Categorieën
poëzie

daarom schrijft iemand

            Aantekeningen voor een poëtica

            .

1

            .

            Wat is poëzie? Dat kan niemand benoemen. Je kunt het alleen op het oog hebben en er dan een gebaar naar maken. Iets op het oog hebben dat onbenoembaar is mag een tegenstrijdigheid lijken, maar het is juist omdat het zich niet laat benoemen dat iemand het op het oog heeft; dat is waarom iemand gedichten schrijft.

            Een gedicht is altijd een poging en een poëtica is altijd een ander soort poging. Tussen die twee bestaat een onoverbrugbaar verschil. Misschien is het omdat er een verschil bestaat dat beide betekenis kunnen hebben; dat als zij met elkaar overeen zouden komen, één ervan onnodig zou zijn.

            Toch is dit essay hooguit een bescheiden zelfbespiegeling. Er zit hier niets origineels in. Ik moet door herhaling voor mezelf helder krijgen wat voor anderen zelfevident is.

            .

2

            .

            De intrinsieke motieven voor de daad die poëzie is zijn verborgen in een duister. Ze kent tenminste niet direct een op anderen gericht doel of reden. Er zijn nooit zoveel schrijvers geweest als tegenwoordig die de daad die poëzie is verdedigen vanuit zelfrechtvaardiging of een maatschappelijk doel, maar is de daad die poëzie is niet eerder een daad die uit het innerlijk voortkomt en de maatschappij de rug toekeert?

            Ze kan niet vervangen worden door een of andere reële daad, noch vervangt ze een of andere reële daad. Bovendien is het juist omdat [de drang tot poëzie] niet vervuld kan worden door een of andere reële daad dat iemand de daad begaat die poëzie is. —— Ze komt voort uit een onmiskenbaar innerlijk verlangen dat niets te maken heeft met de alledaagse wereld. Het is niet om dat verlangen te sussen maar uit het de wens het te vervullen dat iemand schrijft.

            .

5

            .

            Door de woorden te confronteren het ik teniet te doen. —— De woorden niet te gebruiken als instrument om iets te vertellen maar de woorden als ‘ding’ te dienen, dat moet uit hieruit voortkomen.

            .

9

            .

            Wat een geschreven werk is, dat kan de schrijver niet zeggen. Een werk heeft altijd een bestaan dat de schrijver overstijgt. Een werk kent een bestaan als iets dat uit woorden is opgebouwd, maar al zijn de woorden geuit door de schrijver, ze zijn niet het bezit van de schrijver omdat hun bestaan de schrijver overstijgt. De schrijver kan het werk zelf nooit kennen. Hij kan het alleen creëren.

            Een werk kent een eigen onafhankelijkheid; het kent een transcendentaal bestaan. Als fenomeen is het voor de schrijver dus altijd iets onbeslists.

            Dat een werk als object altijd iets onbeslists is, is omdat het de lezer (de ontvanger) opwacht en dan elke keer weer voor het eerst tot stand komt; de lezer creëert zo altijd weer het werk als fenomeen.

            Ook de schrijver is, na geschreven te hebben, niet meer dan een lezer.

            .

24

            .

            Het klankspel van woorden —— en dan vooral de zoektocht naar alliteratie of assonantie. Dit is zeker geen techniek om simpelweg een fraai geluidseffect te beogen. De schrijver beoogt dat effect niet, eerder probeert hij zonder verwachtingen de autonome beweging van de woorden te volgen. Door woorden andere op te laten roepen en door woorden uit zichzelf te laten komen bereikt hij nog onbekend terrein. Zo, zonder zich te laten beperken door syntax of nadrukkelijke logica, komen ze, bijna alsof ze uit zichzelf de aandacht vragen, als golven aanrollen. Dit is misschien toch iets heel anders dan het automatisch schrijven van het surrealisme. Hier niet de genotzucht van het uitschakelen of verstrooien van bewustzijn maar door opperste concentratie van het bewustzijn wordt de schrijver gedwongen de woorden te kiezen. Ook wanneer de logica doorbroken wordt moet het bewustzijn klaarwakker wezen.

            .

                                            (mei 1966)

            .

 詩論のためのノオト
            
.
1
            
.
 詩とは何か。それを人は名ざすことはできぬ。ただそれをめざし志向することができるだけだ。みづから名ざしえぬものをめざすとは、一種の矛盾ともみえようが、人は、名ざしえぬからこそめざすのであり、それゆゑにこそ、詩作品を書く。
 詩作品はつねに一つの試みであり、詩論もまた別の一つの試みである。この両者はおそらくやむをえず何らかのずれをもつ。たぶん、ずれをもつから互ひが意味をもち得るのであり、両者がぴったり合致したとしたら、そのどちらかが不要であらう。
 尤もこの私論は、きはめてひかへめな内省にとどまる。ここに独創的なものは何もない。ただひ人にとって自明なことも、みづから確かめるためにはくりかへさなければならない。
            
.
2
            
.
 詩作行為の深い動機は暗いところにかくされてゐる。それは少なくとも直接には、どんな目的も理由も対他的には持たぬ。こんにちほど多くの作者が詩作行為を自己正当化のために、対社会的目的や理由づけによって鎧ってゐるときはないやうにみえるが、むしろ詩作行為とは、本来きはめて内的な、社会に背いた行為なのではないか。
 それは他のいかなる現実的行為によっても代用されることはできず、いかなる現実的行為を代用するのでもない。しかもみづから他のいかなる現実的行為によってもみたされぬゆゑに、人は詩作行為をする。——それは日常世界とは直接かかはらぬ、まぎれもない一つの内的欲求に発する。その欲求をしづめることをのぞまず、これを充たすことを欲するゆゑに、人は書く。
            
.
5
            
.
 ことばとあひ対して、おのれを無化すること。——ことばを語るための道具として用ひず、<もの>としてのことばに仕へるとは、まづこの意味からでなければならぬ。
            
.
9
            
.
 書かれた作品が何であるかを、作者はいふことができぬ。作品はつねに作者を存在である。作品は他でもない、ことばによって構築されたところの一存在であるが、ことばは、作者の発するものではありながら、作者の所有物ではない、作者を超えた存在であるからだ。作者はけっして作品自体を知ることはできぬ。ただこれをつくることができるだけだ。
 作品は、それ自体の自立性をもって、超越的存在として在る。そして現象として、作者自身にとってもまた、つねにゆれ動いてやまぬものだ。
 一個の客体物であるところの作品が、つねにゆれ動いてやまぬといふのは、作品は読者(亭受主体)をってはじめてその都度そこに成り立つものであり、読者は、つねにあらたに現象としての作品をそこに生み出すものだからだ。
 そして作者もまた、書き終へたあとは、自らひとりの読者にほかならない。
            
.
24
            
.
 ことばの音韻性——なかんづく頭韻もしくは母韻律によって、ことばを追求すること。——それはけっして単に聴覚美としての効果をねらっての、技巧なのではない。作者は効果をねらふのではない、むしろ虚心にことばの自律的うごきに随はうとするのだ。ことばをしてことばを呼ばしめ、ことばをしてみづから行かしめることによって、おのれの未知の領域に達しようとするのだ。したがって、そのとき構文法は顕在的論理によって拘束されず、ほとんどことばはそれみづからの要請のままに、波のやうにうねってゆく。だがそれはおそらく、シュウルレアリスムの自動記述ともまるで異る。意識の消去乃至拡散による放縦はここになく、極度の意識の集中によって、作者はことばを選択のだ。論理はこえられても意識はたえず覚めてゐなければならぬ。

            .
         (一九六年五月)

Naka Tarō shishū 那珂太郎詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1968), p. 91-92, 93, 94, 102.

Dit zijn enkele fragmenten uit Aantekeningen voor een poëtica (Shiron no tame no nōto 詩論のためのノオト) uit 1966 door Naka Tarō 那珂太郎 (1922-2014). Het gehele essay bestaat uit zesentwintig secties; ik vertaalde er hier maar vijf. Bij een volgende gelegenheid ook poëzie van hem.

Op een bepaalde manier is dit natuurlijk een zeer tijdgebonden tekst; ik vermoed tenminste dat vandaag de dag niet zo snel meer gezegd zou worden dat zoveel dichters (in Japan althans) bezig zijn met poëzie als maatschappelijk statement. Dat was een halve eeuw geleden anders. Poëzie als verklanking van een innerlijke ongrijpbaarheid behoeft nu minder rechtvaardiging, al zal niet iedereen Naka willen volgen in zijn beeld van de dichter als medium. Wel verhelderend voor veel moderne Japanse poëzie vind ik de observatie dat onbegrijpelijkheid (‘zonder zich te laten beperken door syntax of nadrukkelijke logica’) wel degelijk een bewuste keuze kan zijn: geen écriture automatique, maar wel een nadrukkelijk niet-rationeel associëren.

De foto is van Hashimoto Sei’ichi 本橋成一, uit zijn serie ‘Koolmijnen’ (Tankō 炭鉱, 1965-1968). Hashimoto Sei’ichi, Aridokoro 在り処 / Sense of Place (Izu Photo Museum, 2016), p. 75.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *