Categorieën
poëzie

van honderd dichters één gedicht [2]

[011]   Staatsraad [Ono no] Takamura 参議篁 (802-852):

over de zeevlakte

langs talloze eilandjes

            ben ik weg geroeid:

vertel in elk geval haar dat dan,

            jullie vissersbootjes

wata no hara / yaso shima kakete / kogi-idenu to / hito ni wa tsuge yo / ama no tsuribune

In Verzameling van gedichten van vroeger en nu (Kokin wakashū 9, no. 407) heeft dit gedicht als ‘voortekst’ (kotobagaki): ‘Gestuurd naar iemand in de hoofdstad toen hij op het punt stond gedwongen af te varen naar de provincie Oki’. De Oki-eilanden in de Japanse Zee waren een berucht verbanningsoord. (Wat mij betreft vormen ze vandaag overigens een heerlijke plek; ik heb er in 2012 een geweldige tijd doorgebracht.) Ono no Takamura werd daarheen tijdelijk verbannen omdat hij als net benoemd vice-ambassadeur (hij was een veelgeprezen dichter van Sinitische verzen) in 834 niet met een gezantschap mee naar China afreisde, onder het voorwendsel ziek te zijn.

[012]   De bisschop Henjō 僧正遍昭 (816-900):

hemelse wind,

wil toch blazen en sluit zo

            het wolkenpad af,

opdat de maagdelijke gestalten

            hier even zullen blijven

ama tsu kaze / kumo no kayoiji / fukitojiyo / otome no sugata / shibashi todomemu

De ‘maagden’ (otome) in kwestie zijn nog ongetrouwde dochters uit adellijke families die de gosechi-dansen uitvoerden voor de rituele viering van de Oogstmaand en die van oorsprong hemelse danseressen zouden zijn geweest.

[013]   De teruggetreden vorst Yōzei 陽成院 (868-949):

van de Tsukuba’s

            toppen stort zich golvend

                        de Mina-rivier

zulk kolken van verlangen is het

            dat diepe wateren vormt

tsukubane no / mine yori utsuru / minanogawa / koi zo tsumorite / fuchi to narinuru

[014]   De Kawara Minister ter Linkerzijde 河原左大臣 (822-895):

uit het noorden

            een shinobu-stencilpatroon

wie zorgde ervoor

            dat de wirwar kleur ging krijgen

                        —want ik was het zeker niet…

michinoku no / shinobu mojizuri / tare yue ni / midaresomenishi / ware naranaku ni

‘De Kawara Minister ter Linkerzijde’ was de bijnaam van Minamoto no Tōru, die aan de rivieroever (kawara) van de Kamo een bijzondere villa bezat. ‘Shinobu’ was zowel een plaatsnaam in noord-Japan (Michinoku) als een varensoort als de suggestie van een ‘heimelijk verlangen’ (shinobu koi).

[015]   Keizer Kōkō 光孝天皇 (830-887):

omwille van mijn vorst

            ging ik de lentevelden in

                        om jong kruid te plukken;

op de mouwen van mijn kleed

            bleef de sneeuw maar vallen

kimi ga tame / haru no no ni idete / wakana tsumu / waga koromode ni / yuki wa furitsutsu

Eén van de vele hofrituelen was het plukken van jonge kruiden (wakana) aan het begin van het jaar, dat met de lente begon, om te schenken aan de vorst of eventuele andere dierbaren. De kruiden werden geassocieerd met een lang leven. Kōkō schreef dit gedicht toen hij nog een prins was.

[016]   Middelste Raadsheer [Ariwara no] Yukihira 中納言行平 (818-893):

als ik vertrekken moet

            naar de top van de Inaba

                        zo vol pijnbomen

en hoor dat jij pijnen lijdt

            dan kom ik meteen weer terug

tachiwakare / inaba no yama no / mine ni ouru / matsu to shi kikaba / ima kaerikomu

[017]   Heer Ariwara no Narihira 在原業平朝臣 (825-880):

ongehoord zelfs in de tijd

            van de razende goden:

de Tatsuta-rivier

            wordt scharlakenrood en

                        daaronder stroomt het water

chihayaburu / kamiyo mo kikazu / tatsutagawa / karakurenai ni / mizu kuguru to wa

[018]   Heer Fujiwara no Toshiyuki 藤原敏行朝臣 (?-901):

op Suminoe’s 

            kusten rollen golven aan

zelfs in de nacht

probeer jij langs het dromenpad

            andermans blikken te ontwijken

suminoe no / kishi ni yoru nami / yoru sae ya / yume no kayoiji / hitome yokuramu

Dit gedicht mag je zien als een voorbeeld van het ‘wachtende vrouw’ (matsu onna)-genre: het perspectief is dat van een vrouw die tevergeefs op haar geliefde wacht. Dat geliefden elkaar in dromen konden ontmoeten was een topos in de klassieke poëzie. Het eerste deel van dit gedicht (‘op Suminoe’s kusten rollen golven aan’) is associatief verbonden met het tweede deel door het herhalen van het woord yoru, dat eerst als werkwoord (hier vertaald met ‘aanrollen’) en de tweede keer als zelfstandig naamwoord (‘nacht’) wordt gebruikt. Doorgaans doe ik niet al te veel moeite om een dergelijk, veel voorkomend, woordspel (of beter: woordassociatie) te vertalen, maar hier schreeuwt dat toch wel om aandacht. Ik ben dan ook erg ontevreden over deze vertaling, omdat ik vooralsnog geen bevredigende oplossing vind om iets daarmee te doen. Cees Ouwehand, in zijn vertaling uit 1955 (Hyakunin Isshu, Utrecht: De Roos), lijkt dit woordspel op te lossen door het gebruik van ‘drommen’/‘dromen’, maar vervalt wel (onbedoeld?) in rijm dat het origineel niet bevat:

            Golven drommen aan

            op Suminoe’s kusten—.

            Zal ik zelfs ’s nachts, op

            dromenwegen, niet berusten

            aan mensenblikken bloot te staan?

[019]   Ise 伊勢 (ca. 875-ca. 938):

‘leef dit bestaan

zonder één verder treffen

al was dat korter dan

            twee knopen in een riethalm

                        op Naniwa’s wad’: zeg je dat nou?

naniwagata / mijikaki ashi no / fushi no ma mo / awade kono yo o / sugushite yo to ya

[020]   Prins Motoyoshi 元良親王 (890-943):

te ongelukkig

            dobber ik nu als bakenloos

op Naniwa’s golven

            al kost het me mijn leven

                        toch wil ik je kunnen zien

wabinureba / ima hata onaji / naniwa naru / mi o tsukushite mo / awamu to zo omou

In Latere verzameling van gedichten (Gosen wakashū 13, no. 960) heeft dit gedicht als voortekst: ‘Gestuurd aan de Keizerlijke Toevlucht in Kyōgoku nadat hun relatie bekend was geworden’. Een ‘Keizerlijke Toevlucht’ (in de vertaling van Jos Vos) is een miyasu[n]dokoro 御息所, een hofdame die diende als haremdame van keizer, dan wel de echtgenote van een kroonprins. Motoyoshi’s gedicht speelt met de dubbelfunctie van het ‘spilwoord’ (kakekotobami o tsukushi[te mo] (‘al kost het me mijn leven’) / miotsukushi (‘baken’ om een waterweg te markeren). Ik heb de notie van een ‘baken’ aangezet door het karakter ‘golf’ (ha/-wa 波) in de plaatsnaam ‘Naniwa’ (het huidige Osaka) expliciet te maken.

Bij deze gedichten nrs. 11 t/m 20 van de bloemlezing Van honderd dichters één gedicht.

Uit een nalatenschap in Japan ontving ik kortgeleden tot mijn aangename verrassing (vooruit: enorme opwinding) een prachtig facsimile van een volledige set van een vroeg-achttiende-eeuwse kaartspel (karuta)-versie van Van honderd dichters één gedicht. Het oorspronkelijke spel is in 1703 gemaakt door Ogata Kōrin 尾形光琳 (1658-1716), een schilder in de later naar hem vernoemde Rinpa 琳派 (‘de [Kō]rin-school’)-stijl, en is nu in beheer van het Agentschap voor Cultuurbehoud (Bunkachō). De opdrachtgever was het Huis van Kujō, de belangrijkste adellijke familie in Kyoto. Deze versie ‘wordt de mooiste genoemd van de vele honderden varianten van Van honderd dichters één gedicht die tegenwoordig nog bestaan’, aldus de jubel van de uitgever. Of dát waar is weet ik niet, maar fraai is ze zeker. Deze vertalingen draag ik op aan de gulle geefster.

De foto toon de twee kaarten voor gedicht no. 17 (waarbij de linker een hint geeft over de interpretatie ervan), alsook de volledige set. In moderne versies geeft de kaart voor de spelleider (die bij elke ronde het gedicht opleest waarvan de tweede helft gezocht moet worden) het hele gedicht, met een portret van de dichter; de tekst ervan overlapt dus gedeeltelijk met de bijbehorende tweede kaart. In vroegmoderne versies, zoals deze achttiende-eeuwse, is dat niet zo: de twee bij elkaar horende kaarten geven elk alleen een deel van het gedicht; pas aan elkaar gelegd vormen zij de volledige waka. Dat roept de vraag op of het spel in vroegmodern Japan anders gespeeld werd dan tegenwoordig.

Categorieën
poëzie

één lamp, twee boeken

            Een winteravond

De oude vader bestudeert Hollandse boeken;

zijn kind leest verzen uit de Tang en Song.

Zij delen het licht van deze ene lamp;

elk is voor zich op zoek naar een bron.

De oude leest, wil van geen ophouden weten;

zijn kind wordt moe, denkt aan kastanjes, zoete knol.

Ik schaam me diep: mijn geest haalt het niet bij die van de oude;

mijn oude vader telt tachtig jaren, maar zijn ogen staan nog helder.

冬夜。爺繙欧蘭書。児読唐宋句。分此一灯光。源流各自泝。爺読不知休。児倦思栗芋。堪愧精神不及爺。爺歳八十眼無霧。

Mijn vertaling ‘de oude vader’ benadrukt dat chichi 爺 (‘vader’) ook als jiji (‘oude man’, ‘grootvader’) gelezen kan worden. Het gaat hier om Saikō’s vader, bekend onder de naam Ransai 蘭斎 (‘Hollands studeervertrek’, 1747-1838), een domeinarts van het Ōgaki-domein (het huidige Gifu); hij had een groot netwerk in kringen van de Hollandologie (rangaku) en was zelf ook opgeleid in westerse geneeskunst.

Bijzonder aan dit ‘gereguleerde vers’ is dat Saikō voor het laatste couplet plotseling overstapt op een lengte van zeven karakters per regel, waar ze in de eerste drie juist vijf karakters per regel aanhield.

            Onwillekeurig

Een droom slechts, en al te gehaast, is een half mensenleven:

stille gedachten, zonder einde, verduisteren de geest.

De maan krimpt, de maan wast, van een volle tot een nieuwe;

bloesems vallen, bloesems ontluiken, in herfst en dan weer in de lente.

Wat ik ooit schilderde lijkt me nu door een andere hand gedaan;

eens gelezen boeken herlees ik als waren ze weer nieuw.

Voor mezelf hoop ik alleen vrij van ziekte te blijven,

nu in zijn vertrekken een ouder oud en ziek te zijn ligt.

自遣。一夢匆匆半百人。幽懐縷縷暗愴神。月虧月満望兼朔。花落花開秋又春。曾写画疑手猶別。已看書覚眼重新。此身所願唯無恙。猶有高堂老病親。

Uit 1834. De ouder in de laatste regel is Saikō’s vader Ransai, toen achtentachtig jaar oud in de traditionele telling.

Het cliché wil dat in Japan Sinitische poëzie werd geschreven door mannen. Zoals wel vaker met clichés, is dat grotendeels waar, maar niet helemaal. Met name in het vroegmoderne Japan, dat van de zgn. Edo-periode (1600-1868) waren er nogal wat vrouwelijke dichters van kanshi (al blijven hun percentages nadrukkelijk in de enkele cijfers). Een essentiële voorwaarde was dat vrouwen in hun omgeving mannen moesten hebben die hen in staat stelden om klassiek Chinees te leren. Intelligente mannen dus, die zich in de intelligentie van hun dochters konden herkennen. Ema Saikō 江馬細香 (1787-1861) had het geluk zo’n vader te treffen. Zij was een zeer getalenteerd dichter en schilderde ook. Haar vader leerde haar en haar zusje klassiek Chinees, en liet haar op gegeven moment Sinitische poëzie studeren in Kyoto bij Rai San’yō, die prompt verliefd op haar werd maar nooit met haar zou kunnen trouwen.

Een volgende keer veel meer van Saikō’s gedichten. Bij deze een begin, dat op een bepaalde manier ook een eind is.

De schildering ‘Orchidee en bamboe’ (ranchiku no zu 蘭竹図) is van de hand van Ema Saikō, in de verzameling van de Nagaragawa Gallerie, Gifu.

eenzaam ijs

Kiyohara no Motosuke 清原元輔 (tiende eeuw):

Op een schuifdeur in het huis van Heer Rengi

in een winternacht

            is het het heldere ijs

                        op de vijver

dat de stralen van de maan

            weet op te poetsen

fuyu no yo no / ike no kōri no / sayakeki wa / tsuki no hikari no / migaku narikeri

Shūi wakashū 4.240. ‘Heer Rengi’ was de postume naam van Regent Fujiwara no Yoritada 藤原頼忠 (924-989). We mogen ervan uitgaan dat op de bewuste schuifdeur een schildering te zien was van een maan die weerspiegeld wordt in het ijs; bij die scène schreef de dichter dan zijn gedicht.

Fujiwara no Tsunefusa 藤原経房 (1143-1200):

Gedicht op het thema ‘Eerste ijsvorming’

mandarijneenden

sliepen op een drijvend bed

            dat is weggevaagd?

ijspegels hebben zich gevormd

            op het vijverwater in Koya

oshidori no / ukine no toko ya / arenuran / tsurara inikeru / koya no ikemizu

Senzai wakashū 6.434. De vijver in Koya, in de provincie Settsu (bij het huidige Osaka) zou aangelegd zijn door de monnik Gyōki 行基 (668-749), die Japan doortrok om aan mensen buiten hofkringen het boeddhisme te prediken. De associatie van de vijver met mandarijneenden (oshidori) is een veelgemaakte.

Fujiwara no Shunzei 藤原俊成 (1114-1204):

Geschreven als ijsgedicht toen hij een serie van honderd gedichten aanbood

koud glinstert de maan

            in het ijs waar bovenop

de hagel valt

die mijn hart in stukken breekt

            in het dorp van Tamakawa

tsuki sayuru / kōri no ue ni / arare furi / kokoro kudakuru / tamagawa no sato

Senzai wakashū 6.443.

Fujiwara no Yoshitsune 藤原良経 (1169-1206):

Gedicht op het thema ‘In een buitenhuis hoor je hagel vallen’

op een koude nacht

            in een hut van conifeer

                        lig ik alleen in bed:

‘breek dat hart in stukken!’

            klinkt buiten de hagelbui

sayuru yo no / maki no itaya no / hitorine ni / kokoro kudake to / arare furu nari

Senzai wakashū 6.444.

Weinig ijspret in de klassieke hofpoëzie. Kou maakt toch vooral eenzaam. Wel het esthetische genoegen te zien dat de maan zich graag bevriezen laat.

Op de foto het eerste beschaatsbare ijs op de Leidse singels, 12 februari 2021.

die eerste sneeuw

’s ochtends open ik de deur

            en eenzaam is de aanblik:

op die ene heuvel

            op de brede takken van de eik

                        is witte sneeuw gevallen

asato akete / miru zo sabishiki / kataoka no / nara no hiroha no / fureru shirayuki

de eerste sneeuw

is wit op coniferen

            neergestreken

is dit op de Ono-berg

            dan winterse eenzaamheid?

hatsuyuki wa / maki no ha shiroku / furinikeri / ko ya onoyama no / fuyu no sabishisa

Minamoto no Tsunenobu 源経信 (1016-1097) was een actief dichter van zowel Japanse als Sinitische poëzie en een begenadigd luitspeler, bezigheden die hij combineerde met een behoorlijk succesvolle bureaucratische carrière.

Op de foto eerste sneeuw van 2021. Leiden, 7 februari, 7:18 uur ’s ochtends.

Categorieën
poëzie

dat verre Amsterdam

mijn borsten omklem ik

            en het gordijn van het mysterie

                        schop ik stilletjes open

van de bloemen die hier groeien

            is het rood een diepscharlaken

chibusa osae / shinpi no tobari / soto kerinu / koko naru hana no / kurenai zo koki

mijn zachte huid

            warm kloppend met mijn bloed

                        heb ik je nooit zien aanraken

ben je dan niet eenzaam,

jij die me de Weg wil uitleggen?

yawahada no / atsuki chishio ni / fure mo mide / sabishikarazu ya / michi o toku kimi

Gericht aan haar echtgenoot, de dichter Yosano Tekkan (1873-1935), die vrij luidruchtig zijn eigen ‘weg’ van ‘mannelijke’ moderne tanka propageerde. Interpretaties lopen uiteen over de vraag of de ‘weg’ (michi) hier slaat op Tekkan’s poëzieopvattingen of op zijn voorliefde voor traditionele deugdenleer (kyūdōtoku 旧道徳).

de weide in

            en ver naar het zuiden

                        stroomt het water

ach, dat groen van het veld en

            jij die zo goed daarbij past

makiba idete / minami ni hashiru / mizu nagashi / sate mo midori no / no ni fusau kimi

tot een gouden

            heel miniem vogeltje

                        getransformeerd

valt het ginkgo-blad

op een heuvel in de avondzon

konjiki no / chiisaki tori no / katachi shite / ichō chiru nari / yūhi no oka ni

heel sereen

tonen ze hun zwarte ruggen:

            zwemmende walvissen

in de zee bij Kazusa

            onder een maan bij dageraad

ōraka ni / kuroki se o misete / isana yuku / kazusa no umi no / akatsuki zukiyo

vandaag sluit ik me aan

            bij al die vrouwen die

sinds lang geleden

de vergissing maakten

            te denken machteloos te zijn

inishie yu / chikara nashi to shi / ayamachishi / otome no sue ni / kyō ware o oku

uit het oosten 

            kwam de vrouw gereisd

op haar hand 

            worden heel lichtjes 

                        lippen gedrukt

tōhō no / tabi no onna no / te no ue e / kokoroyasuge ni / fureshi kuchibiru

glimlachend

doet ze alsof

            en stort in

een bloem als vrouw

            dat is de klaproos in de zomer

eminagara / azamuku yō ni / kuzureyuku / onna no hana no / natsu no hinageshi

De klaproos (hinageshi) is ook bekend als gubijinsō 虞美人草, geschreven met karakters die zich laten vertalen als ‘bange schoonheidsplant’. 

onze auto

parkeren we in de regen

            bij Nanao op Noto

en even moet ik denken

            aan dat verre Amsterdam

waga kuruma / noto no nanao no / ame ni tate / shibaraku omou / amusuterudamu

Op 5 januari 1931 bezocht Yosano het plaatsje Nanao, op het Noto-schiereiland aan de Japanse Zee. In 1912, op een rondreis door Europa, bracht zij een dag in Amsterdam door.

Yosano Akiko 与謝野晶子 (1878-1942) kwam in 1901 met een paukenslag de literaire wereld binnen met haar debuutbundel Midaregami みだれ髪 (Verwarde haren), waaruit de eerste drie hier vertaalde gedichten komen. Die titel roept erotische associaties op, en is tekenend voor de volstrekte ongeremdheid waarmee Yosano ruimte opeiste om haar hoogstpersoonlijke ervaringen als individu en als vrouw te uiten in de klassieke tanka-vorm. Een zinnelijke feminist, zou je kunnen zeggen, die uitgroeide tot een belangrijke stem in de moderne poëzie. 

Het beeld toont de omslag van Yosano Akiko’s debuutbundel Midaregami (1901), met een ontwerp van de schilder Fujishima Takeji 藤島武二 (1867-1943). Bron: Wikipedia.

houtrot in moderniserend Japan

            De Shinobazu-vijver

Het meertje strekt zich uit achter een bordeel:

dit ‘prachtig uitzicht’ schraagt zich tegen heuvels.

Een troep hongerige eenden vecht er om wat waterplanten;

resten van verwelkte lotussen zinken daar in het ijs.

De schrijn voor Benzaiten wordt almaar ouder;

het paardenrenbaanhek valt van houtrot uit elkaar.

Voorbij het water doen snaarmuziek en lied ontroeren;

de avondzon klimt al omhoog en laat haar stralen vallen.

不忍池。小湖開郭裏。勝概寄邱陵。飢鴨群争藻。枯荷折入氷。弁財祠漸古。調馬埒将崩。隔水絃歌動。夕陽既上燈。

Een gedicht uit 1896. De uitgestrekte Shinobazu-vijver in Ueno, noordoost-Tokyo, is al eeuwen een bekende plek. Midden in de vijver staat nog steeds een tempeltje gewijd aan de godin Benzaiten, één van de zeven geluksgoden (shichifukujin). Ook de lotussen zijn er nog altijd. Al gold in de vroegmoderne periode de vijver als een ‘prachtig vergezicht’ (shōgai 勝概), hier is het moeilijk Shiki’s gebruik van die wat versleten term niet als ironisch te lezen. In de Meiji-periode was er in Nezu, aan de noordkant van de vijver, een bordeel. Tussen 1884 en 1892 werden er over een renbaan van 1600 meter rondom de vijver paardenraces gehouden. Het gedicht leest als een wat wrange blik op de verworvenheden van een moderniserend Japan.

In 1889 hoestte Masaoka Shiki 正岡子規 (1867-1902) voor het eerst bloed op, een teken van wat een destijds niet te behandelen tuberculose bleek. De ziekte verergerde na een verblijf als journalist aan het front in de Sino-Japanse oorlog, in 1895. De laatste vier jaar van zijn leven zou hij, verrekkend van de pijn, goeddeels op bed doorbrengen, enigszins geholpen door morfine. Vanaf zijn ziekbed heeft Shiki zonder overdrijven de moderne Japanse poëzie blijvend veranderd. 

Shiki beoefende alle poëziegenres: haiku, tanka, Sinitisch vers, ‘nieuwe-stijl poëzie’ (zie ook: termen), maar hij is zonder meer het beroemdst vanwege zijn heruitvinding van de haiku-vorm. 

Hier een Sinitisch gedicht. Haiku komen een andere keer.

In deze Triptiek ‘Paardenrennen in Shinobazu, Ueno’ uit 1890, door Toyohara Chikanobu 豊原周延 (1838-1912), wordt de renbaan nog voorgesteld als een glorieuze verworvenheid van moderniserend Japan. De Meiji-keizer kijkt toe in gala-uniform; jockeys en baanrechters zijn allen de perfecte Engelsman. In de achtergrond een glimp van het Benzaiten-tempeltje. Collectie Harvard Art Museums

toen ik op mijn allermooist was

            toen ik op mijn allermooist was

            .

toen ik op mijn allermooist was

waren de steden leeg en lagen in puin

en vanaf onwaarschijnlijke plekken

kon je glimpen opvangen van iets als een blauwe hemel

            .

toen ik op mijn allermooist was

stierven zoveel mensen om mij heen

in fabrieken     op zee     op naamloze eilanden

ik kreeg de kans niet meer om er chique uit te zien

            .

toen ik op mijn allermooist was

gaf niemand ooit een lief cadeautje meer

mannen wisten alleen nog maar hoe een saluut te brengen

ze lieten me alleen hun mooie oogopslag en vertrokken allemaal

            .

toen ik op mijn allermooist was

was mijn hoofd leeg

was mijn hart dwars

schitterden alleen mijn handen en voeten kastanjebruin

            .

toen ik op mijn allermooist was

verloor mijn land de oorlog

zoiets stompzinnigs geloof je toch niet

ik rolde de mouwen van mijn bloes op en paradeerde rond door de miserabele stad

            .

toen ik op mijn allermooist was

stroomde er jazz uit de radio

voelde ik me zo lichtzinnig als toen ik een verboden sigaret opstak

en vond genot in zoete muziek uit een ander land

            .

toen ik op mijn allermooist was

was ik ontzettend ongelukkig

voelde ik me ontzettend tegenstrijdig

was ik verschrikkelijk eenzaam

            .

dus besloot ik     als het even kon lang te leven en dan

wanneer ik oud was een echt prachtig schilderij te maken

net als die ouwe Rouault uit Frankrijk

                                                begrijp je

 わたしが一番きれいだったとき
            
.
わたしが一番きれいだったとき
街々はがらがらと崩れていって
とんでもないところから
青空なんかが見えたりした
            
.
わたしが一番きれいだったとき
まわりの人達が沢山死んだ
工場で 海で 名もない島で
わたしはおしゃれのきっかけを落としてしまった
            
.
わたしが一番きれいだったとき
誰もやさしい贈り物を捧げてはくれなかった
男たちは挙手の礼しか知らなくて
きれいな眼差だけを残し皆(みな)発っていった
            
.
わたしが一番きれいだったとき
わたしの頭はからっぽで
わたしの心はかたくなで
手足ばかりが栗色に光った
            
.
わたしが一番きれいだったとき
わたしの国は戦争で負けた
そんな馬鹿なことってあるものか
ブラウスの腕をまくり卑屈な町をのし歩いた
            
.
わたしが一番きれいだったとき
ラジオからはジャズが溢れた
禁煙を破ったときのようにくらくらしながら
わたしは異国の甘い音楽をむさぼった
            
.
わたしが一番きれいだったとき
わたしはとてもふしあわせ
わたしはとてもとんちんかん
わたしはめっぽうさびしかった
            
.
だから決めた できれば長生きすることに
年とってから凄く美しい絵を描いた
フランスのルオー爺さんのように
              ね

Ibaragi Noriko 茨木のり子 (1926-2006) is een van de bekendste naoorlogse vrouwelijke dichters in Japan, en dit allicht haar bekendste gedicht. Geschreven in 1957, verwoordde het voor velen de tegenstrijdige en bittere ervaring van herwonnen vrijheid na een verloren oorlog. Hoe gevoelig men is voor de schilderijen van Georges Rouault (1872-1958) is een kwestie van smaak.

De foto toont Ibaragi Noriko op haar twintigste, in 1946. Bron: Wikipedia.

Categorieën
poëzie

eiland van de poëzie

            hé Okinawa, waar ga je heen

            .

eiland van de shamisen

eiland van de awamori

            .

eiland van de poëzie

eiland van de dans

eiland van het karate

            .

eiland waar papaja en bananen

en mandarijnen groeien

            .

eiland van de cycaspalm en de agave en de wurgvijg

eiland waar de dieprode bloemen van de hibiscus en de koraalboom

als vlammen oplaaien

            .

nu ik     verleid door heimwee

zo ontdaan raak

zal ik met elke regel

in dit gedicht dit eiland uitspellen dat mij gebaard heeft

            .

nu is van Ryukyu net als haar naam

haar vroegere gestalte er niet tot één terug te brengen

over het eiland zijn zo’n beetje als eilanden

verharde wegen gekropen

en lopend over die verharde wegen zeg je

hé, Ryukyu

hé, Okinawa

waar ga je dit keer heen

            .

trouwens was Ryukyu vroeger

bezit van Japan

bezit van China

overduidelijk was dat men elkaar daarin niet begreep

in een bepaald jaar

werden naar Taiwan afgedreven Ryukyuërs

door Aboriginals daar afgeslacht

Japan heeft China toen

de misdaad van de Aboriginals aangewreven

China werkte daaraan niet mee

en zei dat het bestuur van de Aboriginals geen zaak van China was

Japan heeft toen gezegd nou in dat geval

en een strafexpeditie tegen de Aboriginals ondernomen

de partij die toen in de war raakte was China

de Aboriginals vallen onder de jurisdictie van China, zei het

dus toen heeft Japan zonder een duimbreed toe te geven

gesteld dat het in dat geval weer

iets als reparatie van militaire onkosten of smartengeld voor de nabestaanden van de slachtoffers

van China moest ontfutselen

en daardoor

werd Ryukyu als bezit van Japan

door China als zodanig erkend

en toen werd opeens

als gevolg van de afschaffing van lenen en instelling van prefecturen

Ryukyu uiteindelijk herboren

en de prefectuur Okinawa genoemd

als onderdeel van de zesenveertig prefecturen

en ging het rechtuit voort op de weg van het Japan

overigens was een eigenschap waarmee de prefectuur Okinawa geboren werd

de taal van Okinawa waarin, want onhandig, die weg niet bewandeld werd

dus leerde men Japans

of probeerde bij elke gelegenheid

in het Japans te leven

en zo bewandelde de prefectuur Okinawa de weg van het Japan

trouwens sinds de afschaffing van lenen en instelling van prefecturen

heeft het zeventig en nog wat jaar gewandeld

waardoor zelfs iemand als ik

elk hoekje en gaatje van zijn leven in het Japans beleeft

zelfs wanneer ik een maaltijd eet en zelfs wanneer ik gedichten schrijf of huil of lach of kwaad word

alles in een mensenleven leef ik in het Japans

die zinloze oorlog

dat had het land Japan gedaan

            .

hoe dan ook

eiland van de shamisen

eiland van de awamori

hé Okinawa

ik hoor dat jouw wonden vreselijk diep zijn

maar je komt er weer bovenop en je komt weer terug

zonder de shamisen te vergeten

zonder de awamori te vergeten

zal je in het Japans

naar het Japan terugkomen

 沖縄よどこへ行く
            
.
蛇皮線の島
泡盛の島
            
.
詩の島
踊りの島
唐手の島
            
.
パパイヤにバナナに
九年母などの生る島
           
 .
蘇鉄や龍舌蘭や榕樹の島
仏桑花や梯梧の真紅の花々の
焔のように燃えさかる島
            
.
いま こうして郷愁に誘われるまま
途方に暮れては
また一行づつ
この詩を綴るこのぼくを生んだ島
            
.
いまでは琉球とはその名ばかりのように
むかしの姿はひとつとしてとめるところもなく
島には島とおなじくらいの
舗装道路が這っているという
その舗装道路を歩いて
琉球よ
沖縄よ
こんどはどこへ行くというのだ
            
.
おもえばむかし琉球は
日本のものだか
支那のものだか
明っきりしたことはたがいにわかっていなかったという
ところがある年のこと
台湾に漂流した琉球人たちが
生蕃のために殺害されてしまったのだ
そこで日本は支那に対して
まずその生蕃の罪を責め立ててみたのだが
支那はそっぽを向いてしまって
生蕃のことは支那の管するところではないと言ったのだ
そこで日本はそれならばというわけで
生蕃を征伐してしまったのだが
あわて出したのは支那なのだ
支那はまるで居なおって
生蕃は支那の所轄なんだと
こんどは日本に向ってそう言ったと言うのだ
すると日本はすかさず
更にそれならばと出て
軍費償金というものや被害者遺族の撫恤金とかいうものなどを
支那からせしめてしまったのだ
こんなことからして
琉球は日本のものであるということを
支那が認めることになったとかいうのだ
それからまもなく
廃藩置県のもとに
ついに琉球は生れかわり
その名を沖縄県と呼ばれながら
三府四十三県の一員として
日本の道をまっすぐに踏み出したのだ
ところで日本の道をまっすぐに行くのには
沖縄県の持って生れたところの
沖縄語によっては不便で歩けなかった
したがって日本語を勉強したり
あるいは機会あるごとに
日本語を生活してみるというふうにして
沖縄県は日本の道を歩いて来たのだ
おもえば廃藩置県この方
七十余年を歩いて来たので
おかげでぼくみたいなものまでも
生活の隅々まで日本語になり
めしを食うにも詩を書くにも泣いたり笑ったり怒ったりするにも
人生のすべてを日本語で生きて来たのだが
戦争なんてつまらぬことなど
日本の国はしたものだ
            
.
それにしても
蛇皮線の島
泡盛の島
沖縄よ
傷はひどく深いときいているのだが
元気になって帰って来ることだ
蛇皮線を忘れずに
泡盛を忘れずに
日本語の
日本に帰って来ることなのだ

Het Japans kent geen verschil tussen enkelvoud en meervoud. Het Japanse shima kan dus net zo goed ‘eilanden’ als ‘eiland’ betekenen. Hoewel de prefectuur Okinawa een archipel is (van zo’n vijfenvijftig eilanden, met vandaag de dag bijna anderhalf miljoen inwoners) en Yamanokuchi daarbinnen ook heeft rondgelopen op Ishigaki (dat in zijn jeugd Yaeyama 八重山 genoemd werd: analoog aan ‘Okinawa’ als zowel de naam van een groep eilanden als van het hoofdeiland van die groep), lijkt me dat we ‘eiland(en)’ in de eerste plaats toch moeten lezen als een verwijzing naar het hoofdeiland Okinawa (oude naam: Ryūkyū), waar hij in feite zijn hele jeugd doorbracht.

Awamori is een op Okinawa gebrouwen sterke drank. In het zgn. Mudan-incident van 1871 leed een gezantschap van Ryukyu aan China schipbreuk op de Taiwanese kust; 54 van de 66 overlevenden werden gedood door leden van het inheemse Paiwan-volk. Een en ander leidde tot een Japanse strafexpeditie naar Taiwan in 1874 en Japans bezetting van Okinawa en daarmee het formele einde van de onafhankelijkheid van het koninkrijk Ryukyu in 1879. In hetzelfde jaar 1871 werden de oude feodale lenen (han) opgeheven en gingen op in het prefecturale stelsel van de nieuwe Japanse natiestaat; in 1879 werd Ryukyu in dit systeem geïncorporeerd als prefectuur Okinawa.

Dit gedicht schreef Yamanokuchi in september 1951, naar aanleiding van de afronding van de vredesvoorwaarden tussen Japan en de VS, dat Japan tot 1952 bezet hield. Na Japans overgave in 1945 werd de Okinawa-archipel tot 1972 door de VS bezet gehouden en dus pas na zijn dood weer Japans grondgebied.

            Okinawaans landschap

            .

in die tuin daar altijd

tauchiivechthanen die dorsten naar bloed

de tauchii zitten elk

in hun eigen miibārā

maar allemaal staan ze er parmantig te wezen

schijnbaar vol van zelfvertrouwen

wachten ze op de dag van het hanengevecht

de tanmēoude man van de Akamines zet elke ochtend

zijn rookwaarschaal neer

gaat zitten op de veranda

en vraagt de tauchii in de tuin naar hun humeur

vanochtend zat de tanmē op de veranda

maar misschien zat zijn pijp verstopt

hij klopte die leeg en bij dat geluid

strekten de tauchii allemaal tegelijk

plotseling hun nekken

            .

            (Een miibārā is een kippenren)

 沖縄風景
            
.
そこの庭ではいつでも
タウチーたちが血に飢えているのだ
タウチー達はそれぞれの
ミーバーラーのなかにいるのだが
どれもが肩を怒らしている
いかにも自信をありげに
闘鶏のその日を待ちあぐんでいるのだ
赤嶺家タンメーは朝のたんびに
煙草盆をぶらさげては
縁先に出て坐り
庭のタウチー達の機嫌をうかがった
この朝もタンメーは縁先にいたのだが
煙管がつまってしまったのか
ぽんとたたいたその音で
タウチー達が一斉に
ひょいと首を伸ばしたのだ
            
.
            (ミーバーラーは養鶏用の籠)

            nieuwjaar en het eiland

de woorden die we gebruiken

die zijn Japans

het geld dat we gebruiken

dat zijn dollars

het lijkt Japans

en wat er niet op lijkt

lijkt Amerikaans

en wat er niet op lijkt

is een eiland waarop je geen grip krijgt

typisch trouwens

dat een subtropisch eiland

met dit klimaat waarin je niet weet wat sneeuw is

het Okinawa van vroeger

op de nieuwjaarsparty

met de service van een ventilator kwam

 正月と島
            
.
つかっている言葉
それは日本語で
つかっている金
それはドルなのだ
日本みたいで
そうでもないみたいな
あめりかみたいで
そうでもないみたいな
つかみどころのない島なのだ
ところでさすがは
亜熱帯の島
雪を知らないこの風土は
むかしながらの沖縄で
元旦のパーティーに
扇風機のサービスと来た

Ik beken dat ik de laatste regel van dit gedicht niet goed begrijp. Dat wil zeggen, ik vermoed dat ik de strekking ervan wel zo’n beetje snap, maar grammaticaal kom ik er niet helemaal uit. De constructie lijkt me te zijn: ‘fūdo wa […] senpūki no sābisu to kita’, ‘dit klimaat […] kwam met [als?] de service van een ventilator’. Nu is het leenwoord ‘service’ (Jp. sābisu) een van die woorden die in het Japans verschillende dingen betekenen kan, maar uiteindelijk altijd slaat op een of andere vorm van dienstverlening (inclusief iets gratis weggeven). 

            de baku

nachtmerries worden door de baku opgevreten

zeiden ze vroeger

maar als een dier dat leeft van dromen

is de baku wereldwijd bekend

op een tentoonstelling over dieren heb ik

de baku voor het eerst gezien

hij had een piepklein staartje in de vorm van de letter ‘no’ ()

zijn neus was net de verkorte slurf van een olifant

en hij had een tufje manen

al leek hij een beetje op een paard

het was vooral een afbeelding van de kruising tussen een varken en een nijlpaard

met rondige ogen en een mompelende mond

zou die echt dromen vreten

als je in zijn voederbak kijkt

eet hij geen dromen maar tastbaar

fruit en wortels

toch had ik die nacht een droom

waarin een hongerige forse baku aan kwam schommelen

en simpelweg omdat de wereld nachtmerries kent

slurpte hij atoombommen op

slurpte hij waterstofbommen op en net toen

werd plots de wereld helder

 貘
            
.
悪夢はバクに食わせろと
むかしも云われているが
夢を食って生きている動物として
バクの名は世界に有名なのだ
ぼくは動物博覧会で
はじめてバクを見たのだが
ノの字みたいなちっちゃなしっぽがあって
鼻はまるで象の鼻を短かくしたみたいだ
ほんのちょっぴりタテガミがあるので
馬にも少しは似ているけれど
豚と河馬とのあいのこみたいな図体だ
まるっこい眼をして口をもぐもぐするので
さては夢でも食っていたのだろうかと
餌箱をのぞけばなんとそれが
夢ではなくてほんものの
果物やにんじんなんか食っているのだ
ところがその夜ぼくは夢を見た
飢えた大きなバクがのっそりあらわれて
この世に悪夢があったとばかりに
原子爆弾をぺろっと食ってしまい
水素爆弾をぺろっと食ったかとおもうと
ぱっと地球が明かるくなったのだ

De baku 獏 (Ch. mo) is een mythisch dier uit Oost-Azië dat nachtmerries zou opeten. Rond zijn tweeëntwintigste nam Yamanokuchi zijn dichtersnaam ‘Baku’ aan, dat met hetzelfde karakter wordt geschreven. ‘Letter’ is de vertaling van ji 字 (‘schriftteken’) en slaat in dit geval op het schriftteken voor de lettergreep ‘no’ in het katakana, een van de twee lettergreepschriften die Japan in de negende eeuw zelf ontwikkelde. Dit is een typisch voorbeeld van onvertaalbaarheid, omdat Yamanokuchi hier speelt met het grafische aspect van schrift — en hij is zeker niet de enige Japanse dichter of auteur die dat doet. Daarom (en dat voelt toch een beetje als een nederlaag) geef ik dat schriftteken zelf ook weer in mijn vertaling; en omdat we dan toch aan het afglijden zijn, mag ik van mezelf ook ‘letter’ zeggen (het Latijnse littera kan tenslotte ook op ‘schrift’ slaan).

            Een muis

het leven in leven en dood opgegeven

rijst één enkele muis als een reliëf

op midden in het verkeer

voor je het wist was de muis plat

allerlei soorten

wielen

kwamen aangereden

en als een strijkijzer streken ze de muis volkomen glad

steeds platter werd de muis

en naarmate hij platter werd

verdween de muis

als die ene muis

en was hij muis noch die ene muis meer

in de schaduw van de dood zelfs helemaal verdwenen

en als je op een dag     het verkeer in stapt

heeft een plakje van iets plats

zich geslagen door de zon omgekeerd

 ねずみ
            
.
生死の生をほっぽり出して
ねずみが一匹浮彫みたいに
往来のまんなかにもりあがっていた
まもなくねずみはひらたくなった
いろんな
車輪が
すべって来ては
あいろんみたいにねずみをのした
ねずみはだんだんひらたくなった
ひらたくなるにしたがって
ねずみは
ねずみ一匹
ねずみでもなければ一匹でもなくなって
その死の影すら消え果てた
ある日 往来に出て見ると
ひらたい物が一枚
陽にたたかれて返っていた

Gepubliceerd in het poëzietijdschrift Bergrivier (Yamagawa 山河) in juli 1943, dus praktisch op het hoogtepunt (of juist dieptepunt) van de Vijftienjarige Oorlog. Yamanokuchi was erg tevreden dat de censor dacht dat dit gedicht over een muis ging.

Yamanokuchi Baku 山之口獏 (pseudoniem van Yamaguchi Jūsaburō 山口重三郎, 1903-1963) werd geboren in Naha, de hoofdstad van de prefectuur Okinawa, op het gelijknamige hoofdeiland. Hij had een moeilijke relatie met zijn vader, die in Naha op een bank werkte en in 1920 lokale bankdirecteur op het eiland Ishigaki werd (en daar ook een productiebedrijfje in gedroogde tonijn [katsuobushi] begon dat na een jaar alweer failliet ging). Tussen heftige tienerliefdes door publiceerde Yamanokuchi in Okinawaanse kranten af en toe een gedicht. In 1922 reisde hij voor het eerst af naar Tokyo, om een jaar en een mislukt avontuur op de kunstacademie later (zijn vader stuurde hem niet de beloofde toelage en hij maakte ruzie met zijn docenten), na de grote Kantō-aardbeving terug te keren naar Okinawa. In 1925 vertrok hij opnieuw, en nu voorgoed, naar Tokyo. Daar leidde hij een bestaan als dakloze, maar wist tegelijkertijd een netwerk in literaire avant-garde kringen op te bouwen. Hij raakte bevriend met onder meer de schrijver-criticus en dichter Satō Haruo (1892-1964), die een verhaal over hem schreef, de schilder en dichter Kaneko Mitsuharu (1895-1975) en de dichter Kusano Shinpei (1903-1988).

Terwijl Yamanokuchi dus een dichter was die in Tokyo tot bloei kwam en daar praktisch zijn hele leven actief was, is hij nooit helemaal ontsnapt aan het imago een dichter uit Okinawa te zijn. Dat beeld is deels te simpel, maar deels ook aan hemzelf te danken. Nogal wat van zijn gedichten zijn geënt op zijn jeugdervaringen. Ook een gedicht dat Amerikaanse kernproeven in de Pacific bekritiseert (hier niet vertaald) is moeilijk los te zien van zijn wortels in diezelfde Pacific.

Deze gedichten komen uit de bundel Tonijn met sardien (Shibi ni iwashi 鮪に鰯, 1964) die een jaar na Yamanokuchi’s dood uitkwam.

Het lijkt in dit tijdsgewricht verschrikkelijk ver weg, maar op vakantie met gezin in 2018 kwam ik een recente bloemlezing met Yamanokuchi’s poëzie tegen in een boekhandeltje op het eiland Ishigaki, waar hij in zijn jeugd enige tijd bij zijn vader doorbracht.

De foto toont hibiscussen op het eiland Ishigaki. Foto: Nicole Roepers, 2018.

acht keer nieuwjaar

Verzameling van gedichten van vroeger en nu (Kokin wakashū, 914):

Gedicht op een dag dat de lente in het oude jaar aanbrak

旧年に春立ちける日、よめる

                        Ariwara no Motokata 在原元方 (data onbekend)

            .

in dit jaar nog

            is de lente aangekomen

zal ik dit ene jaar

            het vorige jaar noemen

of het nieuwe jaar noemen

toshi no uchi ni / haru wa kinikeri / hitotose o / kozo to ya iwamu / kotoshi to ya iwan

Een raar jaar waarin het formele begin van de lente nog net in de laatste maand van het oude jaar viel.

Latere verzameling van gedichten (Gosen wakashū, ca. 955):

Toen men op de eerste dag van de eerste maand, in het paleis van de keizerin aan de Tweede Avenue, witte bovenkleding in ontvangst nam

正月一日、二条の后の宮にて、しろきおほうちきをたまはけりて

                        Heer Fujiwara no Toshiyuki 藤原敏行朝臣 (?-901)

            .

voor vallende sneeuw

            een jas met een wit kleed

dragen we van boven

dat de lente is gekomen

            heeft ons allemaal verrast

furu yuki no / mino shirogoromo / uchikitsutsu / haru kinikeri to / odorokarenuru

Het was gebruik voor hooggeplaatste personages om aan het begin van het nieuwe jaar bovenkleding van een formeel gewaad voor hofdames weg te geven. Woordspel met ‘dragen’ (uchi-kitsutsu) en ‘bovenkleding’ (uchiki).

Verzameling van bijeengesprokkelde gedichten (Shūi wakashū, ca. 1007):

Gedicht tijdens een dichtwedstrijd ten huize van Taira no Sadafun

さだふんが家歌合に詠み侍ける

                        Mibu no Tadamine 壬生忠岑 (?-965)

            .

‘de lente breekt aan’

            zijn door alleen die woorden

in fraai Yoshino

            de bergen gehuld in nevel

                        vanochtend misschien te zien

haru tatsu to / iu bakari ni ya / miyoshino no / yama mo kasumite / kesa wa miyuran

Latere verzameling van bijeengesprokkelde gedichten (Goshūi wakashū, 1086):

Gedicht op de eerste dag van de eerste maand

正月一日よみはべりける

                        Koōgimi 小大君 (data onbekend, actief ca. 950-1004)

            .

hoe sliep ik dan in

            en werd vanochtend wakker

                        en benoem ik dit:

gisteren was vorig jaar

vandaag is in het nieuwe jaar

ika ni nete / okuru ashita ni / iu koto zo / kinō o kozo to / kyō o kotoshi to

Verzameling van gouden bladeren (Kin’yō wakashū, ca. 1126):

Toen men ten tijde van de Horikawa-heerschappij om honderd gedichten werd verzocht, gedicht op het thema ‘de lente breekt aan’

堀河院の御時百首歌めしけるに、立春の心をよみける

                        Senior staatssecretaris van het Bureau voor Reparaties [Fujiwara no] Akisue 修理大夫顯季 (1055-1123)

            .

de zacht golvende

            lente is echt gekomen

een bergrivier

            waarlangs ijs tussen rotsen

                        vandaag zal smelten gaan

uchinabiki / haru wa kinikeri / yamagawa no / iwama no kōri / kyō tokuramu

Verzameling van woordbloemen (Shika wakashū, ca. 1151):

Toen men ten tijde van de Horikawa-heerschappij honderd gedichten aanbood, gedicht op het thema ‘de lente breekt aan’

堀河院御時、百首歌たてまつり侍けるに、春立つこゝろをよめる

                        Minister van Financiën [Ōe no] Masafusa 大蔵卿匡房 (1041-1111)

            .

de ijsbedekte

            Karasaki-kaap in Shiga

begint te smelten

            en rimpelingen ontstaan

                        in de aanzwellende lentebries

kōri-ishi / shiga no karasaki / uchitokete / sazanami yosuru / harukaze zo fuku

Verzameling van gedichten voor een duizend jaren (Senzai wakashū, 1183):

Gedicht op de dag dat de lente aanbrak

春立ちける日よみ侍ける

                        Heer Minamoto no Toshiyori 源俊頼朝臣 (1055?-1129)

            .

de lente nadert

            over Ashita’s vlakte

                        die ik bezie

en dan de nevel die vandaag

            op begint te komen

haru no kuru / ashita no hara o / miwataseba / kasumi mo kyō zo / tachihajimekeru

Nieuwe verzameling van gedichten van vroeger en nu (Shinkokin wakashū, 1216):

Gedicht op het thema ‘de lente breekt aan’

春立つ心をよみ侍ける

                        de Regent en Grootminister van Staat 摂政太政大臣 (Fujiwara no Yoshitsune, 1169-1206)

            .

in fraai Yoshino

zijn bergen in nevel gehuld

            en witte sneeuw

                        ligt gevallen in het dorp

                                    waar de lente is gekomen

miyoshino wa / yama mo kasumite / shirayuki no / furinishi sato ni / haru wa kinikeri

Vanaf het begin van de tiende eeuw werden vorstelijke bloemlezingen van Japanstalige poëzie (chokusen wakashū 勅撰和歌集) samengesteld. Dat waren staatsprojecten, bedoeld om belangrijke en passende poëzie bijeen te brengen én om het idee van de staat te steunen door het blote feit dát er poëzie was. Zulke bloemlezingen, waarvan er in totaal een-en-twintig bestaan, werden altijd op dezelfde manier geordend: zij begonnen met de cyclus van de vier seizoenen. Het jaar begon met de lente, zodat de eerste maand van het jaar in de praktijk meestal grotendeels overlapt met februari en eventueel maart. Alle vorstelijke bloemlezingen openen met een gedicht dat het begin van de lente en daarmee het begin van een nieuw jaar markeert.

Bij deze van de eerste acht vorstelijke bloemlezingen telkens het eerste gedicht. In de drie eeuwen die zij beslaan zie je een verschuiving van gekunstelde verwarring naar (schijnbaar) directe natuurobservaties. Dat is in lijn met de veranderende poëziesmaak aan hof.

De afbeelding toont de openingsgedichten van de eerste acht vorstelijke bloemlezingen, in een kalligrafie van keizer Go-Nara 後奈良天皇 (1497-1557). Collectie National Museum of Japanese History.

Categorieën
poëzie

de kamer wanhoopt nog niet

            terroristen

.

het is een stille kamer.

zonder deur, maar met een raam.

daar komt iedereen door naar binnen.

daar gaat iedereen door naar buiten.

het is een groot raam.

het is een stil raam.

daarbuiten één grote zee van gras.

            .

als de nacht valt

sluipt het slapeloze paar naar binnen

hun vochtige handen grijpen het raamkozijn

(het paar is poedelnaakt)

(insluipers zijn welkom)

(bezitters zijn ongewenst)

Adam en Eva zijn het niet

het paar gaat niet vaak in bad

en ruikt een beetje vettig

ze hebben misschien geen geld

maar de kamer kan het niet schelen

(insluipers zijn schoon)

(omdat ze naakt zijn, hè)

er is niks in de kamer, dus ze kan gerust zijn

als ze door het raam kijkt waardoor ze naar binnen kwamen

zal ze zich zeker fraai opgewonden voelen

            .

vanuit de kamer heb je een goed uitzicht

op een stad in de verte waar ze niet woonde

op de nachtelijke hemel waarin de sterren krioelen

op de droevige, rollende wolvenogen van het paar

op een uitgestrekte zee van gras

            .

de kamer verlangde

naar een poedelnaakt paar

naar ergens heen te gaan

de kamer voelde

(drie muren, dat is te veel)

(één raam, dat is te weinig)

ze was te beschermd geweest

(met elke spijker was dat haar net iets te diep ingeramd)

            .

die zweetgeur, het poedelnaakte paar

gaat zo gemakkelijk naar buiten

één been over het raamkozijn

zo simpel stort je je in de wind

            .

de kamer wanhoopt nog niet

ze vermoedt dat ze naar buiten kan

er is tenslotte een prima raam

            .

het is een groot raam.

het is een stil raam.

.

 テロリストたち
            
.
静かな部屋です。
扉がなくて、窓があります。
みんなそこから入ってきます。
みんなそこから出ていきます。
大きな窓です。
静かな窓です。
向こうはいちめん、草の海です。
            
.
夜になると
眠れないふたりが忍びこみます
湿った手を窓のさんに掛けて
(ふたりは、はだかんぼです) 
(侵入者は、歓迎です)
(所有者は、お断り)
アダムやイブではありません
あまりお風呂に入らないふたりは
すこし脂っぽいにおいがします
お金がないのかもしれません
でも部屋は構いません
(侵入者は、清潔です)
(はだかんぼですからね)
部屋にも何もないので安心です
入ってきた窓から向こうを見れば
きっときれいな興奮をするでしょう
            
.
部屋からはよく見えます
遠くに、住むことのなかった街
夜空に、ひどく混雑する星々
ふたりのかなしい狼のぐるぐるまなこ
いちめんの草の海
            
.
部屋は憧れているのでした
はだかんぼのふたりにです
どこかを出ていくことにです
部屋は感じていました
(壁が三方、これは多すぎます)
(窓が一つ、これは少なすぎます)
護られすぎているのでした
(まったく釘もすこし刺さりすぎているのです)
            
.
あの汗臭い、はだかんぼのふたりは
あんなにやすやすと出ていきます
ひとあしに窓のさんを跨いで 
あんなに簡単に風に身を投げて
            
.
部屋はまだ絶望していません
出ていくことができるはずです
いい窓がありますから
            
.
大きな窓です。
静かな窓です。

Ōsaki Sayaka 大崎清夏 (1982) geldt als een van de belangrijkere jonge(re) dichters in Japan op dit moment. In 2014 won zij de belangrijke Nakahara Chūya-prijs voor poëzie met haar tweede bundel. Dit gedicht komt uit haar derde bundel, Een nieuwe woning (Atarashii sumika 新しい住みか, 2018).

In 2019 trad zij op op Poetry International. Klik hier om haar dit gedicht te horen en zien voordragen. Ik vind van de gedichten die zij toen voordroeg dit verreweg het sterkste, vanwege een zekere raadselachtigheid (en toch die suggestie van interne logica) en het idee dat een ruimte (de kamer) zelf observeert en ervaart.

Klik hier voor meer van mijn vertalingen van Ōsaki’s werk.

De tekening is Van Nagasaki Kuniko 長崎訓子, in haar There’s many dog shit in your house (2006).