Er was een irritante afleiding en in de marge van de brief waarmee ik iemands uitnodigingafzei (juni):
hé koekoek, luister
ik zit op het gemak en
ben even bezig
hototogisu / kawaya nakaba ni / idekanetari
障る事ありて或人の招飲を辞したる手紙のはしに 六月 時鳥厠半ば出かねたり
Juni 1907. Sōseki zenshū 23 (Tokyo: Iwanami Shoten, 1957), p. 175. Een kawaya 厠 is een ouderwetse (pardon: ‘traditionele’) WC, die als apart gebouwtje iets buiten het huis geplaatst is; wat we vroeger een ‘gemak’ noemden. In zijn essay Lof der schaduw (In’ei raisan 陰翳礼讃, 1933) spendeert Tanizaki Jun’ichirō een paar pagina’s aan een ode aan deze poepdoos. Idekanetari 出かねたり laat zich meer letterlijk vertalen als ‘het lukt me niet om naar buiten te gaan’. In theorie zou je dit werkwoord ook als dekanetari kunnen lezen en dan zou je dus netjes vijf morae hebben, maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat Sōseki in de context van een haiku het klassieke werkwoord izu 出づ zou loslaten.
Op 11 juni 1907 kreeg romanauteur Natsume Sōseki 夏目漱石 (1867-1916) een uitnodiging van premier Saionji Kinmochi 西園寺公望 (1849-1940) om aan te zitten bij een diner (‘avondkleding niet vereist’) om het idee ‘nationale literatuur’ te bespreken. Saionji was het jaar daarvoor begonnen met zijn salon ‘Bijeenkomsten in het geruis van de regen’ (Usei no Kai 雨声会). Ook andere vooraanstaande schrijvers waren uitgenodigd. Sōseki was juist hard aan het werk aan zijn roman Klaprozen (Gubijinsō 虞美人草, 1907). Dit is het afwimpelend bedankje dat hij aan zijn formele afzegging toevoegde.
Als een dichter een koekoek (hototogisu) roepen hoort, wordt die geacht daaraan gehoor te geven door poëzie te produceren. Alleen zit de dichter nu even op de buiten-WC, dus hij heeft wat anders aan zijn hoofd.
Een plattere vertaling zou zijn: ‘Hé vogel, ik heb er schijt aan’.
Ik kwam deze haiku voor het eerst tegen in:
John Nathan, Sōseki: Modern Japan’s Greatest Novelist (New York: Columbia University Press, 2018), p. 146.
De foto van een ijsvogel laat weinig aan de verbeelding over, lijkt me.
1 augustus, op een pleziertocht in Arashiyama, onderweg naar het Grote Droefenis Paviljoen:
zachtjes kabbelend
stroomt het water terwijl
aan de heuvelvoet
ik op gevallen bamboeblad
stap en ik koelte ervaar
sayasaya ni / mizu yuku nabe ni / yamasaka no / take no ochiba o / fumeba suzushi mo
八月一日、嵐山に遊ぶ、大悲閣途上 さやさやに水行くなべに山坂の竹の落葉を踏めば涼しも
1903. Het Grote Droefenis Paviljoen (Daihi-kaku 大悲閣) is een ontvangstgebouw op het terrein van de Senkō-ji 千光寺 in de heuvels van Arashiyama, noordwesten van Kyoto, met fraai uitzicht over de Ōi-rivier. Nagatsuka, die onder invloed van zijn leermeester Masaoka Shiki de achtste-eeuwse bloemlezing Man’yōshū bestudeerde, gebruikt nogal eens het archaïsche voegwoord nabe ni (de stemhebbende variant van nae [ni], ‘samen met’, ‘tegelijkertijd’, ‘terwijl’).
Ik zwaai mijn jongere broer uit die opgeroepen is voor het front:
in onze tuin
is de opgekweekte es
een jonge es
keert es terug of keert es niet meer
daarop zal ik blijven wachten
waga niwa no / ueki no kaede / wakakaede / kaeri-kaerazu / machitsutsu oramu
小弟の出征を送る わが庭の植木のかへで若楓帰りかへらず待ちつつ居らむ
1905. In dat jaar was Japan verwikkeld in de Russisch-Japanse oorlog, die Japan zou winnen. Nagatsuka speelt nadrukkelijk met een herhaling van de klank kae– (zowel in kaede, ‘esdoorn’, als in kaeru, ‘[naar huis] terugkeren’). De esdoorn is overduidelijk een beeld voor zijn jongere broer (shōtei 小弟). Een oplettende lezer berispte me, en terecht: es en esdoorn zijn twee heel verschillende bomen. Ik gebruik hier ‘es’ als verkorte vorm van esdoorn (én hoop dat de lezer bereid is het ook als verwijzing naar de jongere broer te zien), maar dat kan dus helemaal niet. Probleempje: krijg ik veel meer lettergrepen dan ik eigenlijk wil wanneer ik 4x ‘esdoorn’ vertaal. Verder wordt deze oplossing ook steeds krampachtiger. Ik ben er nog niet uit.
Mengelzang:
bamboegrasblad
groeit welig en daarbij
bloeit de steranijs
in de eenzame tuin
waar de struikzanger klinkt
shino no ha no / shigereru nabe ni /shikimi saki / sabishiki niwa no / uguisu no koe
雑詠 篠の葉のしげれるなべに樒咲きさびしき庭の鶯の声
1905. Al heel lang zingt de uguisu graag in de tuin.
elke ochtend
veegde ik deze tuin aan
die nu vol ligt
met gevallen pruimenblad
waarop de herfstregen valt
asa sarazu / tachihaku niwa ni / chirishikeru / ume no ochiba ni / aki no ame furu
あさゝらず立ち掃く庭に散りしける梅の落葉に秋の雨ふる
Weer zo’n achtste-eeuws woord: asa sarazu 朝去らず (‘elke ochtend’).
in onze tuin
de pruimenbladeren waarop
de regen valt
op een kille avond
hoor je een krekel roepen
waga niwa no / ume no ochiba ni / furu ame no / samuki yūbe ni / kōrogi no naku
我が庭の梅の落葉に降る雨の寒き夕にこほろぎのなく
De 10e, aan het strand van Hamada:
precies hier
in heuvels van groen gras
verborgen ligt
de avondzon die schijnt
in de witte zeilen op zee
koko ni shite / aogusa no oka ni / kakuroishi / yūhi wa tereri / oki no shiraho ni
十日、浜田の浜 ここにして青草の丘に隠ろひし夕日は照れり沖の白帆に
1906. Nagatsuka schrijft oka (‘heuvel’) met oud kanji-gebruik als 岡.
De avond van de vijftiende april in 1913was er geen spoor van regen aan de hemel; een trein tufte vrolijk langs de Hōki-kust:
achter me
pronkt helder wit de Hōki-top
en als het optrekt
dan is dobberend in zee
de provincie Oki te zien
sogai ni wa / hōkine shiroku / haretareba / harara ni ukeru / oki ni kuni miyu
1914. De ‘top van de Hōki’ (hōkine 伯耆嶺) zal de Daisen 大山 zijn, een inactieve vulkaan die wel ‘de Fuji van provincie Hōki’ (hōki no fuji 伯耆富士) genoemd werd. ‘Hōki’ is de oude naam voor wat nu de prefecture Shimane is, aan de Japanse Zee; van daaruit kun je met de veerboot naar de Oki-eilanden varen. Die oude plaatsnamen en bestuurlijke termen (kuni 国, ‘provincie’) en een achtste-eeuws woord als harara (‘verspreid’: Oki is een groep eilandjes) geven deze tanka een nadrukkelijk archaïsch smaakje, ondanks die ‘(stoom)trein’ (kisha 汽車). Dit is het laatste gedicht in de bloemlezing van Nagatsuka’s tanka waaruit ik deze gedichten las: Koizumi Chikashi 古泉千樫 [1886-1927], red., Nagatsuka Takashi senshū 長塚節選集 (Tokyo: Arusu, 1926).
de nacht wordt dieper
en stiekem door de klamboe
schijnt de maan
waarvan slapende mensen
allemaal geen weet hebben
sayo fukete / hisoka ni kaya ni / sasu tsuki o / nemureru hito wa / mina shirazaramu
小夜更けてひそかに蚊帳にさす月を眠れる人はみな知らざらむ
De dichter zelf ligt wakker.
In de nacht van 22 mei hield mijn ondraaglijke kwelling maar nauwelijks op:
de nacht wordt dieper
en niets is meer goed te zien
kronkelend van pijn
zal ik morgen uitgeput
wel weer kunnen slapen
sayo fukete / a’iro mo wakazu / modayureba / asu wa tsukarete / mata nemururamu
1914. ‘Niets’ vertaalt hier ‘de contouren [van dingen]’ (a’iro, verkorte vorm van aya-iro 文色).
Als het warmer wordt dan vermager ik meestal, maar dit jaar valt er in mijn borst juist geen rib te zien; in de wind bollen de mouwen van mijn dunne kleren op en denk ik niet aan het verval van mijn lichaam — en al kun je zulke momenten niet de hele tijd hebben, in mijn eentje lig ik niet ongelukkig te wezen:
dunne kleren aan:
het maakt dat mijn borst zich vult
met opgewektheid
deze zomer is zonder meer
duidelijk: ik ga niet dood
hitoe kite / kokoro hogaraka ni / narinikeri / natsu wa kanarazu / ware shinazaramu
Rechts: een standbeeld van Nagatsuka Takashi in traditioneel reiskostuum, mét leesvoer voor onderweg, voor het Toyoda-kasteel in Jōsō, prefectuur Ibaraki. Links: het eerste gedicht ‘de nacht wordt dieper’ in Nagatsuka’s eigen handschrift. Ik ben erg geneigd om Nagatsuka’s kalligrafie te zien als een bewuste daad van onleesbaarheid. Wel meer literair onderlegde personen kozen er in moderniserend Japan voor om voor persoonlijke communicatie een handschrift te ontwikkelen dat nadrukkelijk afstand nam van de technologische uniformiteit van schrift die het gevolg was van de losse-typen-drukpers en de typemachine. Bijna onleesbaar schrijven werd zo een uitdrukking van individualiteit temidden van de ‘transparante’ maar onpersoonlijke mechanisering van tekstbeeld. Lees: Hoyt J. Long, ‘(Il)legibility and Handwriting in Meiji Letters: A Media History’, Positions: East Asia cultures critique 25: 2 (2017), p. 255-292.
Nagatsuka Takashi 長塚節 (1879-1915) was de oudste zoon van een welgestelde familie van landeigenaren zo’n zestig kilometer ten noorden van Tokyo, in de prefectuur Ibaraki. Hij is vooral bekend vanwege zijn roman Tsuchi 土 (‘De aarde’, 1912), die op aanbeveling van Natsume Sōseki als feuilleton verschenen het dagblad Asahi shinbun en in 1939 verfilmd werd door Uchida Tomu. Gebaseerd op zijn jeugd op het platteland geeft die ruimschoots aandacht aan de moeilijke leefomstandigheden van boeren.
Op zijn eenentwintigste werd Nagatsuka een leerling van Masaoka Shiki tijdens de laatste twee jaar van diens leven en droeg bij aan het eerste nummer van het tanka-tijdschrift Araragi アララギ (‘Slangenlook’). Altijd al ziekelijk, overleed hij op vijfendertigjarige leeftijd aan tuberculose.
De foto van gevallen bamboeblad is genomen op Hemelvaartsdag 2024.
Een rokushaku-otoko is letterlijk ‘een man van zes voet’; in Japan is dat nog steeds behoorlijk lang. Ramune-limonade wordt verkocht in kogelflesjes waarvan de dop even ingedrukt moet worden om de glazen kogel naar beneden te duwen om wat koolzuurgas te laten ontsnappen. Dat ‘[limonade] opentrekken’ ([ramune] nuku, let. ‘iets ergens uittrekken’ of ‘iets ergens vanaf trekken’) is in het Japans in deze context een beetje verrassende uitdrukking, maar de dichter doelt ongetwijfeld op het laten ontsnappen van het koolzuurgas (met nuku kun je dat wel aangeven) en/of de dop eraf trekken en het gevoel dat je de limonade uit het flesje bevrijdt.
Deze haiku werd in 2012 ingezonden voor de 51e nationale haikuwedstrijd (zenkoku haiku taikai 全国俳句大会) door Sakamoto Takanori 坂元孝徳, van wie ik verder niks weet.
Gisteren had dat over mij kunnen gaan: na het weken in het warme bad wat nazweten in de kleedkamer met een koel flesje; zo hoort dat. Vandaag gaan de prijzen van de badhuizen in Tokyo omhoog. Nu kost de toegang voortaan 520 yen (€3,30, met de huidige koers). Dat is bijna het dubbele van het bedrag dat ik betaalde toen ik als student naar het badhuis begon te gaan. Het is inflatie die je met je eigen leeftijd confronteert, kennis die je niet meer op een zinvolle manier kan delen.
Zo herinner me nog steeds uit mijn jeugd de opmerking van iemand op leeftijd die over de eigen kindertijd zei: ‘een brood kostte toen nog 12 cent’ — dat ging voor mij als kind echt over tijden die niks met het heden te maken hadden.
De publieke badhuizen (sentō 銭湯) hebben het al heel lang moeilijk, omdat de meeste mensen allang thuis een douche of iets van een bad hebben en de publieke badhuizen van oorsprong geen luxe maar een bittere noodzaak waren. Blijkbaar is niet iedereen gevoelig voor de aantrekkingskracht van een gemeenschappelijk bad en in de kleedkamer gezamenlijk nadrogen en een Ramune of flesje melk drinken en jezelf maar weer eens wegen. Het aantal badhuizen in het land neemt al decennia in schrikbarend tempo af: 2.641 badhuizen in de metropool Tokyo in 1965, nog 2.043 toen ik voor het eerst in Tokyo studeerde, tegen slechts 706 in 2021. En de toegangsprijs moet telkens wat omhoog om het allemaal nog enigszins kostendekkend te houden. Heel treurig.
Maar er gloort wat hoop. Het badhuis dat ik gisteren bezocht trok naast bejaarden nog een hoop jong volk (nu is het ook wel een van de bekendere badhuizen, heb ik begrepen). Dat zou op een trend wijzen, is me verteld; het badhuis schijnt weer een klein beetje hip te worden.
[3 juni 2023:] Later op de avond bezocht ik dit badhuis opnieuw. Weer was het druk, maar dit keer was ik met afstand de oudste bader. Navraag bij de twee twintigers achter de balie leerde me dat het grote bezoekerssucces recent is: afgelopen september heeft men flink verbouwd en de boel opgefrist; sindsdien is het er druk. ‘Daarvoor was het een gewone sentō’; met andere woorden: een matig bezocht badhuis.
Misschien aangespoord door het succes van de haikuwedstrijden als die voor groene thee van Itō-en organiseert het Genootschap voor de Japanse Badhuizencultuur (Nihon Sentō Bunka Kyōkai 日本銭湯文化協会) dit jaar voor de derde keer een badhuis-haikuwedstrijd (sentō haiku kontesuto 銭湯俳句コンテスト).
Haiku over badhuizen bestaan al langer, uiteraard.
Hou er rekening mee dat de bezoekers van het badhuis het hebben over bloesems die ze ooit zagen of juist nog willen gaan zien, aangespoord door de muurschildering van een landschap die bijna elk badhuis heeft en die je vanuit het bad bekijken kan. Daarom vertaal ik ‘verhalen’ en niet ‘geruchten’ (uwasa 噂).
Een illustratie uit Shikitei Sanba’s 式亭三馬 (1776-1822) Het badhuis van de vlietende wereld (Ukiyoburo 浮世風呂, deel 1, 1809). Collectie Waseda University Library. Al in 1977 schreef iemand terecht dat Sanba’s satire beschouwd kan worden als ‘de sitcom van zijn tijd’.
De combinatie badhuis en haiku is niet zo verrassend, zeker in het licht van de sentō als een sociale ‘hub’ waar Jan en Alleman in zijn nakie staat en waar dus ruimschoots gelegenheid voor sociale satire bestaat. Dat ging niet altijd even subtiel overigens: ik denk aan de opening van het op zich echt komische Het badhuis van de vlietende wereld (Ukiyoburo 浮世風呂, 1809-1813) van Shikitei Sanba 式亭三馬 (1776-1822); dat begint met iemand met een spraakgebrek die in een hondendrol stapt.
De foto toont de ingang van de Goshikiyu 五色湯, een badhuis in Mejiro, Tokyo, 30 juni 2023.
In januari 1896 zwaaide Masaoka Shiki op het station Shinbashi te Tokyo zijn vriend Natsume Sōseki uit, die na een bezoek terugging naar zijn baan als leraar Engels in Matsuyama, op het eiland Shikoku (in de titel van het gedicht aangegeven met de oude plaatsnaam ‘Iyo’). Shiki was overigens zelf in deze plaats opgegroeid. De ‘grote berg’ verwijst naar de Fuji, die Sōseki onderweg vanuit de trein zou zien.
[10 mei 2022] Sōseki was in de laatste weken van 1895 naar Tokyo teruggekeerd om de familie van de jonge vrouw te ontmoeten waarmee hij een paar maanden later zou trouwen.
De illustratie uit 1901 door Yamamoto Shōkoku 山本松谷 (var. Shōun 昇雲; 1870-1965) is getiteld ‘Station Shinbashi’ (shinbashi teishajō no zu新橋停車場之図), en komt uit het tijdschrift Fūzoku gahō風俗画報 (‘Geïllustreerde zeden en gewoonten’). Het is een scène met internationaal karakter: rechts is een Europese of Amerikaanse moeder met haar twee kinderen te zien, geheel rechts twee Chinezen, herkenbaar aan de staart die de Mantsjoe-overheid van de Qing-dynastie ook voor etnische Chinezen verplichtte (tien jaar later konden zij die afknippen).
Waarschijnlijk gedicht naar aanleiding van een tsunami ter hoogte van Sanriku, in noordoost-Japan, in juni 1896.
ziek aangekomen,
en ziek weer weggegaan: ik
de vogelverschrikker
yande kitari / yande saru ware ni / kakashi kana
vraag het de wind:
waar het eerste, denk je,
vallen de bladeren?
kaze ni kike / izure ka saki ni / chiru ko no ha
herfstwind!
op weg naar de slacht is
de kont van een koe
akikaze ya / hofurare ni yuku / ushi no shiri
ver van de wereld
komt mijn hart dan tot rust
een lentedag
yo no tōki / kokoro hima aru / hinaga kana
ook al regent het,
het is bijna niet te zien: op bloemen
liggen druppels
furu to shimo / mienu ni hana no / shizuku kana
op het grasveld
in respijt van de hitte
de droom van een hond
shibakusa ya / kagerō hima o / inu no yume
De hiernavolgende gedichten zijn alle in 1904 geschreven, toen Sōseki experimenteerde met deze terloopse dichtvorm die hij zelf ‘poëzie in de haiku-stijl’ (haitaishi俳体詩) noemde. Hij liep met deze ‘vrije haiku’ vooruit op de groep rondom Ogiwara Seisensui en Ozaki Hōsai.
de sake smaakt me toch bitter vanavond
sake no aji nigaki ka koyoi
een gedicht is het, maar moeilijk voor te dragen
shi naredomo tonaegatashi
hij tilt zijn kont op en stapt op de fiets
shiri o karagete jitensha ni noru
alleen en naakt steek ik het buitenbad aan
hitori hadaka de suefuro o taku
Een suefuro is een buitenbad in de vorm van een open ton waaronder een houtoven zit om het badwater te verwarmen.
hoe lang is de schaduw van een etend hert!
esa o kuu shika no kage no nagasa yo
in je slaap zal je wel niet dichten
suichū nado te shi nakaran
wanneer Li Bai tegen zijn drankzucht vecht
ri haku no yoi o shinobu toki
Li Bai 李白 (701-762) was een beroemde Chinese dichter, berucht om zijn drankgebruik. Een legende wil dat hij verdronk toen hij in dronkenschap de weerspiegeling van de maan op de Yangtze wilde omarmen.
Natsume Sōseki 夏目漱石 (1867-1916) is in de eerste plaats wereldberoemd in Japan als een van de vaders van de moderne roman. Generaties scholieren lazen en lezen zijn Kokoro (Het hart, ook wel De wegen van het hart, 1914). Zijn portret stond twintig jaar lang (1984-2004) op het bankbiljet van duizend yen (zie afbeelding), het biljet dat in de grootste aantallen het vaakst van eigenaar verwisselt. Minder bekend is dat Sōseki ook een verwoed dichter was. Je zou kunnen stellen dat het schrijven van romans voor hem een dure, programmatische plicht was, die hem fysiek en geestelijk uitputte en vrij snel het graf in hielp, en dat de poëzie hem in die worsteling verlichting schonk.
Van Sōseki zijn ruim 2.500 haiku bewaard gebleven. Hij had grote bewondering voor zijn vriend Masaoka Shiki (1867-1902), die vanaf zijn ziekbed bijna eigenhandig de moderne poëzie vormgaf, en vroeg hem vaak om zijn haiku te beoordelen.
Een andere keer zal ik Sinitische poëzie van Sōseki plaatsen; daarvan schreef hij ook een hoop.
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.