[051] Heer Fujiwara no Sanekata 藤原実方朝臣 (ca. 955-994):
‘zoveel hou ik van jou’ kan ik zelfs
niet zeggen, zodat Ibuki’s
moxa-bijvoetkruid
net als jij niet weten zal
hoe ik van verlangen brand
kaku to dani / e ya wa ibuki no / sashimogusa / sa shimo shiraji na / moyuru omoi o
Eerste liefde op afstand. Dit gedicht moet het vooral hebben van lastig te vertalen woordspel. In ‘Ibuki’ (de naam van een berg) zit ook ‘zeggen’ (ifu 言ふ) verstopt. In ‘moxa-bijvoetkruid’ (sashimogusa) zit het woord ‘bijvoetkruid’ (mogusa), dat op de huid gebrand wordt voor een moxa-behandeling, en daarmee te associëren is met ‘branden’ (moyu). De openingswoorden zijn krachtiger dan mijn omslachtige vertaling omdat ik me gedwongen voel een en ander uit te spellen; er staat meer letterlijk: ‘“zoveel”: zelfs dat [kan ik niet zeggen]’ (kaku to dani [e ya wa iu]). De herhaling van dat ‘sashimo’ is dan weer niet iets waarover poëtica’s per se enthousiast werden.
[052] Heer Fujiwara no Michinobu 藤原道信朝臣 (972-994):
omdat het licht werd
zal het ook weer donker worden
dat weet ik heus wel
en toch blijft het onuitstaanbaar
dat kil-bleke ochtendlicht
akenureba / kururu mono to wa / shirinagara / nao urameshiki / asaborake kana
Dit is een zogenaamd ‘ochtend-erna-briefje’ (kinuginu no fumi 後朝の文), waarin de man betreurt dat hij ’s ochtends bij het eerste licht zijn heimelijke liefde verlaten moet om niet gesnapt te worden.
[053] De moeder van de Kapitein ter Rechterzijde Michitsuna 右大将道綱母 (ca. 937-ca. 995):
al zuchtend
alleen te moeten slapen
tot de nacht licht wordt
hoe lang dat wel duren kan
daarvan heb jij geen besef
nagekitsutsu / hitori nuru yo no / akuru ma wa / ika ni hisashiki / mono to ka shiru
De inleiding bij dit gedicht in Shūi wakashū (‘Verzameling van bijeengesprokkelde gedichten’, ca. 1005-1007; no. 14-912) stelt dat dit gedicht haar antwoord is op een opmerking van haar echtgenoot Fujiwara no Kane’ie 藤原兼家 (929-990) — waarbij het relevant is te weten dat in hogere kringen man en vrouw vaak in verschillende huizen woonden: ‘Toen de Lekenmonnik-Regent bij haar langskwam was men traag in het openen van de poort, zodat hij zei: “Ik werd moe van het veel te lange wachten”’ 入道摂政まかりたりけるに、門を遅く開けければ、立ちわづらひぬと言ひ入れて侍ければ. Zo bezien contrasteert de dichter haar lange wachten op hem met het relatief korte wachten van haar echtgenoot. We kennen dit gedicht ook uit een autobiografische tekst van deze vrouw: haar Trilhaartje-memoires (of Spinrag-memoires, Kagerō nikki 蜻蛉日記, ca. 974). In die context krijgt het gedicht een heel andere nuance. Haar echtgenoot brengt de meeste nachten door bij een nieuwe geliefde:
Twee of drie dagen later, vlak voor zonsopgang, werd er op mijn poort gebonsd. Ik verwachtte wel dat het Kaneie zou zijn, maar voelde me te slecht om te laten opendoen. Toen verdween hij maar weer in de richting van het huis van die andere vrouw. De volgende ochtend bleef ik niet bij de pakken zitten en dichtte: […]’
Vertaling Jos Vos, Eeuwige reizigers (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2008), p. 132. Vos vertaalde de titel als ‘Het herfstdradendagboek’, in lijn met de Engelse vertalingen van Arthur Waley en Edward Seidensticker (die het woord ‘gossamer’ gebruiken). Het woord kagerō uit de titel kan zowel slaan op een libelle lijkende ‘eendagsvlieg’ (蜻蛉・蜉蝣) als op het trillen van hete lucht vlak boven de grond (陽炎). Hoe dan ook drukt het woord ‘onbestendigheid’, ‘vergankelijkheid’ uit.
[054] De moeder van de Boventallige Minister 儀同三司母 (?-996):
‘ik zal je nooit vergeten’ —
op die toekomst van jouw woorden
is het moeilijk wachten
dat daarom vandaag het einde
van mijn leven maar mag zijn!
wasureji no / yukusue made wa / katakereba / kyō o kagiri no / inochi to mogana
De uitleg is dat de dichter nú gelukkig is met haar echtgenoot, maar niet op de toekomst vertrouwen durft. Takashina no Kishi 高階貴子 (var. Takako), de moeder van een hoge minister én van een keizerin, had de voor een vrouw uitzonderlijke reputatie een bedreven dichter van Sinitische poëzie te zijn.
[055] Groot-Raadsheer Kintō 大納言公任 (966-1041):
watervalgeklater
verstomde, al lang geleden
is dat nu, en toch
kwam de naam ervan tot ons
en wordt nog steeds gehoord!
taki no oto wa / taete hisashiku / narinuredo / na koso nagarete / nao kikoekere
[056] Izumi Shikibu 和泉式部 (ca. 976?-ca. 1030?):
ik zal er niet meer zijn
in deze wereld voor de volgende
als herinnering
nu nog één enkele keer
jou te mogen ontmoeten!
arazaramu / kono yo no hoka no / omoide ni / ima hitotabi no / au koto mogana
Geschreven op haar ziekbed. Voor Izumi heb ik een zwak, zeker sinds ik in wat een vorig leven lijkt haar memoires (dan wel vie romancéé) vertaalde: Izumi Shikibu, Jouw koude hart zwijgt. Memoires (Uitg. Contact, 1995).
[057] Murasaki Shikibu 紫式部 (ca. 978?-na 1019):
geheel toevallig
zag ik haar, of niet? — dat was
niet vast te stellen
en zo verdween tussen wolken
de maan diep in de nacht
meguri-aite / mishi ya sore to mo / wakanu ma ni / kumogakurenishi / yowa no tsuki kana
[058] Daini no Sanmi 大弐三位 (begin elfde eeuw):
bij de Arima
over Ina’s veld van bamboegras
blaast de wind
heel zachtjes, en zo is het: jou
kan ik maar niet vergeten
arimayama / ina no sasahara / kaze fukeba / ide soyo hito o / wasure ya wa suru
[059] Akazome Emon 赤染衛門 (eerste helft elfde eeuw):
zonder aarzelen
had ik gaan willen slapen
maar de nacht lengde
totdat ze onderging
heb ik naar de maan gekeken
yasurawade / nenamashi mono o / sayo fukete / katabuku made no / tsuki o mishi kana
Akazome Emon is ook de auteur van de Vertelling van bloei en pracht (Eiga monogatari 栄花物語) over de successen van het Fujiwara-Regentenhuis.
[060] Kamenierster Koshikibu 小式部内侍 (?-1025):
de Ōe-berg
en de weg naar Ikuno
zijn heel ver weg
een brief of voetstap zag ik niet
uit Ama-no-hashidate
ōeyama / ikuno no michi no / tōkereba / mada fumi mo mizu / ama no hashidate
Koshikibu was de dochter van Izumi Shikibu (no 56). Zij was nog geen dertig toen zij stierf. Ama-no-hashidate, in wat destijds de provincie Tango was, ligt aan de Japanse Zee. In Kin’yō wakashū (‘Verzameling van gouden bladeren’, 1127; no. 9-550) heeft dit gedicht als proza-inleiding: ‘Gedicht toen er in de hoofdstad een dichtwedstrijd gehouden werd in de periode dat [haar moeder] Izumi Shikibu [haar echtgenoot] Yasumasa gevolgd was naar de provincie Tango [waar hij tot gouverneur benoemd was] en Kamenierster Koshikibu gekozen was als een van de [deelnemende] dichters, waarop Middelste Raadsheer Sadayori naar haar vertrekken in het paleis kwam en haar plaagde: “Hoe gaat het met je gedichten? Heb je iemand naar Tango gestuurd [om door je moeder een gedicht voor je te laten maken]? Is die soms nog niet teruggekomen? Je zal wel in de rats zitten!” en zij hem tegenhield toen hij weer opstond om weg te gaan [met de woorden:]’ 和泉式部保昌に具して丹後国に侍りけるころ都に歌合のありけるに、小式部内侍歌よみにとられて侍りけるを、中納言定頼局のかたに詣で来て、歌はいかゞせさせ給、丹後へ人はつかはしけんや、使[いまだ]詣で来ずや、いかに心もとなくおぼすらん、などたはぶれて立けるを引きとゞめてよめる.
Nummers 51 t/m 60 van Van honderd dichters één gedicht (Hyakunin isshu 百人一首).
Dat het vertalen van deze reeks zo lang duurt heeft óók te maken met een lelijke karaktertrek van me: ik ben snel afgeleid. Ik troost me met de gedachte dat de ervaring er met tussenpozen stukken van te lezen ook wel iets prikkelends kan hebben.
Het is een mysterieuze bloemlezing, deze Van honderd dichters één gedicht. Dat vindt niet alleen ik: er bestaat inmiddels een bibliotheek vol met pogingen de structuur en interne logica ervan te begrijpen. En waarom staan er vaak vrij matige gedichten tussen? Nu ja, de samensteller, Fujiwara no Teika 藤原定家 (1162-1241), kon in 1235 of daaromtrent ook niet voorzien dat dit gebaar voor een bekende van hem in later eeuwen zo’n beroemde reeks zou worden.
Hoe dan ook, met Nieuwjaar is het in Japan gebruikelijk om het aan Memory verwante kaartspel dat op deze reeks is gebaseerd te spelen. Een goede reden om deze tien gedichten te presenteren.
De afbeelding toont zogenaamde amo-karuta あも歌留多 (‘rijstkoek-dichtersspeelkaarten’) met Ise no Taiyu 伊勢大輔 en haar gedicht (no. 61). Deze wafelzoetigheden (monaka 最中) op basis van zoete azukibonen zijn een specialiteit van het bedrijf Kanō Shōjuan 叶匠壽庵. Foto gemaakt op 29 september 2023, bij een bezoek aan Ishiyamadera. De vrouw die me ze verkocht bleek twintig jaar lang in Scheveningen gewoond te hebben.