Categorieën
poëzie

hoor je dan niet

            Atoombomballade

Een streep monsterlijk licht valt uit de blauwe hemel;

plots beeft de aarde en wordt de zon verduisterd.

In een oogwenk veranderen de heuvels en valleien;

in de stad worden gebouwen teruggebracht tot as.

Op deze ene dag telt het dodental driehonderdduizend;

de levenden zijn gewond, geschokt en kreunen.

Leven en dood zijn waar je ook kijkt onzeker;

vrouwen zoeken hun man, kinderen hun ouders.

Jammerkreten als uit de hel bewegen hemel en aarde;

door de straten stroomt het bloed, de lijken liggen overal.

De dodelijke slachtoffers zijn toch geen soldaten?

Alle getroffenen, dat zijn onschuldige burgers.

Een ramp als die Hiroshima trof deed zich nooit eerder voor;

het leger van de vijand viel daarna ook Nagasaki aan.

Twee steden verwoest, hanengekraai en hondengeblaf verstomd;

Tussen de ruïnes en het puin is geen mens te zien.

Zulke wreedheid moet wel de woede van de hemel wekken;

een meedogenloosheid erger dan die van wolf of tijger.

Hoor je dan niet: het gejammer van de schimmen dat tot de ochtend duurt;

hun fosforblauwe dwaallichten boven de stadsresten in het regenduister.

原爆行。怪光一線下蒼旻。忽然地震天日昏。一刹那間陵谷変。城市台榭帰灰燼。此日死者三十万。生者被創悲且呻。生死茫茫不可識。妻求其夫兒覓親。阿鼻叫喚動天地。陌頭血流屍横陳。殉難殞命非戦士。被害総是無辜民。広陵惨禍未曽有。胡軍更襲崎陽津。二都荒涼鷄犬尽。壞墻墜瓦不見人。如是残虐天所怒。驕暴更過狼虎秦。君不聞啾啾鬼哭夜達旦。残郭雨暗飛靑燐。

In zijn Perzikbloesembron (Táohuāyuán jì 桃花源記) beschrijft de Chinese dichter Táo Yuānmíng 陶淵明 (365-427) een paradijselijke omgeving: ‘Er waren goede akkers, mooie vijvers, moerbeigaarden en bamboebosjes, kriskras verbonden door paden en wegen, en hanengekraai en hondengeblaf lieten zich horen.’ 有良田美池桑竹之屬。阡陌交通。鷄犬相聞 (vert. W.L. Idema, Spiegel van de klassieke Chinese poëzie, p. 227). In Optekeningen van de hofhistoriograaf (Shiji 史記) wordt van de vorst van de staat Qin 秦 (221-207 v.C.) gezegd dat hij zo meedogenloos was als wolf of tijger. Uchida Sei’ichi merkt op dat je in Hashimoto’s Lied van de atoombom (zie onder) flarden terugvindt van de Ballade van de legercolonne (Bīngchē xíng 兵車行) van de achtste-eeuwse Chinese dichter Dù Fŭ 杜甫 (712-770). Maar dat geldt nog veel meer voor deze ballade van Tsuchiya, zoals Uno (zie ook onder) dan ook terecht vaststelt. Du Fu eindigt zijn ballade met de regels: ‘Ziet u dan niet […] / De nieuwe schimmen zijn vol wrok, de oude schimmen wenen — / Wanneer het uit een zware hemel regent klinkt hun schreien.’ 君不見<中略>。新鬼煩冤旧鬼哭。天陰雨湿声啾啾 (vert. W.L. Idema, Spiegel van de klassieke Chinese poëzie, p. 312).

Op 6 augustus 1945 werd vanuit de Amerikaanse bommenwerper Enola Gay de atoombom Little Boy afgeworpen boven Hiroshima. Van het stadscentrum bleef niets over. Aan de gevolgen van de hitte die bij de ontploffing vrijkwam, en door de luchtdruk, stierf praktisch iedereen die zich binnen een kilometer van het hypocentrum bevond, nog voordat er een week voorbij was. Zelfs mensen die zich op drieënhalve kilometer afstand bevonden raakten ernstig verbrand. Anderen stierven aan de gevolgen van radioactieve straling, vaak nog jaren later. Japanse schattingen van het totaal aantal slachtoffers van de bom op Hiroshima lopen op tot zo’n 350.000, waarvan er 140.000 overleden binnen de eerste acht maanden. Drie dagen later volgde de bom Fat Man op Nagasaki.

Morgen is het dus 78 jaar geleden dat voor het eerst een kernwapen daadwerkelijk gebruikt werd als massavernietigingswapen. Dat moment is niet te zien in de film Oppenheimer (2023) van Christopher Nolan die nu in de bioscopen draait (de regisseur verdedigt dat met het argument dat de film volledig vanuit het perspectief van Oppenheimer verteld wordt).

Tot nu is Japan het enige land waartegen zulke wapens zijn ingezet. De vernietigingskracht van de bommen op Hiroshima en Nagasaki is kinderspel vergeleken bij het destructieve vermogen van de huidige kernwapens. Het is dus begrijpelijk dat op 31 oktober 1958 in Geneve de Conventie voor de discontinuering van atoomwapentests (The Conference on the Discontinuance of Nuclear Weapon Tests) van start ging — en zo’n twee jaar zou duren.

Bij die gelegenheid schreef Tsuchiya Chiku’u 土屋竹雨人 (echte naam: Tsuchiya Hisayasu 土屋久泰, 1887-1958) dit gedicht. Chiku’u stamde uit een geslacht van voormalige samurai van het oude Shōnai-domein 庄内藩 in noord-Japan en zou  de eerste rector van Daitō Bunka universiteit in Tokyo worden. Zijn generatie was waarschijnlijk de laatste voor wie het normaal was om literair Sinitisch te leren als medium om zich in uit te drukken en dus om gedichten in te schrijven.

Tsuchiya schreef datzelfde jaar ook een Ballade van de waterstofbom (Suibaku kō 水爆行). Uno Naoto schrijft dat beide gedichten snel in het Engels werden vertaald en veel waardering kregen; alleen vind ik daarvan op het Internet geen enkel spoor terug. Uno Naoto 宇野直人, Nihon no kanshi: Kamakura kara Shōwa e 日本の漢詩:鎌倉から昭和へ (Tokyo: Meitoku Shuppansha, 2017), p. 724. De enige Engelse vertaling waarvan ik weet heb is van Burton Watson in zijn Japanese Literature in Chinese, deel 2 (New York: Columbia University Press, 1976).

Briljant is Tsuchiya’s ballade niet bepaald, en steekt bleek af bij de Hiroshima-poëzie van bijvoorbeeld Hara Tamiki 原民喜 (1905-1951), maar het is boeiend te zien hoe niet alleen Sinitische poëzie in Japan tot ver in de twintigste eeuw nog steeds beoefend werd (en nog wordt) maar ook dat die dichtvorm ‘gevaloriseerd’ wordt (om het hedendaagse academische subsidie-discours te citeren) door die in te zetten bij symbolische momenten als de Geneefse conventie. Als zodanig is het gedicht een wat apart onderdeel van het zware genre ‘atoombomliteratuur’ (genbaku bungaku 原爆文学).

Links: Tsuchiya Chiku’u. Midden: het door Hashimoto Jun in 1973 zelf gekalligrafeerde Lied van de atoombom (bron: Uchida Sei’ichi; zie onder) en Hashimoto zelf. Rechts: Hiraike Nansō op een CD met voordrachten van zijn eigen Sinitische poëzie.

Tsuchiya’s ballade is niet het enige dichtwerk in dit medium. Ik weet van nog twee andere moderne Sinitische gedichten over de vernietiging van Hiroshima. Het zal geen toeval zijn dat de twee andere dichters waarvan ik weet heb van dezelfde generatie zijn als hij. 

Hashimoto Jun 橋本循 (1890-1988) schreef een Lied van de atoombom (Genbaku no uta 原爆歌). Hashimoto, die als sinoloog werkte aan de Ritsumeikan-universiteit in Kyoto, schreef dat in 1971 — tenminste, als je afgaat op zijn eigen tekst. Er bestaat een door hemzelf gekalligrafeerde hangrol met zijn gedicht die uit 1973 stamt. 

            Lied van de atoombom

            .

Hoor je het dan niet?

In het twintigste jaar van de Shōwa-periode

op 6 augustus in de hemel boven Hiroshima

kwam een Amerikaans toestel dat een atoombom wierp

en veranderde in één klap alles in de krochten van de hel.

            .

Rook en vuur, een lichtflits en een honderdvoudig dreunen:

die zon sloot je de ogen achter een verdorven wind.

De huid barstte open, vlees kreeg blaren: tweehonderdduizend mensen

in rode naaktheid klauwden hun vuisten terwijl zij onschuldig stierven.

            .

Zeeën van daken, rijen huizen verbrandden, alles ging kapot;

wijd uitgestrekt het puin van ruïnes, en daarin slechts stapels lijken.

Kinderen gescheiden van hun ouders, vrouwen rouwend om hun man;

jong en oud luid jammerend met stemmen vol van droefenis.

            .

Ah!

Als ik de sindsdien verstreken jaren tel zijn het er zesentwintig;

laat me je zeggen: diep in de nacht huilt mijn eenzame ziel.

‘De waanzin van de massa wint het van de hemel’: is dit dat soms?

Hoe kan in een eeuwigheid deze kritiek ooit worden weerlegd?

            .

原爆歌。君不聞。昭和二十乙酉年。八月六日広島天。米機來襲投原爆。忽化焦熱地獄淵。/煙焱一閃百雷起。日色為瞑腥風裡。膚破肉爛廿万人。赤裸握拳無辜死。/連甍比屋悉焼夷。茫茫廃墟只積屍。兒別父母妻喪夫。老弱啼泣声甚悲。/嗚呼。星霜屈指二十六。猶説夜深孤魂哭。人衆勝天是耶非。百代譏評豈可覆。

De Shōwa-periode begon in 1926; het twintigste jaar daarvan is dus 1945. ‘De waanzin van de massa wint het van de hemel’ (meer letterlijk: ‘als mensen talrijk zijn winnen ze het van de hemel’, hito ōkereba ten ni katsu 人衆勝天) is een citaat uit de biografie van Wu Zixu 伍子胥 (?-484 v.C.) in Optekeningen van de hofhistoriograaf (Shiji 史記): ‘Als mensen talrijk zijn dan winnen ze het [tijdelijk] van [de wil] des hemels, maar [uiteindelijk] beschikt de hemel en kan de mensen vernietigen’ 人衆者勝天、天定亦能破人.

Dan is er van Hiraike Nansō 平池南桑 (1890-1984) nog een kwatrijn dat naadloos aansluit bij de legendevorming rondom Sasaki Sadako 佐々木禎子 (1943-1955), een meisje dat op haar twaalfde overleed aan leukemie veroorzaakt door de straling van de atoombom op Hiroshima. Op haar ziekbed vouwde zij papieren kraanvogels voor haar genezing. Het (onjuiste) verhaal kwam daarna de wereld in dat het haar niet gelukt was de duizend origami-kraanvogels te halen; haar schoolvriendinnetjes zouden het aantal hebben volgemaakt. Het in 1958 opgerichte Kindervredesmonument (genbaku no ko no zō 原爆の子の像, let. ‘Beeld van het atoombomkind’) in het Hiroshima Vredespark is een beeld van haar op een witte sokkel.

            Het beeld van het atoombommeisje

Een lichtflits verbrandde het jonge blaadje dat zij was;

haar bloedrode tranen vulden de rokende ruïnes.

Vanaf haar witte sokkel vraagt zij om duizend kraanvogels

die kreten slaken in de hemel waaruit de bom kwam vallen.

原爆少女像。閃光炮嫩葉。紅涙滿墟中。白塔千羽鶴。長鳴落爆空。

Ikkai Tomoyoshi 一海 知義 (1929- 2015), aangehaald door Uchida (zie onder, p. 6) wijst erop dat dit een wat raar Sinitisch gedicht is. Dat zit hem dan vooral in woordgebruik van de laatste regel: 空 als niet-samengesteld woord betekent in Sinitische poëzie eigenlijk nooit ‘hemel’ (sora, zoals het hier wel is gebruikt) maar ‘leeg’ (munashi), en de samenstelling rakubaku 落爆 (‘een bom laten vallen’) bestaat niet in het klassiek Chinees of in het Japans.

Het beeld van Sasaki Sadako, op het Kindervredesmonument in Hiroshima.

Ik kwam Tsuchiya’s ballade voor het eerst tegen in de bloemlezing van Uno (zie boven). Leerzaam was ook:

  • Uchida Sei’ichi 内田誠一, ‘Hashimoto Jun “Genbaku no uta” shotan’ 橋本循「原爆歌」初探 [‘Een eerste onderzoek naar Hashimoto Jun’s “Lied van de atoomboom”’], Yasuda Joshi Daigaku kiyō 安田女子大学紀要 47 (2019), p. 1-9.

De foto toont drijvende lantaarns bij de Vredeskoepel in Hiroshima. Deze laat men op 6 augustus de rivier op drijven ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de atoombom.

3 reacties op “hoor je dan niet”

Toch ook niet vergeten dat alle gevangenen in de japanse kampen, waaronder ikzelf, aan de bom hun leven te danken hebben……

De twee atoombommen hebben de duur van de oorlog zeker verkort en zo ook veel doden voorkomen. Dat Japan een afschuwelijke imperialistische agressieoorlog voerde is ook een feit. Dat Japans unieke slachtofferschap (d.w.z. als het enige land dat kernwapens tegen zich gebruikt zag) die oorlogsrol m.n. in Japan zelf nogal eens aan het gezicht onttrekt is ook zo. Maar dat kernwapens echt heel erg zijn (dat de Amerikaanse brandbombardementen op Tokyo meer slachtoffers kostten doet daaraan niks af) weten we door die 6 en 9 augustus. Het is complex. En het is ook niet zomaar dat de wereld sindsdien wetgeving kent voor oorlogsdaden die gericht zijn op burgers dan wel geen enkele rekening wensen te houden met burgers, zeker als die zo grootschalig zijn.

Fijn onderzoek en overzicht van verschillende uitingen zo, dank voor het delen! Zeker welkom als nuancering bij Oppenheimer.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *