Categorieën
poëzie

vergezichten vanuit het theepaleis

            De ochtendzon over de Oostzee

De ochtendmist trekt op en zo openbaart zich de Oostzee;

op weg naar ver Fusang zie je vaag de ganzen overvliegen.

Bootjes slaan hun netten uit, roeren nu hun vaarboom:

deinend op de golven schijnen talloze rode lichtpuntjes.

東海朝曦。宿霧新開敝海東。扶桑万里渺飛鴻。打魚小艇初移棹。揺得波光幾点紅。

De fúsāng (Jp. fusō) 扶桑 is een mythische boom in de zee ten oosten van China, maar werd vaak gebruikt als een dichterlijke benaming voor Japan.

            Golvend graan buiten de zuidelijke stadsmuren

Een weefwerk van paadjes tussen velden – mooi is zo de zuiderdijk:

het weer is helder en ook zacht, hoog rijzen de aren op.

Even steekt een oostenwind op die golven doet ontstaan;

een reusachtig groen patroon weerkaatst het licht in de vallei.

南郊麦浪。錦阡繡陌麗南塘。天気清和長麦秧。一自東風吹浪起。緑紋千頃映溪光。

Ik worstel met het 郊 in de titel. De term slaat op het gebied net buiten de stadsmuren, dus de overgang van stad naar platteland en een gebied waar je inderdaad al akkers verwachten mag. ‘Het buiten-de-(stads)muren’ is natuurlijk erg omslachtig; ‘buitenwijk’ (wat kōgai 郊外 op gegeven moment betekenen gaat) is hier niet de nuance die ik zoek. ‘Reusachtig’ in de slotregel is mijn versimpelde equivalent van senkyō 千頃 (‘duizend kyō’), wat meer letterlijk iets is als ‘zestigduizend vierkante voet’ (een kyō 頃 was een eenheid om de oppervlakte van akkers of rijstvelden te tellen).

            Het groen vermeerdert zich op de noordertoppen

In noordelijke richting zijn de bergen niets dan ongenaakbaar;

dicht begroeid en weelderig zijn de talrijke schakeringen van groen.

Voor het eerst besef ik dat de lente pas komt na wind en regen:

grillige toppen zijn als donkergroen gestifte wenkbrauwbogen.

北峰積翠。北来山勢独嵯峨。䓤鬱層層翠較多。始識三春風雨後。奇峯如黛擁青螺。

De ‘drie lentes’ (sanshun 三春) zijn de drie lentemaanden. De laatste regel speelt met het veelgebruikte beeld in klassiek Chinese poëzie dat de bogen van (eerst geëpileerde en dan weer) geverfde wenkbrauwen doen denken aan bergketens.

            Pijnbomen langs de straat maken het geluid van golven

Aangekomen op deze boomrijke heuvel een verfrissend suizen van de wind;

halverwege de hemel staat de Melkweg en baart een ochtendlijke branding.

Als je beter luistert, dan zetelt het in de toppen van de hoge pijnen:

elk naaldblad begroet de wind en maakt een geluid van water.

松径濤声。行到徂徠万籟清。銀河天半早潮生。細聞又在高松上。葉葉迎風作水声。

De eerste helft van de eerste regel laat zich meer letterlijk vertalen als ‘Al gaande kom ik aan op de Culai[-berg] en dan …’ (yukite sorai ni itareba 行到徂徠). Al in Het boek der Oden (Shijing 詩経) wordt gesproken over ‘de pijnbomen op de Culai’ 徂徠之松. Deze berg in de Chinese provincie Shandong wordt door Tei Junsoku gebruikt als beeld voor een heuvel die dichtbegroeid is met bomen; dat wil zeggen: de heuvel waarop het Theepaleis staat. Het ruisen van dennennaalden (of andere boombladeren) wordt in Sinitische poëzie heel vaak vergeleken met het ruisen van de regen en hier, bij uitbreiding, met het ruisen van de branding.

De gedichtenreeks ‘Acht vergezichten vanuit de Oostelijke Tuin’ (Tōen hakkei 東苑八景) van Tei Junsoku, in Verzamelde Sinitische gedichten en teksten uit Ryukyu (Chūzan shibunshū 中山詩文集), gedrukt in Fuzhou, China, in 1725. Collectie Universities of the Ryukyus Library.

Dit zijn het eerste, het derde, het vierde en het zevende in een reeks van acht Sinitische gedichten over de tuin van het zogenaamde ‘theepaleis’ (uchaya udun, Jp. ochaya goden 御茶屋御殿) in de wijk Sakiyama 崎山, ten oosten van het vorstelijke Shuri-kasteel in de hoofdstad van het koninkrijk Ryukyu (of preciezer: Ryūkyū 琉球, zoals Okinawa toen heette). Gebouwd in 1677 als diplomatiek gastverblijf (geihinkan 迎賓館) voor commissarissen uit het Satsuma-domein op Kyushu (dat sinds 1609 feitelijke controle over Ryukyu uitoefende), fungeerde het ook als ontmoetingsplaats voor literati uit Ryukyu die daar poëzie en liederen schreven en zongen en waar ook dansen werden opgevoerd en theeceremonies werden gehouden. Tijdens de verwoestende gevechten om Okinawa in 1945 brandde het theepaleis volledig af.

De gedichtenreeks ‘Acht vergezichten vanuit de Oostelijke Tuin’ (tōen hakkei 東苑八景) beschrijft acht keer een verschillend uitzicht vanuit de tuin van het hooggelegen Theepaleis. Dat gebouw in de Japanse shoin-stijl (shoin-zukuri 書院造) zou een tuin hebben gehad die was aangelegd zijn in de geest van de daimyō (landsheer) Kobori Enshū 小堀遠州 (1579-1647), zo’n beetje de meest vermaarde tuinarchitect van zeventiende-eeuws Japan. Al met al moet het geheel dus een licht-exotische indruk hebben gemaakt in het vorstendom.

De dichter is Tei Junsoku 程順則 (Ch. Chéng Shùnzé, 1663-1734), een hoge bureaucraat van het koninkrijk Ryukyu. In vroegmodern Okinawa was hij de belangrijkste dichter van Sinitische poëzie, heb ik de indruk.

(Afbeelding: portret van Tei Junsoku. Ik heb geen idee wie dit wanneer maakte. Bron: Wikipedia.)

Tei Junsoku reisde vijf keer naar Qing-China. De eerste keer bleef hij daar vier jaar (1683-1687) in de provincie Fuzhou en bekwaamde zich onder meer Sinitische poëzie met de geleerde Chén Yuánfŭ 陳元輔 als leermeester. Fuzhou zou voor hem zijn verdere leven een belangrijke plek blijven. Je zou kunnen stellen dat voor hem China dichterbij was dan Japan. Via het Satsuma-domein mocht Japan dan weliswaar informele economische controle en dus ook politieke invloed uitoefenen, Ryukyu was nog een zelfstandig koninkrijk (en zou dat tot 1872 blijven). Het kleine eilandenrijk kon missies naar China sturen en deed dat ook. De zeventiende en achttiende eeuw waren een tijd van intense sinificatie van de Ryukyu-elite. Dat Tei meerdere keren naar China afreisde en daar (op eigen kosten) werken van hem liet drukken is geen toeval. 

Zoals alle leden van de elite in Ryukyu destijds voerde Tei een Sinitische naam (één karakter voor de familienaam, en twee —soms één— voor de persoonsnaam). ‘Tei Junsoku’, de Japanse uitspraak van zijn Sinitische naam, is al net zo vertekenend als ‘Cheng Shunze’, de Chinese lezing ervan, in de zin dat geen van beide moeite doet een uitspraak in het Ryukyu te benaderen. Tegelijkertijd vermoed ik dat Tei daarmee niet veel moeite had. Overigens had hij ook nog een ‘Japanse’ naam: Nago uēkata Chōbun 名護親方寵文.

Dat uēkata (Jp. oyakata) 親方 was een hoge adelklasse-aanduiding; Nago verwijst naar het centrale deel van het hoofdeiland Okinawa, waar zijn familie vandaan kwam.

Ryukyu stuurde op gezette tijden ook goeddeels afgedwongen gezantschappen naar de Japanse shōgun in Edo, al dan niet als onderdeel van het hofreisgezelschap van de Shimazu-clan van het Satsuma-domein. In 1714 reisde Tei Junsoku mee met het achtste Ryukyuse gezantschap naar de Japanse shōgun in Edo. In Japan ontmoette hij onder meer in Kyoto de confucianistische denker Ogyū Sorai 荻生徂徠 (1666-1728) en in Edo de shogunale geleerde en beleidsadviseur Arai Hakuseki 新井白石 (1657-1725). Die laatste zou mede op basis van hun gesprekken over Ryukyu Een geschiedenis van de Zuidereilanden (Nantōshi 南島史, 1719) schrijven. Intrigerend is ook dat Tei’s editie van de zeventiende-eeuwse moralistische tekst Een toelichting op de zes vermaningen (Liùyù yănyi, Jp. Rikuyu engi 六諭衍義), die hij in 1706 in Fuzhou had laten drukken, in Japan via het Satsuma-domein en de shōgun (die onder meer Ogyū Sorai weer de opdracht gaf een Japanse versie ervan te maken) als belangrijk leerboek zijn weg vond naar verschillende basisscholen (let. ‘tempelscholen’, terakoya 寺子屋).

De aankomst van een gezantschap uit Ryūkyū (Okinawa) in de haven van Osaka (Naniwa) 琉球人難波津着岸. Illustratie door Takehara Shinchōsai 竹原春朝斎 (?-1801) in Akisato Ritō’s 秋里籬嶌 (actief ca. 1776-1830) Geïllustreerde beroemde plaatsen in de provincie Settsu (Settsu meisho zue 摂津名所図会), deel 4 (‘Sectie Ōsaka, 4b’ 大阪部四下) uit de jaren 1796-1798. Collectie Waseda University Library.

Origineel zijn deze gedichten bepaald niet. Ze vormen een gecodificeerde bewieroking van Ryukyuse culturele heerschappij. De eerste vier gedichten beschrijven telkens het uitzicht in een bepaalde windrichting (oost, west, zuid, noord), en voor de tweede set van vier gedichten kiest de dichters telkens een markeerpunt dichtbij het Theepaleis. Elke blik, vastgelegd in een kwatrijn, zorgt voor tevredenheid. Sociaal wenselijke uitingen zijn dit. In de verte doen de gedichten ook een beetje denken aan het zevende- en achtste-eeuwse Japanse genre van kunimi 国見 (‘naar het land kijken’)-poëzie, waarin de vorst vanaf hooggelegen plek over het land uitkijkt en ziet dat het allemaal goed is. Hoe dan ook, het streelt het Ryukyuse ego en dat is precies de bedoeling van de reeks.

Ryukyu stuurde op gezette tijden ook goeddeels afgedwongen gezantschappen naar de Japanse shōgun in Edo, al dan niet als onderdeel van het hofreisgezelschap van de Shimazu-clan van het Satsuma-domein. In 1714 reisde Tei Junsoku mee met het achtste Ryukyuse gezantschap naar de Japanse shōgun in Edo. In Japan ontmoette hij onder meer in Kyoto de confucianistische denker Ogyū Sorai 荻生徂徠 (1666-1728) en in Edo de shogunale geleerde en beleidsadviseur Arai Hakuseki 新井白石 (1657-1725). Die laatste zou mede op basis van hun gesprekken Een geschiedenis van de Zuidereilanden(Nantōshi 南島史, 1719) schrijven. Intrigerend is ook dat Tei’s editie van de zeventiende-eeuwse moralistische tekst Een toelichting op de zes vermaningen (Liùyù yănyi, Jp. Rikuyu engi 六諭衍義), dat hij in 1706 in Fuzhou had laten drukken in Japan via het Satsuma-domein en de shōgun (die onder meer Ogyū Sorai weer de opdracht gaf een Japanse versie ervan te maken) als belangrijk leerboek zijn weg vond naar verschillende basisscholen (let. ‘tempelscholen’, terakoya 寺子屋).

Het eerste gedicht is een vrij bekend werk van Tei Junsoku, dat je nogal eens op Internet tegenkomt. Ik gebruikte: Shimajiri Shōtarō 島尻勝太郎 (selectie) en Uezato Ken’ichi 上里賢一 (annotatie), Ryūkyū kanshisen 琉球漢詩選 [‘Keuze van Sinitische poëzie uit Ryukyu’] (Naha: Okinawa Bunko おきなわ文庫, 2013 [oorspronkelijke uitgave: Hirugisha ひるぎ社, 1990]), p. 20-29.

De foto toont het ‘theepaleis’ (uchaya udun 御茶屋御殿) in Naha, Okinawa, gebouwd in 1677 en volledig afgebrand tijdens het oorlogsgeweld van 1945. De foto dateert van ‘voor de oorlog’ (satsuei jiki: senzen 撮影時期: 戦前), maar dat kan wel iets preciezer. Op het oog zou ik zeggen: eind negentiende, begin twintigste eeuw. Collectie Prefecturale bibliotheek van Okinawa 沖縄県立図書館.

oefenen voor arhat

de avondschemer

            kruipt naderbij maar hij is

                        er niet mee bezig

de oude man die het licht

            zelfs niet probeert aan te steken

yūyami no / shinobi-yoredomo / ki ni kakenu / okina wa hi o mo / tomosan to sezu

夕闇のしのびよれども気にかけぬ翁は(ひ)をもともさんとせず

Uit Ii’s debuutbundel Nakagusuku sōshi 中城さうし (Een boek van het Midden-kasteel, 1936). [Nakagusuku, dat letterlijk ‘Midden-kasteel’ betekent, is de naam van een middeleeuws fort op Okinawa.] 

de status van arhat verwezenlijkt

nu eens lachen dan weer diepe gedachten

in verschillende gezichtsuitdrukkingen

spant hij zijn ogen in 

arakanka ete kōshō-shi mata wa shi’i fukaku sorezore no omomochi ni me o korasu

阿羅漢果得て哄笑しまたは思惟ふかくそれぞれの面持に目をこらす

Een arhat (Jp. [a]rakan [阿]羅漢) is een heilige die ontstegen is aan de ‘kwade passies’ en zich daarmee bevrijd heeft van de cyclus van wedergeboorten. De term arakanka 阿羅漢果 (let. ‘de vruchten van arhat-schap’) slaat op die hoogste staat van heiligheid.  Ik vermoed dat velen in Japan de term associëren met ‘de vijfhonderd arhats’ (gohyaku rakan 五百羅漢). In heel specifieke zin verwijst die naar ofwel de eerste vijfhonderd discipelen van de historische boeddha ofwel naar een bijeenkomst van vijfhonderd monniken in 78 na Chr. die samen de vierde boeddhistische congregatie vormden om de nalatenschap van de historische boeddha veilig te stellen. Maar dat is voer voor boeddhologen; de rest van de mensheid kent de vijfhonderd als beeldenreeks. Zulke beeldenreeksen zijn in China begonnen en ook in Japan gemaakt. Vaak biedt de noodzaak tot variëteit in uitbeelding ruimschoots gelegenheid om ook komische portretten te maken.

Ii Fumiko 井伊文子 (1917-2004) werd in Tokyo geboren en groeide daar op als de achterkleindochter van de laatste koning van Okinawa, Shō Tai 尚泰 (1843-1901). Omdat bij de kolonisatie van Okinawa door Japan in 1897 de koninklijke familie werd ingelijfd bij de nieuw gecreëerde Japanse adelstand, was Ii Fumiko daarmee ook van hoge adel. Vanaf haar veertiende kreeg zij onderricht in tanka van Sasaki Nobutsuna 佐佐木信綱 (1872-1963). Vrij veel van haar werk heeft betrekking op Okinawa, maar deze twee gedichten niet.

De foto toon twee arhats, in de beeldentuin met ‘de vijfhonderd arhats’ (gohyaku rakan 五百羅漢) van de Kita’in 喜多院, in Kawagoe, Prefectuur Saitama. De eerste 48 van de in totaal 540 stenen arhats daar werden vanaf 1782 gemaakt door de monnik Jijō 志誠 (1734-1800) uit Kawagoe; na diens dood werd zijn beeldenproject door monniken van de tempel voortgezet. In 1825 was de reeks compleet. Foto: Yamamoto Toshio 山本敏雄, op een briefkaart die ik kocht bij een bezoek aan de Kita’in op 31 juli 1986.

Categorieën
poëzie

eiland van de poëzie

            hé Okinawa, waar ga je heen

            .

eiland van de shamisen

eiland van de awamori

            .

eiland van de poëzie

eiland van de dans

eiland van het karate

            .

eiland waar papaja en bananen

en mandarijnen groeien

            .

eiland van de cycaspalm en de agave en de wurgvijg

eiland waar de dieprode bloemen van de hibiscus en de koraalboom

als vlammen oplaaien

            .

nu ik     verleid door heimwee

zo ontdaan raak

zal ik met elke regel

in dit gedicht dit eiland uitspellen dat mij gebaard heeft

            .

nu is van Ryukyu net als haar naam

haar vroegere gestalte er niet tot één terug te brengen

over het eiland zijn zo’n beetje als eilanden

verharde wegen gekropen

en lopend over die verharde wegen zeg je

hé, Ryukyu

hé, Okinawa

waar ga je dit keer heen

            .

trouwens was Ryukyu vroeger

bezit van Japan

bezit van China

overduidelijk was dat men elkaar daarin niet begreep

in een bepaald jaar

werden naar Taiwan afgedreven Ryukyuërs

door Aboriginals daar afgeslacht

Japan heeft China toen

de misdaad van de Aboriginals aangewreven

China werkte daaraan niet mee

en zei dat het bestuur van de Aboriginals geen zaak van China was

Japan heeft toen gezegd nou in dat geval

en een strafexpeditie tegen de Aboriginals ondernomen

de partij die toen in de war raakte was China

de Aboriginals vallen onder de jurisdictie van China, zei het

dus toen heeft Japan zonder een duimbreed toe te geven

gesteld dat het in dat geval weer

iets als reparatie van militaire onkosten of smartengeld voor de nabestaanden van de slachtoffers

van China moest ontfutselen

en daardoor

werd Ryukyu als bezit van Japan

door China als zodanig erkend

en toen werd opeens

als gevolg van de afschaffing van lenen en instelling van prefecturen

Ryukyu uiteindelijk herboren

en de prefectuur Okinawa genoemd

als onderdeel van de zesenveertig prefecturen

en ging het rechtuit voort op de weg van het Japan

overigens was een eigenschap waarmee de prefectuur Okinawa geboren werd

de taal van Okinawa waarin, want onhandig, die weg niet bewandeld werd

dus leerde men Japans

of probeerde bij elke gelegenheid

in het Japans te leven

en zo bewandelde de prefectuur Okinawa de weg van het Japan

trouwens sinds de afschaffing van lenen en instelling van prefecturen

heeft het zeventig en nog wat jaar gewandeld

waardoor zelfs iemand als ik

elk hoekje en gaatje van zijn leven in het Japans beleeft

zelfs wanneer ik een maaltijd eet en zelfs wanneer ik gedichten schrijf of huil of lach of kwaad word

alles in een mensenleven leef ik in het Japans

die zinloze oorlog

dat had het land Japan gedaan

            .

hoe dan ook

eiland van de shamisen

eiland van de awamori

hé Okinawa

ik hoor dat jouw wonden vreselijk diep zijn

maar je komt er weer bovenop en je komt weer terug

zonder de shamisen te vergeten

zonder de awamori te vergeten

zal je in het Japans

naar het Japan terugkomen

 沖縄よどこへ行く
            
.
蛇皮線の島
泡盛の島
            
.
詩の島
踊りの島
唐手の島
            
.
パパイヤにバナナに
九年母などの生る島
           
 .
蘇鉄や龍舌蘭や榕樹の島
仏桑花や梯梧の真紅の花々の
焔のように燃えさかる島
            
.
いま こうして郷愁に誘われるまま
途方に暮れては
また一行づつ
この詩を綴るこのぼくを生んだ島
            
.
いまでは琉球とはその名ばかりのように
むかしの姿はひとつとしてとめるところもなく
島には島とおなじくらいの
舗装道路が這っているという
その舗装道路を歩いて
琉球よ
沖縄よ
こんどはどこへ行くというのだ
            
.
おもえばむかし琉球は
日本のものだか
支那のものだか
明っきりしたことはたがいにわかっていなかったという
ところがある年のこと
台湾に漂流した琉球人たちが
生蕃のために殺害されてしまったのだ
そこで日本は支那に対して
まずその生蕃の罪を責め立ててみたのだが
支那はそっぽを向いてしまって
生蕃のことは支那の管するところではないと言ったのだ
そこで日本はそれならばというわけで
生蕃を征伐してしまったのだが
あわて出したのは支那なのだ
支那はまるで居なおって
生蕃は支那の所轄なんだと
こんどは日本に向ってそう言ったと言うのだ
すると日本はすかさず
更にそれならばと出て
軍費償金というものや被害者遺族の撫恤金とかいうものなどを
支那からせしめてしまったのだ
こんなことからして
琉球は日本のものであるということを
支那が認めることになったとかいうのだ
それからまもなく
廃藩置県のもとに
ついに琉球は生れかわり
その名を沖縄県と呼ばれながら
三府四十三県の一員として
日本の道をまっすぐに踏み出したのだ
ところで日本の道をまっすぐに行くのには
沖縄県の持って生れたところの
沖縄語によっては不便で歩けなかった
したがって日本語を勉強したり
あるいは機会あるごとに
日本語を生活してみるというふうにして
沖縄県は日本の道を歩いて来たのだ
おもえば廃藩置県この方
七十余年を歩いて来たので
おかげでぼくみたいなものまでも
生活の隅々まで日本語になり
めしを食うにも詩を書くにも泣いたり笑ったり怒ったりするにも
人生のすべてを日本語で生きて来たのだが
戦争なんてつまらぬことなど
日本の国はしたものだ
            
.
それにしても
蛇皮線の島
泡盛の島
沖縄よ
傷はひどく深いときいているのだが
元気になって帰って来ることだ
蛇皮線を忘れずに
泡盛を忘れずに
日本語の
日本に帰って来ることなのだ

Het Japans kent geen verschil tussen enkelvoud en meervoud. Het Japanse shima kan dus net zo goed ‘eilanden’ als ‘eiland’ betekenen. Hoewel de prefectuur Okinawa een archipel is (van zo’n vijfenvijftig eilanden, met vandaag de dag bijna anderhalf miljoen inwoners) en Yamanokuchi daarbinnen ook heeft rondgelopen op Ishigaki (dat in zijn jeugd Yaeyama 八重山 genoemd werd: analoog aan ‘Okinawa’ als zowel de naam van een groep eilanden als van het hoofdeiland van die groep), lijkt me dat we ‘eiland(en)’ in de eerste plaats toch moeten lezen als een verwijzing naar het hoofdeiland Okinawa (oude naam: Ryūkyū), waar hij in feite zijn hele jeugd doorbracht.

Awamori is een op Okinawa gebrouwen sterke drank. In het zgn. Mudan-incident van 1871 leed een gezantschap van Ryukyu aan China schipbreuk op de Taiwanese kust; 54 van de 66 overlevenden werden gedood door leden van het inheemse Paiwan-volk. Een en ander leidde tot een Japanse strafexpeditie naar Taiwan in 1874 en Japans bezetting van Okinawa en daarmee het formele einde van de onafhankelijkheid van het koninkrijk Ryukyu in 1879. In hetzelfde jaar 1871 werden de oude feodale lenen (han) opgeheven en gingen op in het prefecturale stelsel van de nieuwe Japanse natiestaat; in 1879 werd Ryukyu in dit systeem geïncorporeerd als prefectuur Okinawa.

Dit gedicht schreef Yamanokuchi in september 1951, naar aanleiding van de afronding van de vredesvoorwaarden tussen Japan en de VS, dat Japan tot 1952 bezet hield. Na Japans overgave in 1945 werd de Okinawa-archipel tot 1972 door de VS bezet gehouden en dus pas na zijn dood weer Japans grondgebied.

            Okinawaans landschap

            .

in die tuin daar altijd

tauchiivechthanen die dorsten naar bloed

de tauchii zitten elk

in hun eigen miibārā

maar allemaal staan ze er parmantig te wezen

schijnbaar vol van zelfvertrouwen

wachten ze op de dag van het hanengevecht

de tanmēoude man van de Akamines zet elke ochtend

zijn rookwaarschaal neer

gaat zitten op de veranda

en vraagt de tauchii in de tuin naar hun humeur

vanochtend zat de tanmē op de veranda

maar misschien zat zijn pijp verstopt

hij klopte die leeg en bij dat geluid

strekten de tauchii allemaal tegelijk

plotseling hun nekken

            .

            (Een miibārā is een kippenren)

 沖縄風景
            
.
そこの庭ではいつでも
タウチーたちが血に飢えているのだ
タウチー達はそれぞれの
ミーバーラーのなかにいるのだが
どれもが肩を怒らしている
いかにも自信をありげに
闘鶏のその日を待ちあぐんでいるのだ
赤嶺家タンメーは朝のたんびに
煙草盆をぶらさげては
縁先に出て坐り
庭のタウチー達の機嫌をうかがった
この朝もタンメーは縁先にいたのだが
煙管がつまってしまったのか
ぽんとたたいたその音で
タウチー達が一斉に
ひょいと首を伸ばしたのだ
            
.
            (ミーバーラーは養鶏用の籠)

            nieuwjaar en het eiland

de woorden die we gebruiken

die zijn Japans

het geld dat we gebruiken

dat zijn dollars

het lijkt Japans

en wat er niet op lijkt

lijkt Amerikaans

en wat er niet op lijkt

is een eiland waarop je geen grip krijgt

typisch trouwens

dat een subtropisch eiland

met dit klimaat waarin je niet weet wat sneeuw is

het Okinawa van vroeger

op de nieuwjaarsparty

met de service van een ventilator kwam

 正月と島
            
.
つかっている言葉
それは日本語で
つかっている金
それはドルなのだ
日本みたいで
そうでもないみたいな
あめりかみたいで
そうでもないみたいな
つかみどころのない島なのだ
ところでさすがは
亜熱帯の島
雪を知らないこの風土は
むかしながらの沖縄で
元旦のパーティーに
扇風機のサービスと来た

Ik beken dat ik de laatste regel van dit gedicht niet goed begrijp. Dat wil zeggen, ik vermoed dat ik de strekking ervan wel zo’n beetje snap, maar grammaticaal kom ik er niet helemaal uit. De constructie lijkt me te zijn: ‘fūdo wa […] senpūki no sābisu to kita’, ‘dit klimaat […] kwam met [als?] de service van een ventilator’. Nu is het leenwoord ‘service’ (Jp. sābisu) een van die woorden die in het Japans verschillende dingen betekenen kan, maar uiteindelijk altijd slaat op een of andere vorm van dienstverlening (inclusief iets gratis weggeven). 

            de baku

nachtmerries worden door de baku opgevreten

zeiden ze vroeger

maar als een dier dat leeft van dromen

is de baku wereldwijd bekend

op een tentoonstelling over dieren heb ik

de baku voor het eerst gezien

hij had een piepklein staartje in de vorm van de letter ‘no’ ()

zijn neus was net de verkorte slurf van een olifant

en hij had een tufje manen

al leek hij een beetje op een paard

het was vooral een afbeelding van de kruising tussen een varken en een nijlpaard

met rondige ogen en een mompelende mond

zou die echt dromen vreten

als je in zijn voederbak kijkt

eet hij geen dromen maar tastbaar

fruit en wortels

toch had ik die nacht een droom

waarin een hongerige forse baku aan kwam schommelen

en simpelweg omdat de wereld nachtmerries kent

slurpte hij atoombommen op

slurpte hij waterstofbommen op en net toen

werd plots de wereld helder

 貘
            
.
悪夢はバクに食わせろと
むかしも云われているが
夢を食って生きている動物として
バクの名は世界に有名なのだ
ぼくは動物博覧会で
はじめてバクを見たのだが
ノの字みたいなちっちゃなしっぽがあって
鼻はまるで象の鼻を短かくしたみたいだ
ほんのちょっぴりタテガミがあるので
馬にも少しは似ているけれど
豚と河馬とのあいのこみたいな図体だ
まるっこい眼をして口をもぐもぐするので
さては夢でも食っていたのだろうかと
餌箱をのぞけばなんとそれが
夢ではなくてほんものの
果物やにんじんなんか食っているのだ
ところがその夜ぼくは夢を見た
飢えた大きなバクがのっそりあらわれて
この世に悪夢があったとばかりに
原子爆弾をぺろっと食ってしまい
水素爆弾をぺろっと食ったかとおもうと
ぱっと地球が明かるくなったのだ

De baku 獏 (Ch. mo) is een mythisch dier uit Oost-Azië dat nachtmerries zou opeten. Rond zijn tweeëntwintigste nam Yamanokuchi zijn dichtersnaam ‘Baku’ aan, dat met hetzelfde karakter wordt geschreven. ‘Letter’ is de vertaling van ji 字 (‘schriftteken’) en slaat in dit geval op het schriftteken voor de lettergreep ‘no’ in het katakana, een van de twee lettergreepschriften die Japan in de negende eeuw zelf ontwikkelde. Dit is een typisch voorbeeld van onvertaalbaarheid, omdat Yamanokuchi hier speelt met het grafische aspect van schrift — en hij is zeker niet de enige Japanse dichter of auteur die dat doet. Daarom (en dat voelt toch een beetje als een nederlaag) geef ik dat schriftteken zelf ook weer in mijn vertaling; en omdat we dan toch aan het afglijden zijn, mag ik van mezelf ook ‘letter’ zeggen (het Latijnse littera kan tenslotte ook op ‘schrift’ slaan).

            Een muis

het leven in leven en dood opgegeven

rijst één enkele muis als een reliëf

op midden in het verkeer

voor je het wist was de muis plat

allerlei soorten

wielen

kwamen aangereden

en als een strijkijzer streken ze de muis volkomen glad

steeds platter werd de muis

en naarmate hij platter werd

verdween de muis

als die ene muis

en was hij muis noch die ene muis meer

in de schaduw van de dood zelfs helemaal verdwenen

en als je op een dag     het verkeer in stapt

heeft een plakje van iets plats

zich geslagen door de zon omgekeerd

 ねずみ
            
.
生死の生をほっぽり出して
ねずみが一匹浮彫みたいに
往来のまんなかにもりあがっていた
まもなくねずみはひらたくなった
いろんな
車輪が
すべって来ては
あいろんみたいにねずみをのした
ねずみはだんだんひらたくなった
ひらたくなるにしたがって
ねずみは
ねずみ一匹
ねずみでもなければ一匹でもなくなって
その死の影すら消え果てた
ある日 往来に出て見ると
ひらたい物が一枚
陽にたたかれて返っていた

Gepubliceerd in het poëzietijdschrift Bergrivier (Yamagawa 山河) in juli 1943, dus praktisch op het hoogtepunt (of juist dieptepunt) van de Vijftienjarige Oorlog. Yamanokuchi was erg tevreden dat de censor dacht dat dit gedicht over een muis ging.

Yamanokuchi Baku 山之口獏 (pseudoniem van Yamaguchi Jūsaburō 山口重三郎, 1903-1963) werd geboren in Naha, de hoofdstad van de prefectuur Okinawa, op het gelijknamige hoofdeiland. Hij had een moeilijke relatie met zijn vader, die in Naha op een bank werkte en in 1920 lokale bankdirecteur op het eiland Ishigaki werd (en daar ook een productiebedrijfje in gedroogde tonijn [katsuobushi] begon dat na een jaar alweer failliet ging). Tussen heftige tienerliefdes door publiceerde Yamanokuchi in Okinawaanse kranten af en toe een gedicht. In 1922 reisde hij voor het eerst af naar Tokyo, om een jaar en een mislukt avontuur op de kunstacademie later (zijn vader stuurde hem niet de beloofde toelage en hij maakte ruzie met zijn docenten), na de grote Kantō-aardbeving terug te keren naar Okinawa. In 1925 vertrok hij opnieuw, en nu voorgoed, naar Tokyo. Daar leidde hij een bestaan als dakloze, maar wist tegelijkertijd een netwerk in literaire avant-garde kringen op te bouwen. Hij raakte bevriend met onder meer de schrijver-criticus en dichter Satō Haruo (1892-1964), die een verhaal over hem schreef, de schilder en dichter Kaneko Mitsuharu (1895-1975) en de dichter Kusano Shinpei (1903-1988).

Terwijl Yamanokuchi dus een dichter was die in Tokyo tot bloei kwam en daar praktisch zijn hele leven actief was, is hij nooit helemaal ontsnapt aan het imago een dichter uit Okinawa te zijn. Dat beeld is deels te simpel, maar deels ook aan hemzelf te danken. Nogal wat van zijn gedichten zijn geënt op zijn jeugdervaringen. Ook een gedicht dat Amerikaanse kernproeven in de Pacific bekritiseert (hier niet vertaald) is moeilijk los te zien van zijn wortels in diezelfde Pacific.

Deze gedichten komen uit de bundel Tonijn met sardien (Shibi ni iwashi 鮪に鰯, 1964) die een jaar na Yamanokuchi’s dood uitkwam.

Het lijkt in dit tijdsgewricht verschrikkelijk ver weg, maar op vakantie met gezin in 2018 kwam ik een recente bloemlezing met Yamanokuchi’s poëzie tegen in een boekhandeltje op het eiland Ishigaki, waar hij in zijn jeugd enige tijd bij zijn vader doorbracht.

De foto toont hibiscussen op het eiland Ishigaki. Foto: Nicole Roepers, 2018.