Liefde in het open veld
op de wingerdvlakte
kruipend rondsluipende
zwerfkat
laat zich maar niet paaien:
is dat mijn geliefdes hart?
makuzuhara / shita hai-ariku / noraneko no / natsukegataki wa / imo ga kokoro ka
寄野恋
真葛原下這ひありく野良猫のなつけがたきは妹が心か
Minamoto no Nakamasa 源仲正 (actief ca. 1100). Fuboku wakashō 28-13044.
zelfs van een afstand
is (zonder vaste slaapplek)
de zwerfkat hoorbaar
voor wie toch zou zijn gemiauw
als gelofte zijn bedoeld?
yoso ni dani / yodoko mo shiranu / noraneko no / naku ne wa tare ni / chigiri okiken
よそにだに夜床も知らぬ野良猫の鳴く音は誰に契りおきけん
Jakuren 寂蓮 (1139-1202). Gedicht uit 1191. Fuboku wakashō 28-13043.
Liefde bij de beesten
luid mauwend
zonder een vaste routine
leeft de zwerfkat
bevrijd van knellende banden
doet hij een gelofte
ne o zo naku / nareshi mo shiranu / noraneko no / ami taehatsuru / naka no chigiri ni
寄獣恋
音をぞ鳴くなれしもしらぬ野良猫の網絶え果つる中の契に
Shōtetsu 正徹 (1381-1459). Het resultaat van een dichtsessie in 1449. Sōkonshū 5-8221. De uitdrukking ami tae-hatsu 網絶え果つ vind ik moeilijk; letterlijk betekent het iets als ‘het net [of de kooi] breekt [helemaal] af’ (ik kwam de uitdrukking bijna nergens tegen, één keer in een tekst waarin sprake is van het afbreken van een belegering van een kasteel, maar daarmee kan ik niet zoveel). Dus ik deed wat elke goede student moet doen: eerst serieus je huiswerk maken en pas als je er dan nog niet uitkomt vragen. Ik legde het voor aan de auteur van het artikel waarin ik dit gedicht tegenkwam. Die kwam met de wijze observatie dat je waarschijnlijk moet denken in parallellen, net als met het gedicht hierboven: het mauwen (naku) van de kat valt samen met het huilen (naku) van de dichter en dat suggereert een breuk tussen hem en zijn geliefde. Net als het net dat de kater gevangenhield is de gelofte tussen de menselijke geliefden losgesneden en dat doet de dichter jammeren. Dan is mijn vertaling op zijn minst misleidend. Passender zou zijn:
luid jammerend
zonder vastigheid te kennen,
een zwerfkat
die zijn banden kwijtraakte
om die gedane gelofte
Soms komen de dingen mooi samen. Ik had al op de kalender gezien dat het 22 februari weer Kattendag is in Japan. Vlak voor dit weekend was een oud-student zo aardig om, net terug van een onderzoeksperiode in Tokyo, het laatste nummer van een tijdschrift te komen brengen met daarin een kort artikel door een gemeenschappelijke kennis. Dat stuk van deze gewaardeerde collega behandelt zwerfkatten (noraneko 野良猫) in de klassieke poëzie. Dat zulke gedichten bestaan is heel verrassend, omdat katten niet tot het geijkte repertoire van de hofpoëzie behoorden — dit in tegenstelling tot het corpus van latere haikai-verzen; daarin zijn de katten ontelbaar. Hij vond er drie; op een totaal dat ik niet eens durf te schatten maar het miljoen zeker overschrijdt is dat dus een verwaarloosbaar percentage. Hoe dan ook, het leek me een vingerwijzing om op dit blog toch maar weer eens iets met katten te doen.
Het gaat hier dus telkens om zwerfkatten. De twaalfde-eeuwse monnik Jakuren 寂蓮 (1139-1202) en de vijftiende-eeuwse Zen-monnik Shōtetsu 正徹 (1381-1459) gebruiken de kat (ongetwijfeld een kater) zoals in de regel bronstige herten door dichters gebruikt werden: het eenzame mannetje dat klagend door de natuur trekt kent een parallel in de dichter die smacht naar een geliefde, de kreten van het dier echoën in de woorden van zijn gedicht. Dat is dan meteen een echo van afgelopen Valentijnsdag, al geeft de kater een twist aan dit soort poëzie. Waar het mannetjeshert op zoek is naar een liefdespartner lijkt de kater zich als zwerver niet te willen of kunnen binden; wat hij dus precies belooft (chigiri: ‘[liefdes]gelofte’) is niet helemaal duidelijk: meer dan een one night stand zit er misschien niet in.
[20 maart 2023] Verder langs elektronische weg napratend over deze gedichten toch wat nieuwe overwegingen over het verschil tussen mannetjeshert en kater in de klassieke poëzie. Met het hert kan de dichter zich identificeren, omdat dat dier ook op zoek is naar Ware Liefde die vervolgens niet beantwoord wordt (het burlen is in dit beeld een uiting van Eenzaam Verlangen of Onbeantwoorde Liefde [kata-omoi 片思い]). De krolse kater daarentegen loopt zijn p*k achterna, om het zo maar te zeggen, geeft toe aan zijn impulsen: zijn liefde is lust. Het is een houding waarop is de dichter misschien jaloers is, maar het is ook een ongeremdheid waaraan de dichter niet kan of wil toegeven.
En *nieuwtje* er is een vierde waka boven water gekomen over de zwerfkat, toegeschreven aan de befaamde dichter Fujiwara no Teika 藤原定家 (1162-1241):
Ooit, toen [een kat] luidruchtig aan het mauwen was, [dichtte] Interim-Middenraadsheer Heer Teika op [het thema van] een kater die naar zijn wijfje verlangt:
zo jaloers ben ik
zonder zijn stem te sparen
geeft de zwerfkat
toe aan zijn impulsen
en lust naar hartelust
urayamashi / koe mo oshimazu / noraneko no / kokoro no mama ni / koi o suru kana
有とき、権中納言定家卿、猫のつまをこふるとて、かまびすくなきければ、
浦山しこゑもをしまず野らねこのこゝろのまゝに恋をするかな
となむ
In Ochikochigusa 遠近草, een laat-16e-eeuwse verzameling anekdoten over ‘onaangepaste’ poëzie (kyōka 狂歌). Een vondst van Ishizawa Kazushi 石澤一志 (Tsurumi Universiteit). [3 juli 2023: Ishizawa publiceerde zijn vondst uiteindelijk in Nihontsū 日本通 64 (april 2023), p. 4.].
Fuboku wakashō 夫木和歌抄 (‘Een Japanse gedichtenverzameling’, ca. 1310) is met bijna achttiendduizend gedichten een beetje de vergaarbak van middeleeuwse bloemlezingen. De samensteller, Fujiwara no Kiyonaga 藤原長清, een krijger en dichter uit wat tegenwoordig de prefectuur Shizuoka is, bracht zo’n beetje alle gedichten bij elkaar die hij vinden kon die niet al in vorstelijke bloemlezingen waren opgenomen — vermoedelijk als materiaal waaruit geput kon worden voor en volgende vorstelijke bloemlezing. De verzameling is daarom uitdragerij en schatkamer tegelijk. Twee van de drie zwerfkatgedichten staan hierin. Shōtetsu’s persoonlijke waka-verzameling (10.643 waka!) is Sōkonshū 草根集 (‘Graswortel-verzameling’).
Het verhaal wil dat Kiyonaga zijn idee voor de titel van zijn immense bloemlezing kreeg in een droom. Daarin verscheen hem de sinoloog en dichter Ōe no Masafusa, die hem suggereerde elementen te gebruiken van de karaktercombinatie fusō 扶桑, in Sinitische traditie een poëtische naam voor Japan.
Ik gebruikte:
- Kanechiku Nobuyuki 兼築信行, ‘Noraneko o yonda uta: waka kenkyūsha no yuetsu’ 野良猫を詠んだ歌:和歌研究者の愉悦 [Gedichten over zwerfkatten: de verrukking van een waka-onderzoeker], Kyūko 汲古 82 (december 2022), p. 51-54.
De tekening is van de dichter Stevie Smith (1902-1971).