makimoku no / hibara no kasumi / tachikaeri / miredomo hana ni / odorokaretsutsu
真木牟具之日原之霞立還見鞆花丹被驚筒
Aandachtig beziet hij in een hemelhoek lagen lentenevel;
alsof bloeiende takken de tuin met weelderigheid nu vullen.
De reiziger herinnert zich een beschilderd kamerscherm
en heeft de dubbele oevers van de Perzikbron voor ogen.
倩見天隅千片霞 宛如万朶満園奢 遊人記取図屏障 想像桃源両岸斜
Shinsen man’yōshū 17, 18. Het Sinitisch vers laat zich wat lastig duiden. Het leidend idee is natuurlijk bloesems: de ‘tienduizend takken’ (banda 万朶, een poëtisch beeld voor een veelvoud aan boomtakken in bloei) echoën ‘de duizend lagen lentenevels’ (senpen no kasumi 千片霞). De laatste regel verwijst naar de het verhaal van de Perzikbloesembron door de dichter Táo Yuānmíng 陶淵明 (365-427), over een daoïstisch getinte ideale gemeenschap.
Shinsen man’yōshū 新撰万葉集 (De nieuwe Man’yōshū, 893) kun je beschouwen als een omdraaiing van een vaak voorkomende formule in de klassieke Japanse poëzie, namelijk het schrijven van waka geïnspireerd door een regel Sinitische poëzie: het principe van ‘gedichten harmoniërend met versregelthema’s’ (kudai waka 句題和歌). De nieuwe Man’yōshū (dat wil zeggen, de eerste helft ervan) doet het omgekeerde: de Sinitische kwatrijnen (Ch. jueju, Jp. zekku 絶句) zijn speciaal geschreven om als echo te klinken van de Japanse waka die eraan voorafgaan.
De nieuwe Man’yōshū wordt traditioneel toegeschreven aan Sugawara no Michizane 菅原道真 (845-903), maar kenners houden het op ‘anoniem’.
Hier speelt het kwatrijn met lentenevels en bomen in bloei, en vooral: het aanschouwen ervan door de dichter.
De foto toont een bloeiende kerspruim (prunus) met halve maan in het Van der Werfpark te Leiden, 28 februari 2023.
ima komu to / iishi bakari ni / nagatsuki no / ariake no tsuki o / machi-idetsuru kana
Eeuwen van commentaar stellen dat dit gedicht is geschreven vanuit het perspectief van ‘de wachtende vrouw’ (matsu onna), een oud topos. ‘De lange maand’ (nagatsuki) is de negende maand (d.w.z. de laatste herfstmaand), maar middeleeuwse commentaren beweren zo’n beetje allemaal dat de implicatie is dat de vrouw al maanden op haar geliefde aan het wachten is.
[022] Fun’ya no Yasuhide 文屋康秀 (negende eeuw):
zodra ze blaast
gaan herfstgrassen en bomen
verdorren en dus
klopt het dat de wind vanaf de berg
een ‘vernietiger’ wordt genoemd
fuku kara ni / aki no kusaki no / shiorureba / mube yamakaze o / arashi to iuramu
Woordspel met het woord ‘storm’ (arashi), waarin het werkwoord aru (‘vernietigen’) verstopt zit, en dat als karakter geschreven wordt met een combinatie van ‘berg’ (山) en ‘wind’ (風): 嵐.
[023] Ōe no Chisato 大江千里 (actief ca. 889-923):
als ik de maan bezie
zijn alle duizenden dingen
al te droevig
al is het niet alleen voor mij
een roerend herfsttij
tsuki mireba / chiji ni mono koso / kanashikere / wagami hitotsu no / aki ni wa aranedo
[024] [Michizane van] het Huis van de Sugawara 菅家 (845-903):
ditmaal op deze reis
kon ik geen gebedsstaf pakken
op de Offerandeberg
waar het brokaat van herfstblad
de goden te behagen weet
kono tabi wa / nusa mo toriaezu / tamukeyama / momiji no nishiki / kami no mani-mani
Michizane was vooral bekend als dichter van Sinitische poëzie. Kokin wakashū 9-420 (‘Reizen’). Gedicht tijdens een vorstelijke excursie (gyokō 御幸) in de vroege winter van 898 waarbij Michizane de keizer Uda 宇多天皇 (867-931) begeleidde naar onder meer Tamukeyama 手向山 (‘Offerandeberg’), bij Nara. Er bestaan twee dominante verklaringen voor ‘ik kon [een gebedsstaf, nusa 幣] niet pakken’ (toriaezu): ofwel Michizane had geen tijd er eentje in te pakken omdat hij onverwacht mee moest met zijn vorst, ofwel zo’n offerande was te privé om in de context van een vorstelijke (en dus publieke) excursie te doen. Moderne commentaren verwijzen graag naar een Sinitisch gedicht van Michizane uit 898 dat inderdaad wel resonanties van deze waka bevat en dat hij tijdens dezelfde excursie dichtte. De bron is Michizane’s Excerpt uit het verslag van de vorstelijke excursie naar Miyataki (Miyataki gyokō kiryaku 宮滝御幸記略), aantekening voor Eishō 昌泰 1 [898].10.28:
Vol herfstblad op elke berg verslaat een gewoon weefgetouw;
hoe passend dat vlietende wolken dansen onder onze voeten.
Kil-kale bomen zijn werkelijk nergens te bekennen;
in de regen draag ik brokaat en keer zo terug naar huis.
満山紅葉破小機。況過浮雲足下飛。寒樹不知何処去。雨中衣錦故郷帰。
[025] De Derde-Laans Minister ter Rechterzijde 三条右大臣 (873-932):
met zulke namen moet je wel
op de Ontmoetingsheuvel
als bijslaapwingerd
zonder dat iemand het weet
opgewonden willen komen
na ni shi owaba / ōsakayama no / sanekazura / hito ni shirarede / kuru yoshi mogana
Een gedicht van Fujiwara no Sadakata 藤原定方. Een vertaling ervan is lastig, niet zozeer vanwege de betekenis maar vanwege de overdaad aan double-entendre’s: veel woorden kunnen en moeten op twee manieren gelezen worden: ōsakayama: de ‘Ontmoetingsheuvel’ (dat is een sleetse); sa-ne[kazura]: het samen slapen van twee geliefden (kazura: wingerd); kuru: ‘komen’ (来る) en ‘(een draad) oprollen, opwinden’ (繰る). De smaak van het gedicht zit hem dus vooral in de technische gekunsteldheid ervan.
[026] Heer Teishin 貞信公 (880-949):
op de Ogura’s
toppen, jij herfstblad daar:
als je een hart hebt
wil nu dan op nog die ene
vorstelijke excursie wachten
ogurayama / mine no momijiba / kokoro araba / ima hitotabi no / miyuki matanamu
Heer Teishin (Teishinkō 貞信公) was de machtige staatsman Fujiwara no Tadahira 藤原忠平 (880-949).
De prent is een vrije verbeelding van Minamoto no Muneyuki’s gedicht (no. 28) door Katsushika Hokusai 葛飾北斎 (1760-1849), in de reeks Van honderd dichters één gedicht, door de min met plaatjes verklaard (Hyakunin isshu uba ga etoki 百人一首乳母が絵説, 1835-1838). Collectie Metropolitan Museum of Art, New York.
[028] Heer Minamoto no Muneyuki 源宗于朝臣 (?-939):
in het bergdorp
is het ’s winters dat eenzaamheid
steeds verder toeneemt
zowel bezoek als gras
droogt op — die gedachte
yamazato wa / fuyu zo sabishisa / masarikeru / hitome mo kusa mo / karenu to omoeba
Minamoto no Muneyuki was een van de productiefste hofdichters van de vroege tiende eeuw.
[029] Ōshikōchi no Mitsune 凡河内躬恒 (?-ca. 925):
gok ik dan maar
dat ik haar echt af kan breken
allereerste rijp
ligt verwarrend misleidend
op de witte chrysanten
kokoro ate ni / oraba ya oramu / hatsushimo no / okimadowaseru / shiragiku no hana
[030] Mibu no Tadamine 壬生忠岑 (ca.850-?):
in het eerste licht
leek ze me zo harteloos
bij ons afscheid
de maan bij dageraad: iets
veel treurigers is er niet
ariake no / tsurenaku mieshi / wakare yori / akatsuki bakari / ukimono wa nashi
De foto toont, vanaf rechtsboven tegen de klok in, gedichten nos. 21, 24, 28 en 25 in een facsimile van een vroeg-achttiende-eeuwse kaartspel (karuta)-versie van Van honderd dichters één gedicht, gemaakt door Ogata Kōrin 尾形光琳 (1658-1716).
Sugawara no Michizane 菅原道真 (845-903) is de enige Japanse dichter die het letterlijk tot goddelijke status heeft geschopt. Vandaag de dag wordt hij in zo’n veertienduizend tempels door het hele land aanbeden als Tenjin 天神, ‘de hemelgod’, een godheid die vooral van pas komt bij toelatingsexamens voor universiteiten en middelbare scholen.
Geschreven in de eerste helft van de jaren 880; Geschriften van het Sugawara-huis (Kanke bunsō) 2:117. De twee ingelaste opmerkingen (zgn. ‘eigen noten’, Jp. jichū自注) zijn van de dichter zelf. Luo Binwang 駱賓王 (ca. 619-684?) was een dichter uit de vroege Tang-dynastie. Zijn lange gedicht ‘De keizerlijke hoofdstad’ (Ch. Dijing pian, Jp. Teikyō hen帝京篇) werd in Heian-Japan (794-1185) gebruikt als oefentekst voor jonge jongens die Chinees begonnen te leren.
Welk gedicht Michizane bedoelt met ‘Binwang’s ‘Een oud thema’ [Ch. Guyi pian, Jp. Ko’i hen古意篇]’ is onduidelijk. Een tekst met die naam is van de hand van Binwang niet bekend; wel kennen we een ‘Chang’an: een oud thema’ (Chang’an guyi長安古意) van Binwang’s tijdgenoot Lu Zhaolin 盧照鄰 (ca. 630-ca.685), dat ook over de keizerlijke hoofdstad gaat. De grand old man van Sinitische studieën in het klassieke Japan Kawaguchi Hisao (1910-1993) suggereert dat het mogelijk een alternatieve naam voor Binwang’s autobiografische gedicht ‘Lang geleden’ (Chouxi pian疇昔篇) betreft. Bewijs daarvoor is er niet echt.
De Negen Bronnen (kyūsen九泉) of Gele Bronnen (kōsen, ook wel yomi, 黄泉) bevinden zich in het dodenrijk. Regels 13 en 14 vormen een filosofisch couplet met obscure verwijzingen naar daoïstische denkers. De strekking ervan is de veranderlijkheid en vergankelijkheid van het bestaan.
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.