1 augustus, op een pleziertocht in Arashiyama, onderweg naar het Grote Droefenis Paviljoen:
zachtjes kabbelend
stroomt het water terwijl
aan de heuvelvoet
ik op gevallen bamboeblad
stap en ik koelte ervaar
sayasaya ni / mizu yuku nabe ni / yamasaka no / take no ochiba o / fumeba suzushi mo
八月一日、嵐山に遊ぶ、大悲閣途上
さやさやに水行くなべに山坂の竹の落葉を踏めば涼しも
1903. Het Grote Droefenis Paviljoen (Daihi-kaku 大悲閣) is een ontvangstgebouw op het terrein van de Senkō-ji 千光寺 in de heuvels van Arashiyama, noordwesten van Kyoto, met fraai uitzicht over de Ōi-rivier. Nagatsuka, die onder invloed van zijn leermeester Masaoka Shiki de achtste-eeuwse bloemlezing Man’yōshū bestudeerde, gebruikt nogal eens het archaïsche voegwoord nabe ni (de stemhebbende variant van nae [ni], ‘samen met’, ‘tegelijkertijd’, ‘terwijl’).
Ik zwaai mijn jongere broer uit die opgeroepen is voor het front:
in onze tuin
is de opgekweekte es
een jonge es
keert es terug of keert es niet meer
daarop zal ik blijven wachten
waga niwa no / ueki no kaede / wakakaede / kaeri-kaerazu / machitsutsu oramu
小弟の出征を送る
わが庭の植木のかへで若楓帰りかへらず待ちつつ居らむ
1905. In dat jaar was Japan verwikkeld in de Russisch-Japanse oorlog, die Japan zou winnen. Nagatsuka speelt nadrukkelijk met een herhaling van de klank kae– (zowel in kaede, ‘esdoorn’, als in kaeru, ‘[naar huis] terugkeren’). De esdoorn is overduidelijk een beeld voor zijn jongere broer (shōtei 小弟). Een oplettende lezer berispte me, en terecht: es en esdoorn zijn twee heel verschillende bomen. Ik gebruik hier ‘es’ als verkorte vorm van esdoorn (én hoop dat de lezer bereid is het ook als verwijzing naar de jongere broer te zien), maar dat kan dus helemaal niet. Probleempje: krijg ik veel meer lettergrepen dan ik eigenlijk wil wanneer ik 4x ‘esdoorn’ vertaal. Verder wordt deze oplossing ook steeds krampachtiger. Ik ben er nog niet uit.
Mengelzang:
bamboegrasblad
groeit welig en daarbij
bloeit de steranijs
in de eenzame tuin
waar de struikzanger klinkt
shino no ha no / shigereru nabe ni /shikimi saki / sabishiki niwa no / uguisu no koe
雑詠
篠の葉のしげれるなべに樒咲きさびしき庭の鶯の声
1905. Al heel lang zingt de uguisu graag in de tuin.
elke ochtend
veegde ik deze tuin aan
die nu vol ligt
met gevallen pruimenblad
waarop de herfstregen valt
asa sarazu / tachihaku niwa ni / chirishikeru / ume no ochiba ni / aki no ame furu
あさゝらず立ち掃く庭に散りしける梅の落葉に秋の雨ふる
Weer zo’n achtste-eeuws woord: asa sarazu 朝去らず (‘elke ochtend’).
in onze tuin
de pruimenbladeren waarop
de regen valt
op een kille avond
hoor je een krekel roepen
waga niwa no / ume no ochiba ni / furu ame no / samuki yūbe ni / kōrogi no naku
我が庭の梅の落葉に降る雨の寒き夕にこほろぎのなく
De 10e, aan het strand van Hamada:
precies hier
in heuvels van groen gras
verborgen ligt
de avondzon die schijnt
in de witte zeilen op zee
koko ni shite / aogusa no oka ni / kakuroishi / yūhi wa tereri / oki no shiraho ni
十日、浜田の浜
ここにして青草の丘に隠ろひし夕日は照れり沖の白帆に
1906. Nagatsuka schrijft oka (‘heuvel’) met oud kanji-gebruik als 岡.
De avond van de vijftiende april in 1913 was er geen spoor van regen aan de hemel; een trein tufte vrolijk langs de Hōki-kust:
achter me
pronkt helder wit de Hōki-top
en als het optrekt
dan is dobberend in zee
de provincie Oki te zien
sogai ni wa / hōkine shiroku / haretareba / harara ni ukeru / oki ni kuni miyu
大正二年四月十五日夕、空には朝来の雨なごりもなく、汽車はこころよく伯耆の海岸に添うて走る
そがひには伯耆嶺白く晴れたればはららに泛ける隠岐の国見ゆ
1914. De ‘top van de Hōki’ (hōkine 伯耆嶺) zal de Daisen 大山 zijn, een inactieve vulkaan die wel ‘de Fuji van provincie Hōki’ (hōki no fuji 伯耆富士) genoemd werd. ‘Hōki’ is de oude naam voor wat nu de prefecture Shimane is, aan de Japanse Zee; van daaruit kun je met de veerboot naar de Oki-eilanden varen. Die oude plaatsnamen en bestuurlijke termen (kuni 国, ‘provincie’) en een achtste-eeuws woord als harara (‘verspreid’: Oki is een groep eilandjes) geven deze tanka een nadrukkelijk archaïsch smaakje, ondanks die ‘(stoom)trein’ (kisha 汽車). Dit is het laatste gedicht in de bloemlezing van Nagatsuka’s tanka waaruit ik deze gedichten las: Koizumi Chikashi 古泉千樫 [1886-1927], red., Nagatsuka Takashi senshū 長塚節選集 (Tokyo: Arusu, 1926).
de nacht wordt dieper
en stiekem door de klamboe
schijnt de maan
waarvan slapende mensen
allemaal geen weet hebben
sayo fukete / hisoka ni kaya ni / sasu tsuki o / nemureru hito wa / mina shirazaramu
小夜更けてひそかに蚊帳にさす月を眠れる人はみな知らざらむ
De dichter zelf ligt wakker.
In de nacht van 22 mei hield mijn ondraaglijke kwelling maar nauwelijks op:
de nacht wordt dieper
en niets is meer goed te zien
kronkelend van pijn
zal ik morgen uitgeput
wel weer kunnen slapen
sayo fukete / a’iro mo wakazu / modayureba / asu wa tsukarete / mata nemururamu
五月廿二日夜、心に苦悩やみがたきこと起りて
小夜ふけてあいろもわかず悶ゆれば明日は疲れてまた眠るらむ
1914. ‘Niets’ vertaalt hier ‘de contouren [van dingen]’ (a’iro, verkorte vorm van aya-iro 文色).
Als het warmer wordt dan vermager ik meestal, maar dit jaar valt er in mijn borst juist geen rib te zien; in de wind bollen de mouwen van mijn dunne kleren op en denk ik niet aan het verval van mijn lichaam — en al kun je zulke momenten niet de hele tijd hebben, in mijn eentje lig ik niet ongelukkig te wezen:
dunne kleren aan:
het maakt dat mijn borst zich vult
met opgewektheid
deze zomer is zonder meer
duidelijk: ik ga niet dood
hitoe kite / kokoro hogaraka ni / narinikeri / natsu wa kanarazu / ware shinazaramu
暑きころになればいつとても痩せ行くが常ながら、ことしは増して胸のあたり骨あらはなれど、単衣の袂かぜにふくらみてけふは身の衰へをおぼえず、かゝることいくばくもえつゞくべきにあらざれど猶独り心に快からずしもあらず
単衣きてこころほがらかになりにけり夏は必ず我れ死なざらむ
1914. Een jaar voor zijn dood geschreven.
Nagatsuka Takashi 長塚節 (1879-1915) was de oudste zoon van een welgestelde familie van landeigenaren zo’n zestig kilometer ten noorden van Tokyo, in de prefectuur Ibaraki. Hij is vooral bekend vanwege zijn roman Tsuchi 土 (‘De aarde’, 1912), die op aanbeveling van Natsume Sōseki als feuilleton verschenen het dagblad Asahi shinbun en in 1939 verfilmd werd door Uchida Tomu. Gebaseerd op zijn jeugd op het platteland geeft die ruimschoots aandacht aan de moeilijke leefomstandigheden van boeren.
Op zijn eenentwintigste werd Nagatsuka een leerling van Masaoka Shiki tijdens de laatste twee jaar van diens leven en droeg bij aan het eerste nummer van het tanka-tijdschrift Araragi アララギ (‘Slangenlook’). Altijd al ziekelijk, overleed hij op vijfendertigjarige leeftijd aan tuberculose.
De foto van gevallen bamboeblad is genomen op Hemelvaartsdag 2024.