ik had zo mijn gedachten

[280]

Op het thema: Bij een hut in de bergen is de sneeuw diep

komt zelfs maar bezoek

            door de allereerste sneeuw

                        nog een spoor trekken?

afgesloten is de weg

            naar het dorp diep in de bergen

tou hito mo / hatsuyuki koso / wakekoshi ka / michi tojitekeri / miyamabe no sato

 山のいへにゆきかしといふことを
とふ人もはつゆきこそわけこしか/みちとぢてけりみやまべのさと

Sankashū 569, met als thema: ‘Bij een hut in de bergen, diep in de winter’ 山里冬深. De tweede ‘regel’ telt nu slechts zes morae en moet zijn; ‘hatsuyuki o koso’ (= 7). Foutje van de kopiist.

[281]

Toen ik de wereld ontvluchtte en in een tempel in de Oostelijke Bergen verbleef, kwamen er aan het einde van het jaar mensen langs en had ik zo mijn gedachten:

het jaar liep ten einde

en de bezigheden daarbij

            ben ik vergeten

niet langer herken ik me in

            het gehaast om tijdig klaar te zijn

toshi kureshi / sono itonami wa / wasurarete / aranu sama naru / isogi o zo suru

 よのがれてひむがし山でらにはべりしころ、としのくれに人々まうできて、おもひのべはべりしに
としくれしそのいとなみはわすられてあらぬさまなるいそぎをぞする

Sankashū 574, met als voortekst (kotobagaki): ‘In de Oostelijke Bergen je gevoelens uiten aan het einde van het jaar’ 東山にて歳暮述懐. ‘De Oostelijke Bergen’ is het gebied Higashiyama, aan de oostkant van Kyoto; ik weet niet om welke tempel het hier gaat. De ‘bezigheden’ (itonami) die bij het einde van het jaar hoorden zijn alle voorbereidingen om klaar te zijn voor het nieuwe jaar: dat zijn typisch de preoccupaties van mensen die nog midden in het werelds levens staan; een monnik hoeft zich daarmee niet meer bezig te houden. 

[282]

Aan het einde van jaar stuurde ik vanuit Kōya naar de hoofdstad:

overal gelijk

            gaan dezelfde maanden, dagen

                        aan ons voorbij, dus

ook in de hoofdstad net als hier

            liep het jaar ten einde

oshinabete / onaji tsukihi no / sugiyukeba / miyako mo kaku ya / toshi wa kurenuru

 としのくれにかうやより京へ申つかはしはべりし
おしなべておなじ月日のすぎゆけばみやこもかくやとしはくれぬる

Sankashū 575. Op de berg Kōya, zo’n 125 kilometer ten zuiden van Kyoto, stichtte Kūkai in 817 een tempelcomplex. 

Sanka shinchū shū, nos. 280-282 (alt. 277-279). 

Ook monniken zitten in een vorm van lockdown, maar dan in principe permanent, in hun klooster of kluizenaarshut. En ook in het klassieke Japan was de jaarwisseling voor iedereen een moment van contemplatie. Hier drie gedichten gedrapeerd rondom het einde van het jaar — dat wil zeggen: volgens de oude maankalender, dus zo rond januari-februari. 

Deze reeks staat als hekkensluiter van de wintergedichten in De berghut-verzameling van diepste gevoelens (Sanka shinchū shū 山家心中集). Dat is een selectie uit de persoonlijke poëzieverzameling van de twaalfde-eeuwse dichter-monnik Saigyō 西行 (1118-1190), die hij de naam De verzameling van een berghut (Sankashū 山家集) gaf. 

Saigyō was een krijger die al vrij jong zijn gezin verliet en een reizende monnik werd. Zijn monnikennaam (‘reis naar het westen’, waar het paradijs van de boeddha Amitābha ligt) en de naam van zijn verzameling zijn, zoals altijd bij monniken, programmatisch. De drie gedichten hier zijn in zekere zin een spel met dat programma, een afstoten en aantrekken van het wereldse bestaan dat Saigyō vaarwelzei maar waarmee hij de banden nooit helemaal verbrak. Een lange afzondering van elkaar is niet eenvoudig, tenslotte.

De afbeelding toont een fragment uit Sanka shinchū shū met de bewuste gedichten, in een handschrift dat lang is toegeschreven aan Saigyō zelf maar waarschijnlijk dat van Fujiwara no Shunzei 藤原俊成 (1114-1204) is. Sanka shinchū shū (den Saigyō hitsu) 山家心中集 (伝西行筆) (Nihon meihitsu sen 日本名筆選 44), Tokyo: Nigensha, 2004, p. 74-75.

3 reacties op “ik had zo mijn gedachten”

de laatste 2 regels van 281 zag ik elders vertaald als “and now I busy myself / in a whole new way “( Heart’s flower: poetry of Shinkei; auteur Esperanza U Ramirez-Christensen). Anders dus dan de uwe. Het Japans ARANU SAMA NARU ISOGI O ZO SURU is erg duister ! kunt u me uitleggen hoe het letterlijk te lezen ?

Excuus voor een veel te lang antwoord, want meteen maar uit de heup geschoten (en ook ijdel, om te laten zien dat ik wel over mijn vertalingen nadenk). Eerst maar de grammatica: aranu sama naru isogi o zo suru, waarbij ik heel schools vanaf het einde van de zin terugwerk. (Als de Japanse grammaticale termen vervelend zijn: gewoon overslaan.) Suru is het werkwoord ‘doen’ (niet in de shūshikei maar in de rentaikei [attributieve vorm] vanwege het emfatisch partikel zo). Het object van dat ‘doen’ is isogi: ‘het zich haasten’, ‘het gehaast’ (de gesubstantiveerde vorm [ren’yōkei] van het werkwoord isogu). Isogi zo suru is dus ‘zich haasten’ (let. ‘haastig gedrag doen’). Waarom (een niet genoemd) iemand of mensen zich haasten staat er niet expliciet vermeld, maar is m.i. impliciet in de ‘bezigheden’ (itonami) in het eerste deel van de waka. Aranu sama naru is dan een bijvoeglijke bepaling bij isogi, die zelf ook weer een bijvoeglijke bepaling bevat: nari is het koppelwerkwoord (‘zijn’), sama is een zelfstandig naamwoord: ‘manier’, ‘wijze’. De bijvoeglijke bepaling bij sama is aranu, dat bestaat uit het werkwoord ari (‘er zijn’) en het hulpwerkwoord van ontkenning –zu (in bijvoeglijke vorm: –nu). Aranu sama is dan ‘een manier die er niet is’, en aranu sama naru isogi o zo suru is dan letterlijk iets als ‘zich haasten op een manier die er niet is’.
Dat is allemaal vrij onbegrijpelijk en vertalingen moeten dan ook interpreteren en enigszins expliciteren. Het struikelblok is aranu sama, of meer precies: aranu. Ik volg de interpretatie dat Saigyō bedoelt: gehaast zoals dat (in mijn eigen leven) niet meer bestaat. Vroeger, voordat hij monnik werd, was ook hij druk bezig aan het einde van het jaar om laatste zaken af te ronden, net als de mensen die nu bij hem langskomen. Maar inmiddels hoeft hij zich niet meer druk te maken om wereldse zaken (‘zijn mijn jaardeclaraties wel op tijd ingediend’ — dat werk). Mijn ‘niet langer herken ik me in’ is een vrije weergave van die gedachte.
Dan de vertaling van Esperanza Ramirez-Christensen (overigens een uitstekende geleerde, wiens latere Emptiness and Temporality: Buddhism and Medieval Japanese Poetics ook echt zeer indrukwekkend is). Zij volgt de lijn dat het Saigyō zelf is die (ook) druk bezig is, zich haast, maar dan op een manier die hij vroeger niet kende: een gehaast dat er vroeger in zijn leven niet was (toen haastte hij zich om andere, wereldse zaken). Dat kan ook.
Het verschil in interpretaties komt vermoedelijk ook door het feit dat zij en ik verschillende bronteksten gebruikten. De tekst van het gedicht is wel hetzelfde, maar die van het inleidend tekstje niet. Ramirez-Christensen gebruikte de versie in Gyokuyō wakashū, een vorstelijke bloemlezing uit 1311, die als inleiding heeft: ‘Op het thema: Je gevoelens uiten aan het einde van het jaar’ 歳暮述懐といふ心を. Daarmee kun je veel kanten op. Ik gebruikte de tekst in een door Saigyō zelf samengestelde bloemlezing van eigen werk. Die heeft dus: ‘Toen ik de wereld ontvluchtte en in een tempel in de Oostelijke Bergen verbleef, kwamen er aan het einde van het jaar mensen langs en had ik zo mijn gedachten’. Dat geeft mij het idee dat er een directe relatie is tussen de bezoekers (geen monniken) en het gehaast en dat het hun eindejaars-‘bezigheden’ zijn waarvan hij is vergeten dat hij die in een vorig leven ook had en waarin hij zich nu niet langer herkent. Om die andere interpretatielijn te volgen zou ik hopen (maar dat hoeft inderdaad niet per se) op een grammaticale constructie die iets van een tegenstelling benadrukt tussen ‘vergeten’ (wasurarete) en ‘een manier die nog niet bestond’ (aranu sama), bijvoorbeeld (ik verzin maar wat) wasuraredo, ‘hoewel ik ben vergeten’: ‘de bezigheden daarbij ben ik vergeten, maar ik haast me nu op een manier die nog niet voor mij bestond’. Maar, zeg ik dan een beetje lelijk, Saigyō werd al vrij jong monnik, dus hij had inmiddels wel behoorlijk wat ervaring met wat gehaast voor monniken betekenen kan.

Dank u ! Helemaal duidelijk.
Het SAMA NARU ISOGI begreep ik niet, vandaar mijn vraag.
Mooi dat er zoveel over een gedicht te zeggen valt.
Een voorspoedig 2022 toegewenst.