Categorieën
poëzie

als een vuurvliegje

            de grammatica van een zomer

            .

een uitgesproken zomer

heft het hoofd op     en vindt geen woorden

(ergens het geluid van water

een herinnering opgeroepen door de bitterheid van klokjesbloemen!)

een slang vormt een vraagteken en trekt zich terug in het kreupelhout

            .

een schijf tegenlicht laag op de rug gedragen

de open wond van een jongen braakt zout uit

de neerhangende schemer een uitgestrekt ooglapje

(behoedzaam verwijder jij het gipsverband om de droom)

            .

weldra zullen de sterren hun rechtmatige plaats innemen

            .

tot dat moment is er licht van water

het kabbelen van een oog

alleen de ziel jouw verwarring

            .

hé jongen met je breekbare wimpers

open je handpalmen naar de leegte

grijp het laatste leesteken

(dat zal knipperen als een vuurvliegje

en zal ontsnappen naar een verre rivier…)

            .

 夏の文法
            
.
断言の夏が
ふと首をかしげ 絶句する
(どこかで水の音)
桔梗の苦みによみがえる記憶!)
蛇は疑問符のかたちして藪にもどる
            
.
逆光の円盤を低く背負って
少年の傷口はまだ塩をふいている
垂れてくるたそがれ 茫大な眼帯
(夢の関節からきみはそっとギプスをはずす)
            
.
やがて星たちは位階に就くだろう
            
.
それまでは水明り
眼のさざなみ
魂だけがきみの迷いだ
            
.
折れやすい睫毛をもつ少年よ
掌を虚空にひろげて
最後の句読点をとらえよ
(それは蛍のように点滅し)
遠い川へ逃れ去ってしまう……

Een gedicht van Tada Chimako 多田智満子 (1930-2003)  in haar bundel Lotuseters (Hasukuibito 蓮喰いびと, 1980; de titel is verwijzing naar de lotophagos ΛΩΤΟΦΑΓΟΣ in de Odyssee) met poëzie uit de periode 1975-1980.

De afbeelding toont een verbeelding uit 1735 door Nishikawa Sukenobu 西川祐信 (1671-1750) van de vroeg elfde-eeuwse dichteres Izumi Shikibu 和泉式部 en haar bekende gedicht over vuurvliegjes (Goshūi wakashū 20-1162): mono omoeba / sawa no hotaru mo / waga mi yori / akugare-izuru / tama ka to zo miru 物おもへば沢の蛍も我が身よりあくがれいづる魂かとぞみる. Collectie Theatermuseum van de Waseda-universiteit (Enpaku) 早稲田大学演劇博物館. Vertalingen van teksten in de prent toegevoegd. Het is het gedicht uit de Japanse literatuurtraditie dat Tada koos voor haar optreden op Poetry International in oktober 2000.

ceder van de nacht

            wind nodigt wind uit

            .

wind nodigt wind uit

om wolf te gaan eten

blauw vlees     vlug bloed 

o! ceder van de nacht     toren van de nacht 

            .

onweerstaanbaar zwermt stuifmeel uit

de maan sperde een wit oog open

laat wind wind eten

laat botten botten bijten 

            .

tastende ademhaling     in elkaar gedoken apen

stapelen de ene gefossiliseerde schreeuw op de andere

o! ceder van de nacht     toren van de nacht

het glazen vogeltje ligt aan stukken

            .

het woud is met rails doorregen

door de oven lopen rode barsten

wind nodigt wind uit

om wolf te gaan eten 

            .

 風が風を
            
.
風が風をさそった
狼を喰いに行こうと
蒼い肉 すばやい血
おお夜の杉 夜の塔
            
.
むらむらと花粉がこぼれ
月は白い眼を剝いた
風は風を喰うがいい
骨は骨を嚙むがいい
            
.
さぐる息 すくむ猿
化石した叫びをかさね
おお夜の杉 夜の塔
ガラスの小鳥は砕け散った
            
.
森はレールに貫かれ
かまどに紅い亀裂が走り
風がまた風をさそった
狼を喰いに行こうと

Sinds ik ruim twintig jaar geleden voor het eerst ‘Wind nodigt wind uit’ (Kaze ga kaze o 風が風を) van Tada Chimako 多田智満子 (1930-2003) las, uit haar bundel Een valse kroniek (Nise no nendaiki 贋の年代記, 1971), is dit gedicht door mijn hoofd blijven spoken. Tada woonde lange tijd met haar echtgenoot in Kobe aan de voet van de berg Rokko, waar het zo steil werd dat de straat wel moest ophouden en het bergbos begon. Ik denk graag dat dit gedicht een wereld beschrijft waarin zij half woonde.

Tada’s gedicht is in 1984 op muziek gezet door Kinoshita Makiko 木下牧子 (1956). Deze componiste heeft zowaar een eigen Nederlandse Wikipedia-pagina. Zij componeert vooral voor koren; dit is een van haar eerste koorstukken. Dat was destijds voor de Tokyo Women’s Coral Society. ‘Wind nodigt wind uit’ is onderdeel van Kinoshita’s liederenreeks ‘Zes romances’ (Muttsu no roman 六つの浪漫), zes zangstukken naar gedichten van verschillende dichters.

De foto toont boomtoppen tegen de achtergrond van de Melkweg.

labyrint

            Draadvrouw 

Talmend bij de kleine ingang       van het labyrint, of van de wereld

kijkt de vrouw op haar handen neer

naar de vertakte paden die in de schemer van haar handen wegwaaieren 

            .

Toen haar ogen naar haar vingertoppen afdwaalden

deed de vrouw een ontdekking

Vingerafdrukken!     een analogie met het labyrint

            .

Ze plukt de spelden uit de plooien waarin de schaduw is gevouwen

en met het ontrafelen van haar vingerafdrukken

wordt de vrouw een levende spoel 

            .

— Neemt deze draad, o vreemdeling

            Wanneer u uit uzelf zult treden

            zal zij u een getrouwe gids blijken 

            .

— Gaat u voort langs de kromming in de horens van de stier

            Buigt de trotse blik     naar binnen naar binnen

            met de stappen van de maskerdans

            .

— Die stappen zijn in cadans met de goddelijke wil

            Op het eiland is de stier goddelijk gekleurd

            en langs zijn dikke horens buigt de tijd

            .

De bloedbevlekte draad wordt helemaal gevierd

Al haar vingerafdrukken verdwijnen

zodat de vrouw een waarachtig alibi verkrijgt

            .

De horizon wordt opgebroken

en opgerold tot het middelpunt van een slakkenhuis

en spat weer op, keert om, keert donker

            .

Het gebulder van de wentelzee

bereikt het einde van het parelmoer gekleurde binnenoor

weer een labyrint van de vrouw dat doorzichtig begint te worden 

            .

In het sacrum, waar de tijd het meest overschaduwd is, ziet de man

hoe de omgeslagen boot een altaar wordt en opgesierd

(Degene die hiervoor geslacht werd is zeker niet de stierman)

            .

— De boot herkent u wel

            De boot die u naar dit eiland bracht 

            dan wel de doodskist van mijn ziel

            .

De pijn stopt     het bloeden stopt

de vrouw ziet     hoe voor het grandioze ochtendgloren

de wereld, de dans beëindigd, haar masker optilt

            .

 系の女
           
.
迷宮あるいは世界の 小さな入口にたたずんで
女は眼を伏せて掌を見る
手の中で暮れてゆく先細りの岐れ道を…‥
            
.
指さきへ眼をさまよわせたとき
女は遂に発見する
指紋! 迷宮と相似なるものの
            
.
影を畳んだ襞から留め針をぬきとり
指紋を端からほどきながら
女は活きた糸巻となる
            
.
——この糸をお持ちなさい異国のお方よ
 これがあなた自身から脱け出すときの
 たしかなしるべとなりましょう
            
.
——牡牛の角の湾曲にそって進みなさい
 誇らかな視線をたわめ 内へ内へと
 仮面をつけた舞踏の足どりで
            
.
——そのあゆみは真意に適うでしょう
 島では牡牛は神の色をしていて
 太い角の曲る方へと時間が曲っているのです
           
.
血みどろの糸は残らずほどかれ繰り出された
すべての指紋を失い尽くして
女は純粋なとなる
           
 .
水平線はめくれあがって
巻貝の中心に巻きこまれ
またしぶきあげて反転し暗転し…‥
           
 .
螺旋の海のとどろきが
透きとおりはじめた女のもうひとつの迷路
真珠母いろの内耳の奥へとつたわってくる
            
.
そして時間のもっとも翳深い内陣で男は見る
転覆した舟が 祭壇となってしょうごんされているのを
(その前で屠られるものはたしかにあの牛人ではなかった)
            
.
——舟には見おぼえがおありでしょう
 この島にあなたを運んできた舟
 あるいはわたしの魂の柩
           
 .
痛みがとまり 出血がとまり
女は見る 大いなる朝焼を前にして
舞踏の刻を終えた世界が重い仮面をもちあげるのを

Ooit schreef de dichter en criticus Ōoka Makoto (1931-2017) dat het ‘in modern Japan soms een ramp is om een “intellectuele dichter” genoemd te worden’. Dat is zeker waar voor vrouwelijke dichters, die door de Japanse maatschappij van oudsher liever gezien worden als schrijvers van bekentenissen die alleen uit de meest persoonlijke, niet-intellectuele ervaringen voortkomen.’ Ōoka schreef deze woorden als inleiding bij het werk van Tada Chimako 多田智満子 (1930-2003), die steevast aangeduid wordt als ‘Japans meest intellectuele dichter’. Zij was inderdaad ‘intellectueel’: hoogleraar, essayist en dichter; ook is zij in Japan bekend als vertaalster van onder meer Marguerite Yourcenar en Antonin Artaud. Sommige van haar gedichten tonen een opvallende voorkeur toont een cultuurgeschiedenis die een westerse lezer zeer vertrouwd zal aandoen. ‘Draadvrouw’, bijvoorbeeld, roept onmiddellijk associaties op met de Griekse mythologie, in het bijzonder met Ariadne en de Minotaurus.

In oktober 2000 kon ik Tada ontmoeten, toen Poetry International een speciale sessie rondom vier Japanse dichters organiseerde. Deze vertaling verscheen eerder in De Gids 163: 10 (2000).

Heel irritant is dat WordPress geen witregels wil herkennen en die simpelweg niet toont. Het origineel is opgedeeld in strofen van telkens drie regels. Ik smokkel nu met verborgen punten.