dat verre Amsterdam

mijn borsten omklem ik

            en het gordijn van het mysterie

                        schop ik stilletjes open

van de bloemen die hier groeien

            is het rood een diepscharlaken

chibusa osae / shinpi no tobari / soto kerinu / koko naru hana no / kurenai zo koki

mijn zachte huid

            warm kloppend met mijn bloed

                        heb ik je nooit zien aanraken

ben je dan niet eenzaam,

jij die me de Weg wil uitleggen?

yawahada no / atsuki chishio ni / fure mo mide / sabishikarazu ya / michi o toku kimi

Gericht aan haar echtgenoot, de dichter Yosano Tekkan (1873-1935), die vrij luidruchtig zijn eigen ‘weg’ van ‘mannelijke’ moderne tanka propageerde. Interpretaties lopen uiteen over de vraag of de ‘weg’ (michi) hier slaat op Tekkan’s poëzieopvattingen of op zijn voorliefde voor traditionele deugdenleer (kyūdōtoku 旧道徳).

de weide in

            en ver naar het zuiden

                        stroomt het water

ach, dat groen van het veld en

            jij die zo goed daarbij past

makiba idete / minami ni hashiru / mizu nagashi / sate mo midori no / no ni fusau kimi

tot een gouden

            heel miniem vogeltje

                        getransformeerd

valt het ginkgo-blad

op een heuvel in de avondzon

konjiki no / chiisaki tori no / katachi shite / ichō chiru nari / yūhi no oka ni

heel sereen

tonen ze hun zwarte ruggen:

            zwemmende walvissen

in de zee bij Kazusa

            onder een maan bij dageraad

ōraka ni / kuroki se o misete / isana yuku / kazusa no umi no / akatsuki zukiyo

vandaag sluit ik me aan

            bij al die vrouwen die

sinds lang geleden

de vergissing maakten

            te denken machteloos te zijn

inishie yu / chikara nashi to shi / ayamachishi / otome no sue ni / kyō ware o oku

uit het oosten 

            kwam de vrouw gereisd

op haar hand 

            worden heel lichtjes 

                        lippen gedrukt

tōhō no / tabi no onna no / te no ue e / kokoroyasuge ni / fureshi kuchibiru

glimlachend

doet ze alsof

            en stort in

een bloem als vrouw

            dat is de klaproos in de zomer

eminagara / azamuku yō ni / kuzureyuku / onna no hana no / natsu no hinageshi

De klaproos (hinageshi) is ook bekend als gubijinsō 虞美人草, geschreven met karakters die zich laten vertalen als ‘bange schoonheidsplant’. 

onze auto

parkeren we in de regen

            bij Nanao op Noto

en even moet ik denken

            aan dat verre Amsterdam

waga kuruma / noto no nanao no / ame ni tate / shibaraku omou / amusuterudamu

Op 5 januari 1933 bezocht Yosano het plaatsje Nanao, op het Noto-schiereiland aan de Japanse Zee. In 1912, op een rondreis door Europa, bracht zij een dag in Amsterdam door.

Yosano Akiko 与謝野晶子 (1878-1942) kwam in 1901 met een paukenslag de literaire wereld binnen met haar debuutbundel Midaregami みだれ髪 (Verwarde haren), waaruit de eerste drie hier vertaalde gedichten komen. Die titel roept zinnelijke erotische associaties op, en is tekenend voor de volstrekte ongeremdheid waarmee Yosano ruimte opeiste om haar hoogstpersoonlijke ervaringen als individu en als vrouw te uiten in de klassieke tanka-vorm. Een zinnelijke feminist, zou je kunnen zeggen, die uitgroeide tot een belangrijke stem in de moderne poëzie. 

Het beeld toont de omslag van Yosano Akiko’s debuutbundel Midaregami (1901), met een ontwerp van de schilder Fujishima Takeji 藤島武二 (1867-1943). Bron: Wikipedia.

vijftig jaar later

er zijn er die

            liever niet sneuvelen — zij

                        zijn voorbijgestreefd:

‘een bloesem sneuvelt’ is de les

            van de nachtelijke storm

chiru o itou / yo ni mo hito ni mo / sakigakete / chiru koso hana to / fuku sayoarashi

ferme mannen

            klemmen het zwaard vast dat

                        al jaren wachtte

om getrokken te worden:

            vandaag fonkelt de eerste rijp

masurao ga / tabasamu tachi no / sayanari ni / ikutose taete / kyō no hatsushimo

De romanauteur Mishima Yukio 三島由紀夫 (1925-1970) geldt samen met Tanizaki Jun’ichirō (1886-1965) en Kawabata Yasunari (1899-1972) als een van de Grote Drie onder de Japanse naoorlogse schrijvers. Hij was een buitengewoon complex mens (belezen intellectueel, estheet, dandy, biseksueel, bodybuilder, B-filmacteur, begenadigd stilist), die gaandeweg nationalistische ideeën over traditie incorporeerde in een hoogstpersoonlijke esthetiek. In 1968 richtte hij een paramilitaire organisatie op, die hem de gelegenheid bood om op 25 november 1970 een generaal van de Japanse Zelfverdedigingsmacht te gijzelen. Bij die actie pleegde Mishima seppuku en liet de natie in verbijstering achter.

Dit zijn Mishima’s twee ‘doodsgedichten’ (jisei 辞世), geschreven op 24 november 1970, aan de vooravond van zijn zelfmoord de volgende dag. In het eerste gedicht klinkt een echo van het spreekwoord ‘van de bloesems de kers, van de mensen de krijger’ (hana wa sakura, hito wa bushi) dat bewondering uitspreekt voor alles wat op het eigen hoogtepunt sneuvelt. In het tweede gedicht wordt de schittering van een half uit de schede getrokken zwaard vergeleken met het fonkelen van rijp.

De foto is een portret uit 1968 door Shinoyama Kishin 篠山紀信 (1940) waarop Mishima poseert als St. Sebastiaan, in een pose zoals op een schilderij van Guido Reni (1575-1642). Dat beeld speelt al een belangrijke rol in Mishima’s tweede roman, Bekentenissen van een gemaskerde (Kamen no kokuhaku 仮面の告白) uit 1949.

moeder ligt op sterven

dichterbij kom ik

zij kijkt me oplettend aan

            en zegt me

iets zegt ze me,

            omdat ik haar kind ben

yorisoeru / ware o mamorite / iitamau / nani ka iitamau / ware wa ko nareba

bijna dood is ze,

            mijn moeder, als ik bij haar lig —

                        en in die stilte

kikkers in verre velden

            die weerklinken in de hemel

shi ni chikaki / haha ni soine no / shinshin to / tōda no kawazu / ten ni kikoyuru

bijna dood is ze,

            mijn moeder, en vlakbij haar ogen

vertel ik haar:

            de akelei

                        staat in bloei

shi ni chikaki / haha ga me ni yori / odamaki no / hana sakitari to / iinikeru kana

bijna dood is ze,

            mijn moeder, en haar voorhoofd

wrijf ik almaar

            terwijl mijn tranen vloeien

                        en ik er heel erg ben

shi ni chikaki / haha ga hitai o / sasuritsutsu / namida nagarete / itarikeru kana

ach, mijn moeder

            die op sterven ligt

ach, mijn moeder

            die mij gebaard heeft, mijn moeder

                        met haar hangende borsten

waga haha yo / shinitamaiyuku / waga haha yo / ware o umashi chi / taraishi haha yo

zij leven nog wel,

            mensen die samenkomen

om mijn moeder

            te zien sterven,

                        te gaan sterven

inochi aru / hito atsumarite / waga haha no / inochi shiyuku o / mitari shiyuku o

wakend over het vuur

            wordt de nacht steeds dieper:

mijn jongere broer

            zingt over dit leven

                        een lied — droevig is het

hi o morite / sayo fukenureba / otōto wa / utsushi-mi no uta / utau kanashiku

in de bergkloof

            is de zon al helemaal

                        ondergegaan:

nu de geur van warm water

            die intenser door komt dringen

yama kai ni / hi wa toppuri to / kuretareba / ima wa yu no ka no / fukakarishi kamo

Saitō Mokichi 斎藤茂吉 (1882-1953) was een psychiater en tanka-dichter met meer dan 14.000 gedichten op zijn naam. Hij vervulde voor de Tweede Wereldoorlog een centrale rol bij de publicatie van het tanka-tijdschrift Araragi (‘Slangenlook’, dat tot december 1997 bleef bestaan), dat was opgericht door zijn tanka-leraar Itō Sachio (1864-1913), die weer een leerling was van Masaoka Shiki. Als er al een te duiden ‘erfenis’ van Shiki bestaat, dan mag Mokichi gelden als de voornaamste erfgenaam ervan. Deze gedichten komen uit een lange reeks tanka getiteld ‘Moeder ligt op sterven’ (Shinitamau haha) in Mokichi’s debuutbundel Rood licht (Shakkō, 1913), voorgepubliceerd in Araragi.

Deze reeks kwam ik onvoorbereid tegen toen mijn eigen moeder op sterven lag; het tweede gedicht las ik voor op haar afscheid.