve ‘poëzie’ ook een techniek zijn die je moet blijven oefenen en dat veel van zulke gedichten ook het residu zijn van formele dan wel persoonlijke trainingsessies.
Tegenover dit alles staat dan weer dat het nieuwe biljet van vijfduizend yen opgesierd wordt door een portret van Tsuda Umeko 津田梅子 (1864-1929). Na als kind en jonge vrouw in de Verenigde Staten te hebben gewoond en daar aan Bryn Mawr te hebben gestudeerd, werd zij in Japan een drijvende kracht achter een beweging voor hoogwaardig vrouwenonderwijs.
Het vormgevingsbeleid van de Bank van Japan sluit naadloos aan op het beleid van nationale banken in de Westerse wereld, waarbij bankbiljetten ingezet worden om een nationale canon te ondersteunen of zelfs te creëren. Ook Nederland deed dat tot de komst van de euro in 2002 (met uitzondering van de fasen R.D.E. Oxenaar en Jaap Drupsteen, 1981-1997, met hun zonnebloemen, vuurtorens en abstracties; Nederland had toen wel het mooiste papiergeld in de wereld). Zie ook:
- Jaap Bolten, Het Nederlandse bankbiljet 1814-2022: Vormgeving en ontwikkeling (Amsterdam: De Nederlandse Bank, 1999).
Ik herlas stukken uit:
- Robert Lyons Danly, In the Shade of Spring leaves: The Life and Writings of Higuchi Ichiyō, A Woman of Letters in Meiji Japan (New York: Norton, 1981).
De afbeelding toont een bankbiljet van vijfduizend yen met een portret van schrijfster Higuchi Ichiyō 樋口一葉 (1872-1896), in circulatie sinds 2004, dat nu gaandeweg zal verdwijnen. Bron: Wikipedia.
4 reacties op “verkleurde bladeren van de kers”
Wat een prachtige kleinodiën maak je toch! (De vraag hoeveel woorden een kleinood mag bevatten stellen we niet.) Eén van de vele dingen om over door te denken na deze bloesem is het beeld van poëzie als een ambacht, als iets dat zich laat onderwijzen en leren. Daarover, en over de vraag hoe dat zich verhoudt tot ongrijpbare kanten van het genre, gaat het natuurlijk al millennia, maar dat maakt niet uit — boze tongen fluisteren zelfs dat dat de bedoeling is.
Over Reizei Fumiko, van de Reizei-familie van adellijke hofdichters, aan het begin van deze eeuw: ‘Above all, she insists that the Way of the Reizei house is an expression of ancient court civilization and that composing poems according to the old conventions is always an explicitly religious act in which poems are presented as offerings to the gods. […] [waka is] the medium of an aesthetic practice that is taught as a craft rather than as an “art” only for the artistically gifted.’ Steven D. Carter, Householders: The Reizei Family in Japanese History (Cambridge: Harvard University Asia Center, 2007), p. 352, 354.
Kort geleden moest ik pinnen in de heuvels en bergen van Shimane. Tot mijn verbazing kon ik ¥2000 biljetten pinnen. Een prachtig biljet met Murasaki Shikibu en het Verhaal van Genji erop afgebeeld. Hoe plaats jij dit biljet, een biljet dat naar mijn mening de mooiste is in de wereld?
You got me there. Dat biljet van ¥2.000 is in 2000 uitgegeven, ter gelegenheid van de G8-top in Japan dat jaar: ook een fraai voorbeeld van soft power-strategie. Bewaar het maar goed; dat heb ik met het mijne ook gedaan. Na 2004 stopte De Bank van Japan met uitgifte ervan. Sowieso was daadwerkelijke uitgifte schijnbaar in relatief beperkte oplagen en het biljet werd/wordt door mensen bewaard als aandenken, zo lijkt het. Je komt het in het wild in elk geval nauwelijks tegen. Vandaar dat ik het hier niet meetelde. Hoe dan ook, dat was een bijzondere ATM-ervaring die je daar had!