landschap met visgraten
.
een glazen wenteltrap
beklimt onvast een volledig haarloos monster
het allerlaatste blinde creatuur
voor zijn ogen de uitgestrekte woestijn
waarin sporadisch dingen als enorme visgraten omhoogsteken
en een ervan
trekt als een vlieger de aandacht de verdroogde schim van een godheid
.
vanuit de heldere ether van de hemel
fladder-fladder-fladder-fladder
dansen eindeloos dingen als bankbiljetten neer
als miljoenen kapotgescheurde bladzijden uit een boek
van een ooit uit zichzelf verdreven vreemd volk
gesublimeerd leed en kreten
stil op elkaar gezonken in de bron waarnaast
zelfs de droom van het begin van onze wereld
of een schaduw van reïncarnatie niet te bekennen zijn
.
… heel in de verte
een half doorzichtige zon als een kapot horloge
half begraven in het zand
.
魚の骨のある風景
.
ガラスの螺旋階段を
全身毛の抜けた よぼよぼの怪獣がのぼってゆく
ただ独りとり残された 盲の生物
のはるか眼下に茫々とひらける沙漠
巨大な魚の骨のやうなものが疎らにつき刺さり
そのひとつに
紙凧のやうにひっかかってる 干乾びた神の幻像
.
澄みきったエエテルの空から
ひらひらひらひら
無限に舞ひおりてくる札びらのやうなもの
ばらばらにちぎれた 億万枚の本の頁のやうなもの
かつて自ら氓んでいった人類の
昇華した苦悩と叫喚
がひっそり沈下して溜った泉のほとり
劫初の夢も
輪廻の影もない
.
……はるか遠く
半透明の太陽が壊れた時計のやうに
なかば砂に埋れて
Uit de bloemlezing Verzameld werk van naoorlogse dichters (Sengo shijin zenshū 戦後詩人全集; Tokyo: Yūriika, 1954). In Naka Tarō shishū 那珂太郎詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1968), p. 32. Zowel ‘het begin van onze wereld’ (of ‘het begin der tijden’, gōsha 劫初) als ‘reïncarnatie’ (rinne 輪廻) zijn begrippen uit boeddhistische kosmologie.
[dichtersalmanak van geluiden]
.
juli giyo-giyo
.
bomen ruisen cactusbloemen staan in brand cicaden tsjirpen maar nadat opeens de plotse bui voorbij is wanneer de avondmist de schaduwen van bergen in de verte oplost giyo-giyo beginnen kikkers de kosmos te bedwelmen en als de maan omhoogklimt klinkt het gyawalo’-gyawalo’-gyawalo’-lo’-lo’-lo’-li’ een groot koorwerk als van Shinpei
.
音の歳時記
.
七月 ぎよぎよ
.
樹樹はざわめき緋牡丹は燃え蝉鳴きしきる さっと白雨が一過したあと 夕霧が遠い山影をぼかすころ ぎよぎよぎよ 蛙もこゑが宇宙を圧しはじめる 月がのぼるとそれは ぎやわろっぎやわろっぎやわろろろろりっと 心平式の大合唱となる
Uit de gedichtenreeks Dichtersalmanak van geluiden (Oto no saijiki 音の歳時記), in de bundel Requiems (Chinkonka 鎮魂歌, 1995). In Zoku Naka Tarō shishū 続・那珂太郎詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1996), p. 77. Shinpei is de ‘kikkerdichter’ Kusano Shinpei 草野心平 (1903-1988).
Naka Tarō 那珂太郎 (1922-2014) won in zijn leven allerlei dichtersprijzen maar is niet heel bekend. A poets’ poet, heet dat dan. Al heeft veel van zijn poëzie iets ongrijpbaars, hij was wel een dichter die misschien meer dan anderen erg bewust met de werking van woorden bezig was.
Zijn reeks Dichtersalmanak van geluiden (Oto no saijiki 音の歳時記) is een heel expliciet voorbeeld van Naka’s verhouding tot woorden. Een saijiki (hier vertaald als ‘dichtersalmanak’) is een overzicht van seizoensgerelateerde woorden die je in poëzie (m.n. haiku) gebruiken kan. Alleen bevat een traditionele dichtersalmanak vooral namen van vogels en planten; Naka’s almanak is van een andere orde, omdat die draait om onomatopeïsche woorden die een stemming uitdrukken. (Helemaal in lijn met Naka’s opvattingen over culturele specificiteit van taal laten die woorden zich niet goed vertalen.) De gedachte achter deze reeks van twaalf gedichten (één voor elke maand van het jaar) is zeer verknoopt met oude Japanse poëzietradities en die bewuste omgang met die taalerfenis, net als Naka’s bewust gebruik van boeddhistisch gedachtengoed, maakt hem tot een wat aparte naoorlogse modernist.
Meer lezen? Dat kan in:
- Tarō Naka, Music: Selected Poems, vert. Andrew Houben en Chikako Nihei (Tokyo: Isobar Press, 2018).
De afbeelding toont een deel van het doek Archeologische herinnering aan Het Angelus van Millet van Salvador Dali uit ca. 1934. Collectie The Dali Museum, St. Petersburg (Florida).
Één reactie op “de verdroogde schim van een godheid”
Giyo giyo klinkt inderdaad zeer kikker, meer nog dan ribib ribib (misschien meer iets van padden?).