vanuit de punten van hun strak rechtopstaande staarten,
raakt dun als een draad de jonge maan mistomfloerst.
‘hwaah, goeienavond’
‘hwaah, goeienavond’
‘ghhh, ghhh, ghhh
‘hwaah, het baasje van dit huis hier is ziek’
.
猫
.
まつくろけの猫が二疋、
なやましいよるの屋根にうへで、
ぴんとたてた尻尾のさきから、
糸のやうなみかづきがかすんでゐる。
『おわあ、こんばんは』
『おわあ、こんばんは』
『おぎゃあ、おぎゃあ、おぎゃあ』
『おわあ、ここの家の主人は病気です』
In Hagiwara’s debuutbundel Janken naar de maan (Tsuki ni hoeru 月に吠える, 1917). Hagiwara Sakutarō shishū 萩原朔太郎詩集, red. Nishiwaki Junzaburō 西脇順三郎 (Tokyo: Hakuōsha, 1965), p. 34.
Nu blijkt al tweeëntwintig jaar op 8 augustus de Internationale Kattendag gevierd te worden.
Een gedicht uit de bundel waarmee Hagiwara Sakutarō 萩原朔太郎 (1886-1942) in 1917 op zijn eenendertigste zijn naam vestigde als modernistisch dichter.
De afbeelding toont een selectie van Japanse luciferdoosjes uit de eerste helft van de twintigste eeuw.
Oorspronkelijk verschenen in de bundel Deinende hibiscussen (Yureru mukugebana ゆれる木槿花, 1991). Deze tekst is een aangepaste versie uit 2008 voor The Japan P.E.N. Club Digital Library. Je zou nu dus ‘vijfentachtig’ weer kunnen vervangen door ‘honderd’. De Arakawa en de Nakagawa (-gawa betekent ‘rivier’) zijn twee rivieren die door Tokyo stromen. Dat ‘vijandelijke hoofdstad’ is mogelijk een bewust woordspel: tekikyō 敵京 klinkt zo’n beetje als ‘Tōkyō’ 東京. Van de 14.000 à 20.000 Koreanen die in de Kantō woonden werkten verreweg de meesten als arbeiders. Kameido is een wijk in oost-Tokyo, aan de westoever van de Arakawa.
Gisteren precies een eeuw geleden, op 1 september 1923, werd Tokyo en omgeving (de ‘Kantō’) getroffen door een enorme aardbeving, die sindsdien bekend staat als ‘de Grote Kantō-aardbeving’ (kantō daishinsai 関東大震災). De beving was 7,9 à 8,3 op de schaal van Richter met het epicentrum in de Sagami-baai onmiddellijk ten zuiden van Kamakura, en vond plaats om twee minuten voor het middaguur. De eerste beving duurde 48 seconden; er volgde nog een serie zware naschokken die tot en met de volgende dag duurde. Omdat veel mensen op dat moment aan het koken waren, braken overal branden uit die door wervelwinden werden aangejaagd en enorme vuurzeeën veroorzaakten. Aannames zijn dat zo’n 225.000 gebouwen door de aardbeving zelf instortten en nog eens zo’n 447.000 huizen in vlammen opgingen. Het aantal doden en vermisten wordt sinds 2004 geschat op 105.385.
De aardbeving wordt ook wel ‘de Kantō-aardbeving in de Taishō-periode’ (taishō kantō jishin 大正関東地震) genoemd , om die te onderscheiden van eerdere aardbevingen in deze regio, zoals ‘de Kantō-aardbeving in de Genroku-periode’ (genroku kantō jishin 元禄関東地震) van 1703.
Er bestaan veel gedichten die in de nasleep van deze natuurramp geschreven zijn.
Lees bijvoorbeeld:
Leith Morton, ‘The Great Tokyo Earthquake of 1923 and Poetry’, in When the Tsunami Came to Shore: Culture and Disaster in Japan, red. Roy Starrs (Leiden/Boston: Global Oriental, 2014).
Onmiddellijk na de aardbevingen gingen geruchten rond dat Koreanen (zgn. ‘in Japan verblijvenden’, zainichi 在日) drinkwater vergiftigd hadden en van plan waren aanvallen op etnische Japanners uit te voeren. In reactie op deze onware geruchten vermoordden spontaan gevormde gewapende burgerwachten (jikeidan 自警団) en politieagenten enorme aantallen mensen van al dan niet vermeende Koreaanse (of Chinese) afkomst. De wijd uiteenlopende geschatte aantallen dodelijke slachtoffers van deze acties schommelen vaak rond de zesduizend. De lynchpartijen staan bekend als ‘het Kantō-bloedbad’ (kantō daishinsai chōsenjin gyakusatsu jiken 関東大震災朝鮮人虐殺事件; achter het Japanse woord jiken 事件, dat doorgaans vertaald word als ‘incident’, gaan vaak verschrikkelijke dingen schuil). In de nasleep ervan werden ook linkse activisten van het amalgaam aan ‘proletarische’ bewegingen vermoord.
Lees bijvoorbeeld:
Sonia Ryang, ‘The Great Kanto Earthquake and the Massacre of Koreans in 1923: Notes in Japan’s Modern National Sovereignty’, Anthropological Quarterly 76: 4 (2003), p.731-748.
Alex Bates, ‘The Masses and the Massacre: Responsibility and the Korea Question in Representations of the Massacre’, hoofdstuk 9 van zijn The Culture of the Quake: The Great Kanto Earthquake and Taishō Japan (Ann Arbor: Center for Japanese Studies, The University of Michigan, 2015).
De poëzie van Ishikawa Itsuko 石川逸子 (1933) heeft vaak oorlogsslachtoffers als thema, en dan met name het geweld tegen vrouwen in oorlogssituaties, alsook de rol van Japans leger tijdens de oorlog in Azië. Dit gedicht van haar dat aandacht vraagt voor de slachtoffers van de lynchpartijen sluit daar vrij naadloos op aan.
Het ‘Kantō-bloedbad’ is een zwarte bladzij in de moderne Japanse geschiedenis, die voortettert doordat reactionaire partijen in Japan het bloedbad zelf of aspecten ervan ter discussie stellen. Dat krijgt impliciete politieke steun: onder de huidige gouverneur van de metropool Tokyo, Koike Yuriko 小池百合子 (1952), wordt het openlijk erkennen ervan actief bemoeilijkt; ook is zij gestopt met het sturen van condoleances naar de jaarlijkse herdenking ervan. Gelukkig zijn er nog dichters als Ishikawa.
[8 september 2023] Naar aanleiding van de honderdjarige herdenking van de Grote Kantō-aardbeving kom ik op sociale media de laatste dagen regelmatig een gedicht tegen dat Hagiwara Sakutarō 萩原朔太郎 (1886-1942) schreef in de nasleep van het Kantō-bloedbad: ‘Recente gevoelens’ (Kinjitsu shokan 近日所感), gepubliceerd in 1924 in het februari-nummer van Heden (Gendai 現代; 5: 2). Eén van de opmerkingen deze week: ‘Deze woorden van Hagiwara Sakutarō wil ik voorleggen aan de regering en aan de Gouverneur van Tokyo, die door gedraai met woorden “doen alsof het niet gebeurd is”.’
Recente gevoelens
zoveel Koreanen afgeslacht
hun bloed spreidde zich honderd mijlen uit
ik zie in woede toe, wat een wreedheid
.
近日所感 朝鮮人あまた殺され その血百里の間に連なれり われ怒りて視る、何の慘虐ぞ
De afbeelding is ‘De verspreiding van het vuur rond de Twaalfverdiepingen-toren en Hanayashiki in het Asakusa-park’ (浅草公園十二階及花屋敷附近延焼之状況). Litho van 30 september 1923. Collectie Edo Tokyo Museum, Tokyo.
De haiku die Miyamori Asatarō* vertaald heeft hebben in het buitenland heel veel succes, maar wat voor gevoel buitenlanders aan die vertaalde poëzie over zullen houden is maar de vraag. Het is zo’n beetje alsof ze [Gilbert en Sullivans] opera The Mikado gezien hebben en denken Japanners te begrijpen, en ze haiku begrijpen als ‘haikoe’*. Het Japan waarvan buitenlanders houden is niet het echte, pure Japan, maar een Japan dat concepten als fujiyama* en geisha girl zo probleemloos aan elkaar knoopt dat het al net zo nep is als tempura-friet*. Het echte, ware Japan is voor hen onbegrijpelijk en dus alleen maar slaapverwekkend. Dat Miyamori’s vertalingen in het Westen aanslaan heeft er misschien mee te maken dat dat haikoe-achtige haiku zijn.
Als blijk van onvertaalbaarheid citeert Komiya Toyotaka* het volgende door Miyamori vertaalde vers:
The ancient pond!
A frog plunged splash!
(furu-ike ya kawazu tobikomu mizu no oto)
[de oude vijver: / een kikker springt erin / geluid van water]
Komiya schrijft: Het spreekwoordelijke zwaartepunt van deze haiku is het snijwoord* ‘ya’ in ‘furu-ike ya’ [‘de oude vijver’]. In dit geval geeft ‘ya’ uitdrukking aan een langdurigheid, een besef dat het object ervan, namelijk ‘de oude vijver’, er al die tijd al geweest is, en aan de emoties die de auteur daarbij heeft. Het vers wordt door dit snijwoord in tweeën gedeeld en het ‘een kikker springt erin’ in het tweede deel drukt een ervaring in een werkelijkheid uit die je zelf kunt meemaken. Door het moment van die ervaring in een werkelijkheid in de onveranderlijke ‘oude vijver’ te laten verdwijnen kan Bashō de door hem ervaren verstilling van ‘het niets’* uitdrukken. Maar in zijn vertaling geeft Moriyama dit ‘ya’ weer met het leesteken ‘!’. Het ‘!’ in het buitenlands is een simpelweg een uitroepteken, en het is onmogelijk om daarmee het besef van langdurigheid en werkelijkheid van het oorspronkelijke gedicht weer te geven. Het snijwoord ‘ya’ in haiku is een complex woord met een buitengewoon rijke lading en is geen simpel uitroepteken zoals ‘!’, dus op dit punt slaat de vertaling de plank mis. […]
Komiya’s opvattingen lijken me getuigen van gezond verstand en vreemd is vooral dat ze in literaire kringen zo’n ophef veroorzaken. Ook voor iemand als ik die van het buitenlands geen verstand heeft is het op deze manier ondenkbaar dat je Bashō naar het Engels zou kunnen vertalen. Eerlijk gezegd zijn zulke vertalingen potsierlijk en is het onmogelijk je lachen erbij in te houden. Maar het zijn wel de vertalingen van Moriyama die als kenner van het Engels een grote naam heeft en te moeten zien dat die in binnen- en buitenland als een ‘meesterlijke vertaling’ gelden dwingt me het hoofd te breken over de onvertaalbaarheid van poëzie.
*) Miyamori Asatarō 宮森朝太郎 (1869-1952) was hoogleraar Engelse literatuur aan de Keio universiteit, Tokyo. Uit onvrede met bestaande Engelse vertalingen van Japanse haiku publiceerde hij in 1932 zijn An Anthology of Haiku Ancient and Modern.
*) ‘Haikoe’: Hagiwara schrijft ‘HAIKAI’ en gebruikt dat woord niet als historische term (om de ‘haiku’ uit de vroegmoderne periode aan te duiden) maar als teken voor een niet-Japanse versie van de haiku. Vandaar mijn vertaling ‘haikoe’.
*) ‘Fujiyama’ is een woord dat in het Japans niet bestaat en daarmee al ruim een eeuw geleden symbool ging staan voor een westerse, oriëntalistische versie van ‘Japan’. (Ik leerde als eerstejaars student al in de eerste collegeweek: ‘Men zegt ofwel fuji no yama ofwel fujisan’, om ons zo symbolisch te ontdoen van culturele misvattingen.)
*) Met ‘tempura-friet’ (tenpura furai) lijkt Hagiwara te doelen op frituur (tempura) die niet volgens traditioneel Japans recept bereid wordt maar naar ‘fry’ (Jp. furai)-receptuur met moderne westerse inspiratie (waarin beslag is bereid met broodkruim i.p.v. tarwemeel).
*) Komiya Toyotaka 小宮豊隆 (1884-1966) was aan de Keizerlijke Universiteit van Tokyo een student van Natsume Sōseki en mogelijk diens trouwste discipel; hij stond model voor de hoofdpersoon van diens roman Sanshirō, koos de titel voor diens roman De poort en verzorgde de postume uitgave van Sōseki’s verzameld werk. Hij werd literair criticus en hoogleraar Duitse literatuur aan de Tōhoku-universiteit te Sendai.
*) Een ‘snijwoord’ (kireji 切れ字) is een partikel dat nadrukkelijk structuur geeft aan een Japans gedicht (in de praktijk gaat dat dan eigenlijk altijd om haikai-verzen). Vaak geeft het nadruk aan het eraan voorafgaande woord. Of snijwoorden vertaalbaar zijn is al heel lang onderwerp van discussie. Vaak kiezen vertalers voor een leesteken als de dubbele punt of het gedachtestreepje.
*) Het ‘niets’ (mu 無) geldt als centraal concept in Zen en er waren met name in de moderne tijd altijd al lezers die Bashō’s poëzie nadrukkelijk in Zen-termen wilden lezen.
Oplettende lezers zullen zien dat ik de terminologie van Komiya nogal heb ingedikt, omdat wat in het Japans misschien nog intellectueel kan klinken in het Nederlands al snel wolligheid oplevert. Een meer letterlijke vertaling van de tweede zin na Bashō’s hokku is bijvoorbeeld: ‘In dit geval geeft ‘ya’ uitdrukking aan het verloop van de tijd met een besef van daadwerkelijke onveranderlijkheid dat het object ervan, namelijk ‘de oude vijver’, er al die tijd al geweest is, en aan de subjectieve emoties die de auteur daarbij heeft.’
Hagiwara Sakutarō 萩原朔太郎 (1886-1942) is een van Japans belangrijkste modernistische dichters. Zijn Over het vertalen van poëzie (‘Shi no hon’yaku ni tsuite’ 詩の翻訳について, 1933) schreef hij naar aanleiding van een controverse rondom een bloemlezing van Engelse vertalingen van Japanse haikai-verzen die een jaar eerder was verschenen. De hoogleraar Miyamori Asatarō 宮森朝太郎 (1869-1952), een gerenommeerd kenner van Engelse literatuur aan de Keio-universiteit in Tokyo, wilde met de ruim achthonderd pagina’s van zijn An Anthology of Haiku Ancient and Modern een ruime selectie van verantwoorde vertalingen van haiku presenteren. In augustus 1933 publiceerde criticus en hoogleraar Duits Komiya Toyotaka 小宮豊隆 (1884-1966) een vernietigende kritiek van Miyamori’s boek, en zo ontstond in de late zomer van dat jaar een enorme rel die in de krant en literaire tijdschriften werd uitgevochten tussen deze twee geleerde literatoren en waarmee allerlei andere critici zich ook bemoeiden. Die controverse kan niet los gezien worden van het politieke klimaat destijds. Hagiwara’s essay verscheen in het novembernummer van door hemzelf uitgegeven tijdschrift Seiri生理 (‘Fysiologie’).
Hier vertaalde ik de eerste alinea’s. Weggelaten is een alinea over cultuurspecifieke associaties die Japanners volgens Komiya zouden hebben bij ‘oude vijver’ en ‘kikker’. Zie hieronder.
In 1933 lag Hagiwara’s echt creatieve periode als dichter in zekere zin al bijna een decennium achter hem, al zou hij in 1934 nog de bundel The Iceland (Hyōtō氷島) publiceren. Naast modern vrij vers hield hij zijn leven lang een actieve belangstelling voor tanka en ook wel voor haiku. Die vermenging van genres in de poëziebeoefening door een en dezelfde persoon kwam tot de Tweede Wereldoorlog veel voor.
Waar de discussie oorspronkelijk ging over de (on)vertaalbaarheid van specifiek haikai-poëzie (haiku俳句, hokku発句), daar trok Hagiwara de kwestie door naar de (on)vertaalbaarheid van poëzie (shi 詩) in het algemeen. Dat wil zeggen, al snel blijkt dat hij het heeft over de onvertaalbaarheid van Japanse poëzie. En waar Komiya de Engelse oplossingen van Miyamori bekritiseerde, daar richtte Hagiwara zijn pijlen op ‘de buitenlandse vertaler’. Zijn betoog leunt erg op de dubbele aanname dat buitenlanders Japan niet begrijpen kunnen én dat zij eigenlijk niet in het ‘echte’ Japan geïnteresseerd zijn maar in een Japan van de fantasie. Vertalers buigen Japanse poëzie in hun vertalingen daarom om naar individuele en vrije bewerkingen die bijna altijd foute vertalingen zijn.
Hagiwara’s essay mondt uit in de stelling dat Japans modernisering in de vroege twintigste eeuw geleid heeft tot een stompzinnige omarming van buitenlandse (lees: westerse) cultuur en gekunstelde ‘uitvinding’ van een eigen moderniteit. Dat past helemaal in de conservatieve stromingen van de jaren ’30 waarin moderniteit gezien werd als een Ersatz-cultuur van het westen en men een ‘terugkeer naar Japan’ nastreefde. Vandaar ook die nadruk op Japans culturele uniciteit. Hagiwara’s slotzinnen, dat ‘Marxisten die de bekering (tenkō転向) hebben doorgemaakt beseffen de onmogelijkheid van vertaling. Zij zijn verstandiger dan de literatoren’ die de moderne literatuur van het laatkapitalisme denken te schrijven (転向したマルキストは、翻訳の不可能を知つたのである。彼等は文学者より聡明である。), krijgen dan ook een onaangename klank. Je begrijpt dat literatuurhistorici zich liever concentreren op de jongere Hagiwara, de modernistische dichter uit het eerste kwart van de twintigste eeuw.
Hagiwara stond in zijn ideeën over het onvermogen van buitenlanders zich in ‘Japan’ te verplaatsen niet alleen. Ook Komiya zaagt van dik hout planken (in Hagiwara’s samenvatting):
Neem bijvoorbeeld de woorden ‘de oude vijver’: Japanners zullen meteen de associatie hebben met een vijver bij een oude tempel of een verfijnd, bemost vijvertje met stilstaand water in een tuin, maar omdat je in het zwoelte-loze westen zulke oude vijvers niet hebt, is het beeld dat westerlingen bij deze woorden zullen hebben eerder een groot, helder azuren meer in de bergen zoals in de Alpen of Zwitserland. Als in zo’n vijver één kikker springt, wat is daar dan poëtisch of betekenisvol aan? Bovendien, dat dier, die kikker, heeft voor Japanners een bijzondere, subtiel haiku-achtige poëtische zeggingskracht; het draagt een seizoensbewustzijn in zich dat je een zomerse natuur laat ervaren, maar westerlingen hebben daarbij geen enkele bijzondere associatie en zullen hooguit denken aan een lelijk ingrediënt voor kikkerbilletjes. Zijn conclusie is dat als het gaat om de indruk die westerlingen aan een haiku overhouden, zij niet zozeer er niks van begrijpen maar zich daarbij geen enkele voorstelling kunnen maken.
Los van allerlei merkwaardige aannames zie je hier ook een vrij typische argumentatie waarbij naar believen een vijver (ike) en een (groot) meer ([ōki na] kosui) voor westerlingen gelijkgeschakeld kunnen worden.
Opmerkelijk is natuurlijk dat Hagiwara nergens echt last lijkt te hebben van de gedachte dat, als hij gelijk heeft, het omgekeerde misschien ook waar is: dat Japanners dan wellicht onvolledig (of geen) begrip kunnen hebben van westerse poëzie, die zij doorgaans in vertaling lazen. Hagiwara las bijvoorbeeld Rimbaud en andere symbolistische dichters, maar ook Edgar Allen Poe, in vertaling, en schreef daarover essays. Hij voelde een diepe verwantschap met de duistere romantiek van zulke auteurs, en zag zich niet gehinderd door eventuele culturele verschillen. (Toegegeven, dat zijn allemaal moderne westerse auteurs, zoals Hagiwara een moderne Japanse auteur was. Maar de ahistorische aanname dat er tussen Bashō en de moderne Japanner geen wezenlijk verschil is, is wel aanvechtbaar.)
Ik geef toe dat Hagiwara in Over het vertalen van poëzie zich wel hardop afvraagt of het klankspel van ‘nevermore’ (nēbā mōaねえばあ・もうあ) in Poes The Raven en de associaties ervan met de desolaatheid van de wind die over een dodenakker waait in het Japans te vertalen is. Hij stelt dat zijn gedicht ‘Haan’ (Niwatori鶏, in de bundel De blauwe kat [Aoneko 青猫], 1923) een bewerking van Poes gedicht is. Een gedicht is namelijk een creatieve, oorspronkelijke daad. Bij een vertaling gaat het hem om een vorm van getrouwheid aan het origineel: ‘Wat je hieruit mag afleiden is dat een gedicht een “bewerking” moet zijn en zeker geen “vertaling”.’ (そこで考へ得られることは、詩は「翻案」さるべきものであつて「翻訳」さるべきものではないといふことである。) Ook staat hij stil bij de vertaalproblemen die Japanners hadden bij het vinden van equivalenten voor westerse concepten als ‘Real’ en ‘Naturalism’, problemen die verergerd werden doordat ‘Japanners een natie zijn die historisch gezien geen ideeënleer kende’ (日本人は、歴史的に思想を持たない国民である). Hagiwara hield wel van apodictische uitspraken.
Hagiwara las vertalingen toch als brontekst, maar vertaalde zelf niet. Dat maakte het hem waarschijnlijk mogelijk om te stellen:
Alle vertaalde poëzie is de schepping van de vertaler, en heeft alleen waarde als bewerking.
すべての訳詩は、それが翻訳者自身の創作であり、翻案である限りに於て価値を持つてる。
Het postume portret van Hagiwara Sakutarō is van Onchi Kōshirō 恩地孝四郎 (1891-1955), 1943. Collectie National Museum of Modern Art, Tokyo.
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.