Categorieën
poëzie

van honderd dichters één gedicht [3]

[021]   De priester Sosei 素性法師 (actief ca. 900):

ik kom meteen

            zei je en alleen daarom

maandenlang

            bleef tot bij dageraad de maan

                        opkwam ik op jou wachten

ima komu to / iishi bakari ni / nagatsuki no / ariake no tsuki o / machi-idetsuru kana

Eeuwen van commentaar stellen dat dit gedicht is geschreven vanuit het perspectief van ‘de wachtende vrouw’ (matsu onna), een oud topos. ‘De lange maand’ (nagatsuki) is de negende maand (d.w.z. de laatste herfstmaand), maar middeleeuwse commentaren beweren zo’n beetje allemaal dat de implicatie is dat de vrouw al maanden op haar geliefde aan het wachten is.

[022]   Fun’ya no Yasuhide 文屋康秀 (negende eeuw):

zodra die blaast

            gaan herfstgrassen en bomen

                        verdorren en dus

klopt het dat de wind vanaf de berg

            een ‘vernietiger’ wordt genoemd

fuku kara ni / aki no kusaki no / shiorureba / mube yamakaze o / arashi to iuramu

Woordspel met het woord ‘storm’ (arashi), waarin het werkwoord aru (‘vernietigen’) verstopt zit, en dat als karakter geschreven wordt met een combinatie van ‘berg’ (山) en ‘wind’ (風): 嵐.

[023]   Ōe no Chisato 大江千里 (actief ca. 889-923):

als ik de maan bezie

            zijn alle duizenden dingen

                        al te droevig

al is het niet alleen voor mij

            een roerend herfsttij

tsuki mireba / chiji ni mono koso / kanashikere / wagami hitotsu no / aki ni wa aranedo

[024]   [Michizane van] het Huis van de Sugawara 菅家 (845-903):

ditmaal op deze reis

            kon ik geen gebedsstaf pakken

op de Offerandeberg

waar het brokaat van herfstblad

            de goden te behagen weet

kono tabi wa / nusa mo toriaezu / tamukeyama / momiji no nishiki / kami no mani-mani

Michizane was vooral bekend als dichter van Sinitische poëzie. Kokin wakashū 9-420 (‘Reizen’). Gedicht tijdens een vorstelijke excursie (gyokō 御幸) in de vroege winter van 898 waarbij Michizane de keizer Uda 宇多天皇 (867-931) begeleidde naar onder meer Tamukeyama 手向山 (‘Offerandeberg’), bij Nara. Er bestaan twee dominante verklaringen voor ‘ik kon [een gebedsstaf, nusa 幣] niet pakken’ (toriaezu): ofwel Michizane had geen tijd er eentje in te pakken omdat hij onverwacht mee moest met zijn vorst, ofwel zo’n offerande was te privé om in de context van een vorstelijke (en dus publieke) excursie te doen. Moderne commentaren verwijzen graag naar een Sinitisch gedicht van Michizane uit 898 dat inderdaad wel resonanties van deze waka bevat en dat hij tijdens dezelfde excursie dichtte. De bron is Michizane’s Excerpt uit het verslag van de vorstelijke excursie naar Miyataki (Miyataki gyokō kiryaku 宮滝御幸記略), aantekening voor Eishō 昌泰 1 [898].10.28:

            Vol herfstblad op elke berg verslaat een gewoon weefgetouw;

            hoe passend dat vlietende wolken dansen onder onze voeten.

            Kil-kale bomen zijn werkelijk nergens te bekennen;

            in de regen draag ik brokaat en keer zo terug naar huis.

            満山紅葉破小機。況過浮雲足下飛。寒樹不知何処去。雨中衣錦故郷帰。

[025]   De Derde-Laans Minister ter Rechterzijde 三条右大臣 (873-932):

met zulke namen moet je wel

            op de Ontmoetingsheuvel

                        als bijslaapwingerd

zonder dat iemand het weet

            opgewonden willen komen

na ni shi owaba / ōsakayama no / sanekazura / hito ni shirarede / kuru yoshi mogana

Een gedicht van Fujiwara no Sadakata 藤原定方. Een vertaling ervan is lastig, niet zozeer vanwege de betekenis maar vanwege de overdaad aan double-entendre’s: veel woorden kunnen en moeten op twee manieren gelezen worden: ōsakayama: de ‘Ontmoetingsheuvel’ (dat is een sleetse); sa-ne[kazura]: het samen slapen van twee geliefden (kazura: wingerd); kuru: ‘komen’ (来る) en ‘(een draad) oprollen, opwinden’ (繰る). De smaak van het gedicht zit hem dus vooral in de technische gekunsteldheid ervan.

[026]   Heer Teishin 貞信公 (880-949):

op de Ogura’s

toppen, jij herfstblad daar:

            als je een hart hebt

wil nu dan op nog die ene

            vorstelijke excursie wachten

ogurayama / mine no momijiba / kokoro araba / ima hitotabi no / miyuki matanamu

Heer Teishin (Teishinkō 貞信公) was de machtige staatsman Fujiwara no Tadahira 藤原忠平 (880-949).

[027]   Middelste Raadsheer  Kanesuke 中納言兼輔 (877-933):

door Kruikenveld

borrelt zij, kolkt en stroomt zij

            de Izumi-rivier

wanneer heb ik haar dan gezien

            dat ik zo naar haar verlang?

mikanohara / wakite nagaruru / izumigawa / itsu miki tote ka / koishikaruramu

De prent is een vrije verbeelding van Minamoto no Muneyuki’s gedicht (no. 28) door Katsushika Hokusai 葛飾北斎 (1760-1849), in de reeks Van honderd dichters één gedicht, door de min met plaatjes verklaard (Hyakunin isshu uba ga etoki 百人一首乳母が絵説, 1835-1838). Collectie Metropolitan Museum of Art, New York.

[028]   Heer Minamoto no Muneyuki 源宗于朝臣 (?-939):

in het bergdorp

            is het ’s winters dat eenzaamheid

                        steeds verder toeneemt

zowel bezoek als gras

            droogt op — die gedachte

yamazato wa / fuyu zo sabishisa / masarikeru / hitome mo kusa mo / karenu to omoeba

Minamoto no Muneyuki was een van de productiefste hofdichters van de vroege tiende eeuw.

[029]   Ōshikōchi no Mitsune 凡河内躬恒 (?-ca. 925):

gok ik dan maar

            dat ik haar echt af kan breken

allereerste rijp

            ligt verwarrend misleidend

                        op de witte chrysanten

kokoro ate ni / oraba ya oramu / hatsushimo no / okimadowaseru / shiragiku no hana

[030]   Mibu no Tadamine 壬生忠岑 (ca.850-?):

in het eerste licht

            leek ze me zo harteloos

                        bij ons afscheid

de maan bij dageraad: iets

            veel treurigers is er niet

ariake no / tsurenaku mieshi / wakare yori / akatsuki bakari / ukimono wa nashi

De foto toont, vanaf rechtsboven tegen de klok in, gedichten nos. 21, 24, 28 en 25 in een facsimile van een vroeg-achttiende-eeuwse kaartspel (karuta)-versie van Van honderd dichters één gedicht, gemaakt door Ogata Kōrin 尾形光琳 (1658-1716).

Categorieën
poëzie

acht keer nieuwjaar

Verzameling van gedichten van vroeger en nu (Kokin wakashū, 914):

Gedicht op een dag dat de lente in het oude jaar aanbrak

旧年に春立ちける日、よめる

                        Ariwara no Motokata 在原元方 (data onbekend)

            .

in dit jaar nog

            is de lente aangekomen

zal ik dit ene jaar

            het vorige jaar noemen

of het nieuwe jaar noemen

toshi no uchi ni / haru wa kinikeri / hitotose o / kozo to ya iwamu / kotoshi to ya iwan

Een raar jaar waarin het formele begin van de lente nog net in de laatste maand van het oude jaar viel.

Latere verzameling van gedichten (Gosen wakashū, ca. 955):

Toen men op de eerste dag van de eerste maand, in het paleis van de keizerin aan de Tweede Avenue, witte bovenkleding in ontvangst nam

正月一日、二条の后の宮にて、しろきおほうちきをたまはけりて

                        Heer Fujiwara no Toshiyuki 藤原敏行朝臣 (?-901)

            .

voor vallende sneeuw

            een jas met een wit kleed

dragen we van boven

dat de lente is gekomen

            heeft ons allemaal verrast

furu yuki no / mino shirogoromo / uchikitsutsu / haru kinikeri to / odorokarenuru

Het was gebruik voor hooggeplaatste personages om aan het begin van het nieuwe jaar bovenkleding van een formeel gewaad voor hofdames weg te geven. Woordspel met ‘dragen’ (uchi-kitsutsu) en ‘bovenkleding’ (uchiki).

Verzameling van bijeengesprokkelde gedichten (Shūi wakashū, ca. 1007):

Gedicht tijdens een dichtwedstrijd ten huize van Taira no Sadafun

さだふんが家歌合に詠み侍ける

                        Mibu no Tadamine 壬生忠岑 (?-965)

            .

‘de lente breekt aan’

            zijn door alleen die woorden

in fraai Yoshino

            de bergen gehuld in nevel

                        vanochtend misschien te zien

haru tatsu to / iu bakari ni ya / miyoshino no / yama mo kasumite / kesa wa miyuran

Latere verzameling van bijeengesprokkelde gedichten (Goshūi wakashū, 1086):

Gedicht op de eerste dag van de eerste maand

正月一日よみはべりける

                        Koōgimi 小大君 (data onbekend, actief ca. 950-1004)

            .

hoe sliep ik dan in

            en werd vanochtend wakker

                        en benoem ik dit:

gisteren was vorig jaar

vandaag is in het nieuwe jaar

ika ni nete / okuru ashita ni / iu koto zo / kinō o kozo to / kyō o kotoshi to

Verzameling van gouden bladeren (Kin’yō wakashū, ca. 1126):

Toen men ten tijde van de Horikawa-heerschappij om honderd gedichten werd verzocht, gedicht op het thema ‘de lente breekt aan’

堀河院の御時百首歌めしけるに、立春の心をよみける

                        Senior staatssecretaris van het Bureau voor Reparaties [Fujiwara no] Akisue 修理大夫顯季 (1055-1123)

            .

de zacht golvende

            lente is echt gekomen

een bergrivier

            waarlangs ijs tussen rotsen

                        vandaag zal smelten gaan

uchinabiki / haru wa kinikeri / yamagawa no / iwama no kōri / kyō tokuramu

Verzameling van woordbloemen (Shika wakashū, ca. 1151):

Toen men ten tijde van de Horikawa-heerschappij honderd gedichten aanbood, gedicht op het thema ‘de lente breekt aan’

堀河院御時、百首歌たてまつり侍けるに、春立つこゝろをよめる

                        Minister van Financiën [Ōe no] Masafusa 大蔵卿匡房 (1041-1111)

            .

de ijsbedekte

            Karasaki-kaap in Shiga

begint te smelten

            en rimpelingen ontstaan

                        in de aanzwellende lentebries

kōri-ishi / shiga no karasaki / uchitokete / sazanami yosuru / harukaze zo fuku

Verzameling van gedichten voor een duizend jaren (Senzai wakashū, 1183):

Gedicht op de dag dat de lente aanbrak

春立ちける日よみ侍ける

                        Heer Minamoto no Toshiyori 源俊頼朝臣 (1055?-1129)

            .

de lente nadert

            over Ashita’s vlakte

                        die ik bezie

en dan de nevel die vandaag

            op begint te komen

haru no kuru / ashita no hara o / miwataseba / kasumi mo kyō zo / tachihajimekeru

Nieuwe verzameling van gedichten van vroeger en nu (Shinkokin wakashū, 1216):

Gedicht op het thema ‘de lente breekt aan’

春立つ心をよみ侍ける

                        de Regent en Grootminister van Staat 摂政太政大臣 (Fujiwara no Yoshitsune, 1169-1206)

            .

in fraai Yoshino

zijn bergen in nevel gehuld

            en witte sneeuw

                        ligt gevallen in het dorp

                                    waar de lente is gekomen

miyoshino wa / yama mo kasumite / shirayuki no / furinishi sato ni / haru wa kinikeri

Vanaf het begin van de tiende eeuw werden vorstelijke bloemlezingen van Japanstalige poëzie (chokusen wakashū 勅撰和歌集) samengesteld. Dat waren staatsprojecten, bedoeld om belangrijke en passende poëzie bijeen te brengen én om het idee van de staat te steunen door het blote feit dát er poëzie was. Zulke bloemlezingen, waarvan er in totaal een-en-twintig bestaan, werden altijd op dezelfde manier geordend: zij begonnen met de cyclus van de vier seizoenen. Het jaar begon met de lente, zodat de eerste maand van het jaar in de praktijk meestal grotendeels overlapt met februari en eventueel maart. Alle vorstelijke bloemlezingen openen met een gedicht dat het begin van de lente en daarmee het begin van een nieuw jaar markeert.

Bij deze van de eerste acht vorstelijke bloemlezingen telkens het eerste gedicht. In de drie eeuwen die zij beslaan zie je een verschuiving van gekunstelde verwarring naar (schijnbaar) directe natuurobservaties. Dat is in lijn met de veranderende poëziesmaak aan hof.

De afbeelding toont de openingsgedichten van de eerste acht vorstelijke bloemlezingen, in een kalligrafie van keizer Go-Nara 後奈良天皇 (1497-1557). Collectie National Museum of Japanese History.