vliegensvlug

                  In de ochtend van 28 november 1929 ging ik met Toki Zenmaro, Saitō Mokichi en Yoshiue Shōryō aan boord van de Komet 102 en hebben we ongeveer twee uur rondgevlogen:

natuur gaat

vliegensvlug aan het lijf voorbij

—— bergen, bergen, bergen

shizen ga zunzun karada no naka o tsūka suru —— yama, yama, yama

  昭和四年十一月二十八日午前、土岐善麿、斎藤茂吉、吉植庄亮諸君と、朝日新聞社旅客コメット型第一◯二号に搭乗、約二時間にわたって飛ぶ
自然がずんずん体のなかを通過する——山、山、山

Dat ‘vliegensvlug’ voor zunzun (dat ‘snel voortbewegend’ betekent) is om te onderstrepen dat de hele ervaring van dit gedicht een geheel nieuwe is, mogelijk gemaakt door moderne technologie.

In de reeks moderne tanka ‘Uitkijken vanuit de hemel’ (Sora yori tenbō-suru 空より展望する), opgenomen in de tanka-bundel Bronnenzone (Suigen chitai 水源地帯, 1932), beschreef Maeda Yūgure 前田夕暮 (1883-1951) zijn ervaring van een vliegtocht in 1929. Medepassagiers waren mededichters Toki Zenmaro 土岐善麿 (1885-1980), Saitō Mokichi 斎藤茂吉 (1882-1953) en Yoshiue Shōryō 吉植庄亮 (1884-1958).

Dit gedicht is het resultaat van een dichtsessie op twee kilometer hoogte. In november 1929 organiseerde het dagblad Asahi shinbun een ‘dichtcompetitie in de hemel’ (kūchū kyō’ei 空中競詠). Zodoende stapten de vier dichters in een Komet van de Duitse vliegtuigbouwer Dornier, vlogen twee uur rond en sloegen aan het dichten. 

Een Komet-passagierstoestel van de Duitse vliegtuigbouwer Dornier, en interieur. Japan, 1927. Bron: Cultural Heritage Online, en Postal Museum Japan.

Saitō Mokichi bracht zijn gedichten samen in zijn ‘Kleine zangen in een lege hemel’ (Kokū shōgin 虚空小吟). Een thema was angst voor vliegangst:

van doodsangsten heb ik zelfs geen teken van een voorgevoel

            terwijl ik door een lege hemel aan het vliegen ben

inochi osoremu yokaku no kizashi sae nashi munashiki sora o tobitsutsu zo iku

いのち恐れむ予覚のきざしさへなしむなしき空を飛びつつぞ行く

Het vogelperspectief vanuit het vliegtuig bood een nieuwe blik.

een zwarte zee laat haar schittering vrij en in dat moment zag ik eenzaamheid vanuit de lucht

kuroki umi no hikari o hanatsu toki no ma no sabishiki o mitsu ame no naka yori

くろき海の光を放つ時のまの寂しきを見つあめのなかより

Ook verleidde de vlucht tot experimentele poëzie. Dit gedicht van Mokichi is een routebeschrijving:

telegrafisten-waterzuiveringsvijver-vrouwenuniversiteit-gevangenis-schietbaan-militairegreppels-deijzerenbrugbijAkabane-deSumida-debaaivanShinagawa

denshintai-jōsuichi-joshidaigaku-keimusho-shagekijō-zangō-akabanenotekkyō-sumidagawa-shinagawawan

電信隊浄水池女子大学刑務所射擊場ざんごう赤羽の鉄橋隅田川品川湾
Portret van Maeda Yūgure door Hasegawa Toshiyuki 長谷川利行 (1891-1940), 1930.

De afbeelding van de top van de Fuji boven een wolkendek is een illustratie door Onchi Kōshirō 恩地孝四郎 (1891-1955) voor Maeda Yūgure’s dichtbundel Shinshō – Fuji 新頌・富士 (‘Nieuwe hymne: Fuji’), 1946. Zo’n perspectief lijkt me typisch van na de uitvinding van het vliegtuig. Collectie British Museum.

moeder ligt op sterven

dichterbij kom ik

zij kijkt me oplettend aan

            en zegt me

iets zegt ze me,

            omdat ik haar kind ben

yorisoeru / ware o mamorite / iitamau / nani ka iitamau / ware wa ko nareba

bijna dood is ze,

            mijn moeder, als ik bij haar lig —

                        en in die stilte

kikkers in verre velden

            die weerklinken in de hemel

shi ni chikaki / haha ni soine no / shinshin to / tōda no kawazu / ten ni kikoyuru

bijna dood is ze,

            mijn moeder, en vlakbij haar ogen

vertel ik haar:

            de akelei

                        staat in bloei

shi ni chikaki / haha ga me ni yori / odamaki no / hana sakitari to / iinikeru kana

bijna dood is ze,

            mijn moeder, en haar voorhoofd

wrijf ik almaar

            terwijl mijn tranen vloeien

                        en ik er heel erg ben

shi ni chikaki / haha ga hitai o / sasuritsutsu / namida nagarete / itarikeru kana

ach, mijn moeder

            die op sterven ligt

ach, mijn moeder

            die mij gebaard heeft, mijn moeder

                        met haar hangende borsten

waga haha yo / shinitamaiyuku / waga haha yo / ware o umashi chi / taraishi haha yo

zij leven nog wel,

            mensen die samenkomen

om mijn moeder

            te zien sterven,

                        te gaan sterven

inochi aru / hito atsumarite / waga haha no / inochi shiyuku o / mitari shiyuku o

wakend over het vuur

            wordt de nacht steeds dieper:

mijn jongere broer

            zingt over dit leven

                        een lied — droevig is het

hi o morite / sayo fukenureba / otōto wa / utsushi-mi no uta / utau kanashiku

in de bergkloof

            is de zon al helemaal

                        ondergegaan:

nu de geur van warm water

            die intenser door komt dringen

yama kai ni / hi wa toppuri to / kuretareba / ima wa yu no ka no / fukakarishi kamo

Saitō Mokichi 斎藤茂吉 (1882-1953) was een psychiater en tanka-dichter met meer dan 14.000 gedichten op zijn naam. Hij vervulde voor de Tweede Wereldoorlog een centrale rol bij de publicatie van het tanka-tijdschrift Araragi (‘Slangenlook’, dat tot december 1997 bleef bestaan), dat was opgericht door zijn tanka-leraar Itō Sachio (1864-1913), die weer een leerling was van Masaoka Shiki. Als er al een te duiden ‘erfenis’ van Shiki bestaat, dan mag Mokichi gelden als de voornaamste erfgenaam ervan. Deze gedichten komen uit een lange reeks tanka getiteld ‘Moeder ligt op sterven’ (Shinitamau haha) in Mokichi’s debuutbundel Rood licht (Shakkō, 1913), voorgepubliceerd in Araragi.

Deze reeks kwam ik onvoorbereid tegen toen mijn eigen moeder op sterven lag; het tweede gedicht las ik voor op haar afscheid.