Michiko
.
jouw boezem als de zee
weids aanspoelend.
verre hemel, blauwe golven,
een koele bries zelfs steekt op
waait over dennentoppen
reikt tot aan witte kiezelstranden.
.
en in jouw ogen wordt nog een hemel
aan de einder weerspiegeld
golven in lange rijen, golven op het strand,
die rapper aanrolden.
onbewust, de volle zeilen, gereefde zeilen
van scheepjes op open zee aangestaard.
.
en dan de schoonheid van jouw voorhoofd
opgeschrikt door een geluid
gewekt uit een droom tijdens een middagdutje
zoals een os, kinderlijk
lichtjes en tegelijkertijd verfijnd
opgeheven en dan weer neergezegen
.
nonchalant-slordig, is jouw nek als een regenboog
krachteloos, met armen als van een zuigeling
snaar en zang in samenspel, snelle wijsjes, als jij danst,
vult de zee zich met een ontroerend gouden avondzon
raken ondiepten op open zee, heel in de verte, overspoeld
in de hemel daar, zag ik hoe jij je laatste adem uitblaast
.
みちこ
.
そなたの胸は海のやう
おほらかにこそうちあぐる。
はるかなる空、あをき浪、
涼しかぜさへ吹きそひて
松の梢をわたりつつ
磯白々とつづきけり。
.
またなが目にはかの空の
いやはてまでもうつしゐて
並びくるなみ、渚なみ、
いとすみやかにうつろひぬ。
みるとしもなく、ま帆片帆
沖ゆく舟にみとれたる。
.
はたその顙のうつくしさ
ふと物音におどろきて
午睡の夢をさまされし
牝牛のごとも、あどけなく
かろやかにまたしとやかに
もたげられ、さてうち俯しぬ。
.
しどけなき、なれが項は虹にして
ちからなき、嬰児ごとき腕して
絃うたあはせはやきふし、なれの踊れば、
海原はなみだぐましき金にして夕陽をたたへ
沖つ瀬は、いよとほく、かしこしづかにうるほへる
空になん、汝の息絶ゆるとわれは眺めぬ。
Nakahara Chūya shishū, p. 86-87. De romanauteur en criticus Ōoka Shōhei 大岡昇平 (1909-1988) leerde begin 1928 Nakahara Chūya en diens voormalige geliefde Hasegawa Yasuko kennen via de criticus Kobayashi Hideo; in 1974 won hij de Noma-literatuurprijs met zijn Nakahara-biografie. Ōoka heeft de ‘Michiko’ van dit gedicht geïdentificeerd als Hayama Michiko 葉山三千子 (1902-1996). Toen Nakahara haar leerde kennen, woonde deze filmactrice in hetzelfde pension als Hasegawa Yasuko, die ook filmactrice was; beide actrices werkten toen voor dezelfde Shōchiku-filmstudio in Kamata, in het zuiden van Tokyo. Michiko was de acteursnaam van Waji Seiko 和嶋せい子, de schoonzus van romanauteur Tanizaki Jun’ichirō 谷崎潤一郎 (1886-1965). Tanizaki, diens vrouw Chiyo 千代 en haar jongere zusje Seiko (Michiko, dus) waren in een complexe driehoeksverhouding verwikkeld. Tanizaki schreef onder meer voor Michiko een rol in zijn scenario voor de legendarische (want verloren gegane) film Amateurclub (Amachua kurabu アマチュア倶楽部, 1920) en gebruikte haar, neemt men aan, als model voor het personage Naomi in zijn roman Chijin no ai 痴人の愛 (Een dwaas verliefd, 1924), een Pygmalion-verhaal over een jonge dandy die zich verliest in een serveerster die erg op Hollywood-actrice Mary Pickford lijkt. Deze vroege roman van Tanizaki is in december jl. eindelijk in Nederlandse vertaling verschenen: Junichirō Tanizaki, Een dwaas verliefd, vert. Jacques Westerhoven (Atlas Contact, 2024). Kopen en lezen, alstublieft.

Afgelopen donderdag was ik op het International Film Festival Rotterdam (IFFR) voor de wereldpremière van de film Yasuko, Songs of Days Past (Yukite kaeranu ゆきてかへらぬ, 2025), die later deze maand in Japanse bioscopen te zien zal zijn. Regisseur Negishi Kichitarō 根岸吉太郎 (1950) leverde na zestien jaar weer een film af, dit keer over een beruchte (of beroemde) literair-artistieke driehoeksrelatie in de jaren ’20 van de vorige eeuw.
De film richt zich in de eerste plaats op filmactrice Hasegawa Yasuko 長谷川泰子 (1904-1993), gespeeld door Hirose Suzu 広瀬すず (1998), die eerst een relatie krijgt met de modernistische dichter Nakahara Chūya 中原中也 (1907-1937), gespeeld door Kido Taisei 木戸大聖 (1996), om vervolgens in te trekken bij de literair criticus Kobayashi Hideo 小林秀雄 (1902-1983), gespeeld door Okada Masaki 岡田将生 (1989).
Ik ga ervan uit dat de film losjes gebaseerd is op Hasegawa’s memoires, met dezelfde Japanse titel (die vertaald kan worden als ‘Vertrokken zonder om te kijken’). De Engelse vertaling lijkt geïnspireerd door de titel van Nakahara Chūya’s tweede, postuum gepubliceerde dichtbundel Zangen van voorbije dagen (Arishi hi no uta 在りし日の歌, 1938).
Ik beken dat ik de film vooral waardeerde vanwege de hoge productiewaarde ervan en gebiologeerd was door de haarscherpe opnamen van prachtige Art Deco-stofontwerpen en minder door de uiteindelijk wat tweedimensionale portrettering van psychologische dynamiek in de driehoeksrelatie. Films over beroemde kunstenaars blijven toch waar ook ter wereld een moeilijk genre: een gevoelde of opgedrongen noodzaak ‘historisch’ te zijn wringt al snel met een creatieve drijvende kracht voor het vertelde verhaal. Ik zie liever films die de vrijheid nemen die geschiedenis om te buigen naar een nadrukkelijk eigen versie ervan. Laat schoolfrikken als ikzelf dan maar achteraf voetnoten plaatsen.
Nakahara en Kobayashi zijn beroemde namen in Japan. Nakahara is vermoedelijk de bekendste modernistische dichter die je in Japanse schoolboekjes tegenkomen kan, de ‘Rimbaud van Japan’ (een benaming die mede is ingegeven door Nakahara’s in 1934 gepubliceerde vertalingen van Rimbauds poëzie). Kobayashi is hét voorbeeld van een goed geïnformeerde, bij hedendaagse cultuur betrokken essayist. Beiden golden in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw als jonge honden die Japanse literatuur met geweld het modernistisch tijdperk in wilden trekken.

Hasegawa Yasuko was, zeker voor haar tijd, een vrijgevochten jonge vrouw die al op jonge leeftijd een carrière als actrice ambieerde. Met dat doel kwam zij in 1923 als negentienjarige aan in Kyoto, waar veel filmstudio’s opereerden — met name voor historisch drama. Daar liep zij de drie jaar jongere Nakahara tegen het lijf. Nakahara gold als wonderkind in zijn thuisstad Yamaguchi in het westerste puntje van Japans hoofdeiland Honshū, maar mislukte er op school, zodat zijn ouders hem naar Kyoto hadden gestuurd om aan de Ritsumeikan-school klaargestoomd te worden voor een diploma dat een mooie toekomst beloven zou. In Kyoto liep Nakahara nog verder van de rails van zijn ouderlijk parcours. Al heel jong had hij zijn zinnen gezet op de poëzie. In maart 1925 vertokken Nakahara en Hasegawa naar Tokyo, met als schijnbare aanleiding dat Nakahara aan de Waseda-universiteit wilden gaan studeren (zijn ouders geloofden blijkbaar alles). Daar gingen zij intensief om met de iets oudere Kobayashi. In november van datzelfde jaar verliet Hasegawa Yasuko Nakahara en trok in bij Kobayashi. Die stap lijkt alleen een verschuiving geweest te zijn in de dynamiek, geen wezenlijke verandering van de al bestaande driehoeksverhouding; die situatie zou nog jaren voortduren.
Tegen Hasegawa definieerde Kobayashi die dynamiek op een manier die hem uitkwam: ‘Jij hebt een intellectuele connectie met Nakahara; met mij heb je een gevoelsconnectie.’ (あなたは中原とは思想が合い、ぼくとは気が合うのだ. Hasegawa Yasuko, Yukite kaeranu; geciteerd in Sasaki 1994, p. 133.)
In 1928 kreeg Hasegawa Yasuko de kans actrice te worden bij de Shōchiku-studio. Op aandringen van Kobayashi’s moeder veranderde zij haar naam in Sakiko. Onder die naam [Kobayashi Sakiko] publiceerde zij in 1929 drie gedichten in het kortlevende tijdschrift Idiotentroep (Hakuchigun 白痴群, 1929-1930, zes nummers), en later een prozagedicht met als intrigerende titel ‘Herfstgroentensoep’ (‘Aki no yasai-sūpu’ 秋の野菜スープ).

Het hier vertaalde gedicht ‘Michiko’ gaat over een substituut voor Hasegawa Yasuko, zou je kunnen zeggen: ook een actrice in een driehoeksrelatie en ook vooral bekend door de ogen van mannen en hier geschetst door misschien Japans ultieme dichter van de moderne tijd.
Ik gebruikte:
- Nakahara Chūya shishū 中原中也詩集 [Verzamelde gedichten van Nakahara Chūya], red. Ōoka Shōhei 大岡昇平 (Tokyo: Iwanami Shoten, 1981, 199634).
- the poems of Nakahara Chūya, vert. Paul Mackintosh en Maki Sugiyama (Leominster, Herefordshire: Gracewing, 1993).
- Raechel Dumas, ‘The Aesthetics of Transcendence: Nakahara Chūya and the Poetics of Japanese Modernity’, South Atlantic Review 76: 4 (2011), p. 155-169.
- Sasaki Mikirō 佐々木幹郎, Nakahara Chūya 中原中也 (Tokyo: Chikuma Shobō, 1988; pocketeditie 1994).

De afbeelding toont een screenshot van de officiële website voor de film Yasuko, Songs of Days Past (Yukite kaeranu ゆきてかへらぬ, 2025), die later deze maand in Japanse bioscopen te zien zal zijn.
2 reacties op “jouw boezem als de zee”
Hartelijk dank, Ivo.
Penseel van wind is een lichtpunt in mijn leven.
Dat is heel fijn om te horen!