Hollandse dokter
.
De Hollandse dokter
snijdt je heel knap open.
Ga in het donker niet naar buiten;
levend rukt-ie je je lever uit.
.
De Hollandse dokter
met zijn felrood haar
Ga in het donker niet naar buiten;
met zijn blauwe ogen staart-ie je aan.
.
De Hollandse dokter
met zijn bord en zijn mes.
Ga in het donker niet naar buiten;
een huilend kind dat lokt-ie.
.
De Hollandse dokter
met zijn hoed met brede rand
Een zwarte jongen heeft-ie bij zich;
kijk, kijk! daar komt-ie aan!
.
oranda isha
.
oranda isha wa
miwake ga jōzu.
higure wa deru na,
ikigimo toru zo.
.
oranda isha wa
makkai ke no kazura.
higure wa deru na,
aoi me ga girori.
.
oranda isha wa
osara to mesu yo.
higure wa deru na,
naku ko o yobu zo.
.
oranda isha wa
tsubohiro-bōshi.
kuroboya tsurete
hora hora, kita zo.
阿蘭陀医者
.
阿蘭陀医者は
解剖が上手。
日暮は出るな、
生膽とるぞ。
.
阿蘭陀医者は
真紅い毛の鬘。
日暮は出るな、
碧い眼がぎろり。
.
阿蘭陀医者は
お皿とメスよ。
日暮は出るな、
泣く子を呼ぶぞ。
.
阿蘭陀医者は
鍔広帽子。
黒坊主連れて
ほらほら、来たぞ。
Kitahara Hakushū 北原白秋 (1885-1942) was dichter van vrij vers en tanka, en bedenker van kinder- en volksliedjes. Geboren in een familie van sakebrouwers en handelaren in vis en schaaldieren die failliet gingen en opgegroeid in het plaatsje Yanagawa, in de prefectuur Fukuoka op het zuidwestelijke eiland Kyushu, publiceerde hij op zijn zeventiende al in Heldere ster (Myōjō 明星), het nieuwe poëzietijdschrift van Yosano Tekkan, de echtgenoot van Yosano Akiko. In 1904 verhuisde hij naar Tokyo om te beginnen aan een nooit afgemaakte studie Engels aan de Waseda Universiteit, maar was vooral bezig met zijn poëzie en brak al snel door als jonge veelbelovende dichter.
In 1923 publiceerde hij Het Hollands schip (Oranda-sen 阿蘭陀船) een bundel kinderliedjes (deel 9 in de reeks ‘Hakushū’s kinderliedjes’). ‘De Hollandse dokter’ stond een jaar eerder in het decembernummer van het kindertijdschrift Rode vogel (Akai tori 赤い鳥), waaraan Hakushū sinds 1918 als poëzieredacteur verbonden was. Net als veel ander werk van Hakushū is deze bundel uitgekomen bij Ars アルス, de uitgeverij van zijn jongere broer Kitahara Tetsuo 北原鉄雄 (1887-1957). De tekeningen zijn van de alpinist en schilder (van berglandschappen uiteraard) Adachi Gen’ichirō 足立源一郎 (1889-1973).
Adachi beeldt de Nederlanders af als Portugezen, met pofbroeken. Of liever: hij beeldt (ook) Portugezen af; daarin volgt hij Hakushū’s gedichten, die wanneer er ‘Hollanders’ staat vaak Portugezen lijken te bedoelen: ze bevatten veel verwijzingen naar katholicisme, bijvoorbeeld. ‘Oranda’ staat hier voor ‘Europa’, lijkt me, zoals dat in vroegmodern Japan wel vaker het geval was. Toch is het opvallend.
Schoolboekjes leren al decennia dat Nederlanders de westerse geneeskunst in Japan introduceerden die daarna gretig bestudeerd werd. De omkering van dat positieve beeld, de metamorfose van ‘Hollandse dokter’ tot boeman, is een mooie, vind ik. Alweer heeft een Japanse dichter oog voor de jonge slaafgemaakten die ook op Dejima leefden.
Een mesu (strofe 3) is een scalpel. Het is een vroegmodern leenwoord uit het Nederlands, en betekende ooit ‘mes’ maar kreeg uiteindelijk de specialistische betekenis die het nu heeft. Nu gaat een scalpel goed samen met een arts, maar in de context van een kinderversje leek me ‘mes’ toch passender; het past ook beter bij dat bord (o-sara).
In de eerste versie, in Akai tori, is het laatste couplet een beetje anders:
De Hollandse dokter
met zijn zwarte knecht
Ga in het donker niet naar buiten;
kijk, kijk! daar komt-ie aan!
.
oranda isha wa
kuronbo ga o-tomo.
higure wa deru na,
hora hora kita zo.
阿蘭陀医者は
黒奴がお共。
日暮は出るな、
ほらほら来たぞ。
Dit lied is aangedragen door Aafke van Ewijk, waarvoor dank.
De afbeelding toont het liedje ‘Hollandse dokter’ (‘oranda isha’ 阿蘭陀医者) in de bundel Het Hollands schip (Oranda-sen 阿蘭陀船; Tokyo: Ars アルス, 1923).
7 reacties op “Hollandse boeman”
Ha Ivo, met veel plezier deze gelezen in het Boshuisje! Groet, Reinier
Pas ’s nachts maar op daar! Wie weet waart die dokter daar wel door het BoZ! Is het niet te nat, overigens?
Wat een spannend gedicht! Ik was in Japan in een museumpje waar hollandse medicijnboeken lagen en waar we met een groepje Japanners ‘Daar bij die molen ‘ zongen🤓 Weet jij misscien waar dat geweest is? Hartelijke groet, Marianne.
Pfoeh. Geen idee. Dat kan nl. op vrij veel plekken zijn geweest. Japanners begonnen al eind achttiende eeuw ‘Hollandse’ geneeskunst te bestuderen (en mede daarom Nederlands te leren).
In de haiku kring waar ik in ‘zit’, komt met de regelmaat van de klok de discussie over het aantal lettergrepen naar boven. In dit gedicht van de Hollandse dokter heb ik het aantal Nederlandse lettergrepen vergeleken met het aantal Japanse lettergrepen en het aantal karakters. Aangevoerd wordt onder andere dat 1 karakter meerdere lettergrepen omvat. Ook bij uw item Krantenkoppen gedaan. Het lijkt in Haiku kringen of 5-7-5 loslaten modern is, maar ik zie in uw blog dat dit van alle tijden is. Klopt dat of lees ik het niet goed?
Ik bedoel te zeggen, is het tellen van lettergrepen en karakters eigenlijk wel een methode?
Om met het makkelijkste te beginnen: voor haiku is karakters tellen geen methode. De lezing (uitspraak) van een karakter kan inderdaad vaak (en eigenlijk bijna altijd) meerdere lettergrepen bevatten. Daarbij zijn afhankelijk van de context meerdere lezingen van een en hetzelfde karakter mogelijk. Karakters tellen is dus zinloos.
Dan het lastige: het tellen van lettergrepen. Daarbij zou ik voor de vuist weg drie dingen voor ogen houden. (1) Wat tel je eigenlijk? Sommige taalkundigen vinden dat het Japanse kana-schrift geen lettergrepen weergeeft maar morae; een ‘mora’ is een manier om het ‘gewicht’ van een lettergreep te meten (Wikipedia: een mora is ‘iets waarvan een lange lettergreep uit twee delen bestaat en een korte lettergreep uit één’). Dat zie je dan het duidelijkst bij lange klinkers: bijv. ‘do’ is één mora, en ‘dō’ is twee morae. Daarmee hoef je het niet eens te zijn, maar feit is m.i. wel dat aan een Japanse lettergreep niet hetzelfde gewicht kan worden toegekend al aan een Japanse. Nederlandse lettergrepen tellen is dus iets anders dan Japanse lettergrepen (of morae) tellen. (2) Regels en de vrijheid daarvan af te wijken. Het is een feit dat Japanse poëzie (waka, renga, haikai, tanka, haiku) al heel vroeg een hartenklop krijgt die ‘zeven-vijf-ritme’ (shichi-go-chō 七五調) genoemd wordt. Wel zie je dat dichters zich soms de vrijheid veroorloven daarvan af te wijken. Dat wordt soms ook erkend als specifieke techniek: ji-amari 字余り, ‘een lettergreep extra’. Zo is er een middeleeuwse ‘school’ in waka die bewust voor de eerste ‘regel’ (ook al zo’n misleidend begrip) in plaats van vijf juist zes lettergrepen gebruikte. Bashō doet dat vrij regelmatig, en niet alleen in eerste regel. Beroemd (of berucht) in dat opzicht is zijn befaamde ‘op een kale tak / is een kraai neergestreken: / avond in de herfst’ dat in de eerste versie 5-10-5 telde (kare-eda ni / karasu no tomaritaru ya / aki no kure) en in de iets latere versie 5-9-5 (kare-eda ni / karasu no tomarikeri / aki no kure). In de twintigste eeuw krijg je dan ‘modernisten’ die vrij radicaal breken met het als te dwingend ervaren ‘zeven-vijf-ritme’. Wat mij intrigeert is dat die vormen toch nog als ‘haiku’ worden gepresenteerd. Ik heb zelf een voorkeur voor haiku die ‘afwijken’; vandaar dat ik op dit blog er relatief veel aandacht aan besteed. Kortom: ja, een haiku telt in principe 5-7-5 lettergrepen, maar dat hoeft niet altijd. (3) Existentiëler: draait een haiku om lettergrepen tellen? Dat is misschien meer een probleem voor vertalers dan voor haiku-dichters. Vooropgesteld dat er vertalers zijn die vaak gelukkige oplossing vinden terwijl ze zich strikt aan een vijf-zeven-ritme houden (Henri Kerlen, bijvoorbeeld; zie zijn uitgaven bij Uitg. Kairos in Soest), is de fixatie op die lettergepen wat mij betreft een misvatting. Ik geloof dat beeld- en woordsequenties en de volgorde daarin belangrijker zijn. Mijn eigen vertalingen houden zich dan ook niet strikt aan een vijf-zeven-ritme (al smokkel ik wel eens: ‘dat verre Amsterdam’ voor amusuterudamu, bijvoorbeeld — dat is toch een beetje een ‘vuller’, want ‘ver’ staat er niet in het origineel). Nu is het óók zo dat niet-Japanse (bijv. Nederlandse) haiku een vorm op zich zijn. Nederlandse haiku-dichters moeten hun eigen regels maken, lijkt me.
(Overigens, voor alle duidelijkheid –maar dat werd ook niet gesuggereerd, geloof ik: de coupletten in ‘Hollandse dokter’ zijn géén haiku; zo worden zo ook helemaal niet gepresenteerd.)