Gedicht toen een late herfstbui losbarstte tijdens een pelgrimstocht langs honderd tempels in Higashiyama:
De Directeur voor het Linker Stadsdeel Michimasa
helemaal samen
trokken we door de bergen rond
de herfstbui en ik
dat vallen op verval geen nut heeft
weet ze dat nou echt niet?
morotomo ni / yama-meguri suru / shigure kana / furu ni kai naki / mi to wa shirazu ya
東山に百寺拝み侍りけるに、時雨のしければよめる
左京大夫道雅
もろともに山めぐりする時雨かなふるに甲斐なき身とは知らずや
Shika wakashū 4-149. ‘Honderd tempels’ (hyakuji 百寺) moet een mens niet al te letterlijk nemen; dat getal betekent ‘veel’. ‘Het Linker Stadsdeel (sakyō 左京) was de naam voor het westelijke deel van de stad, het toenmalige Kyoto: ‘links’, gezien vanuit de positie van het keizerlijke paleis in het noorden. De daarvoor in de vroeg elfde eeuw verantwoordelijke bureaucraat in kwestie was Fujiwara no Michimasa 藤原道雅 (992-1054), die de derde hofrang had. De dichter speelt met het werkwoord furu, dat zowel kan slaan op het voorbijgaan van tijd (経る) en dus ‘oud worden’ kan betekenen, als op het vallen (降る) van regen of sneeuw; ik probeerde dat op te lossen met ‘vervallen’. De gedachte hier is: hé, regen, het heeft geen nut meer om op mij te vallen, ik ben al te ver heen om nog opgepept te worden.
Gedicht op het thema ‘Late herfstbui bij een overnachting op reis’:
De priester Sensai
tot hutje dient
een eik in de schaduw waarvan
het maanlicht lekt
lijkt het weer dicht te trekken
dan valt een late herfstbui
iori sasu / nara no kokage ni / moru tsuki no / kumoru to mireba / shigure furu nari
旅宿時雨といふことをよめる
瞻西法師
いほりさす楢の木かげにもる月のくもるとみれば時雨ふるなり
Shika wakashū 4-150. Sensai 瞻西 (?-1127) was een monnik uit een klooster op de berg Hiei, ten noordoosten van de hoofdstad; hij stond bekend om zijn liturgische zang (shōmyō 声明).
De Verzameling van woordbloemen (Shika wakashū 詞花和歌集, 1151), waarin deze twee gedichten naast elkaar staan, is een wat veronachtzaamde vorstelijke bloemlezing (de zesde), samengesteld door Fujiwara no Akisuke 藤原顕輔 (1090-1155).
Een shigure 時雨 is een plotse bui in late herfst of vroege winter. Dat is dus wat te vroeg, zou je zeggen, maar na die lange, hete en droge zomer brengt de plotse afkoeling en overdaad aan buien me er wel voor in de stemming.
Al in het begin van de twaalfde eeuw ging het verhaal rond dat het eerste gedicht hierboven ten onrechte in zijn geheel aan Michimasa werd toegeschreven. Het zou een voorbeeld zijn van de oervorm van het kettingvers (renga), waarbij slechts twee mensen elk één schakel maken: het zogenaamde ‘kort kettingvers’ (tanrenga 短連歌). Minamoto no Toshiyori 源俊頼 (var. Shunrai, 1055?-1129) behandelt in zijn omvangrijke Toshiyori’s poëtica (Toshiyori zuinō 俊頼髄脳) flink wat voorbeelden van zulke vroege kettingverzen. Onder andere noemt hij het kettinkje gemaakt door van Fujiwara no Masamichi en zijn vriend Fujiwara no Kanetsuna 藤原兼綱 (988-1058). Dat verhaal noopt tot een iets andere vertaling van het eerste deel van het gedicht: ‘helemaal samen’ (morotomo ni) slaat dan niet alleen op de dichter en de herfstbui, maar ook op twee hovelingen die samen een pelgrimage maken:
Masamichi van de derde hofrang:
helemaal samen
trokken we door de bergen rond
toen de herfstbui viel
Luitenant Kanetsuna:
dat vallen op verval geen nut heeft
weet ze dat nou echt niet?
Toen zij getweeën langs honderd tempels trokken om op de gouden gong daar te slaan, zagen zij een plotse herfstbui en maakten dit [kettingvers], zegt men.
道雅の三位
もろともに山めぐりするしぐれかな
兼綱の中将
ふるにかひなき身とはしらずや
二人して、百寺の金鼓うち歩きけるに、時雨のするを見て、しけるとぞ。
Toshiyori zuinō. [NKBZ 50, p. 219-220.]
Een paar decennia later besprak Fujiwara no Kiyosuke 藤原清輔 (1104-1177) in Het gebonden boek (Fukuro zōshi 袋草紙, 1157-1158) hoe korte kettingverzen (‘renga’) nog wel eens als één waka in een bloemlezing terecht kunnen komen — en dan slechts aan één van de dichters worden toegeschreven:
En in [Nōin’s (988-1050)] Verzameling van diepe mysteries [Gengenshū, ca. 1046] staat:
helemaal samen
trokken we door de bergen rond
de herfstbui en ik
dat vallen op verval geen nut heeft
weet ze dat nou echt niet?
Dit wordt daar als gedicht van Michimasa gegeven. Is er nu dus een ander [=Kanetsuna] die enorm tekort gedaan wordt? Of zou hij [=Michimasa] de laatste vershelft als van hemzelf beschouwen?
また玄々集に云はく、
もろともに山めぐりする時雨かなふるにかひなき身とはしらずや
これは道雅の歌と称す。今一人は甚だ損ずるか。ただし末句をもって主となすか。
Fukuro zōshi. [SNKBT 29, p. 35.]
Zo werkt regen toch verbindend, maar kan ook iemand aan het oog onttrekken.
De afbeelding is een visualisatie van een geluidsopname door bastipictures van regen tegen een autoruit, opgenomen met een Zoom H1 XY-microfoon, juli 2014.