eerst kersenbloesems zien

wat ik wens is

onder ontloken bloesems

            te sterven in de lente

in die tweede maand

            wanneer het volle maan is

negawaku wa / hana no shita nite / haru shinan / sono kisaragi no / mochizuki no koro

Een waka van de dichter-monnik Saigyō 西行 (1118-1190); Sankashū 77. Saigyō doet hier zijn reputatie eer aan als iemand die ten diepste van kersenbloesems hield; niet nader aangeduide ‘bloesems’ zijn namelijk altijd kersenbloesems (sakura). De volle maan van tweede maand (van de oude maankalender; kisaragi no mochizuki) werd geacht op de vijftiende dag van die maand te vallen — dat is ruwweg eind maart in de hedendaagse zonnekalender. Dat was de datum van de dood van Shakyamuni, de historische (Gautama) Boeddha en daarmee het moment waarop deze nirvāna bereikte.

De bloesems die het moment markeren waarop de Boedha nirvāna bereikte, zijn pruimenbloemsens; Saigyō vervangt die door zijn favoriete kersenbloesems. Daarmee vraagt hij eigenlijk iets dat seizoenstechnisch bijna onmogelijk is (zie onder).

Een lezer had gehoopt op een gedicht dat bij het seizoen past. Bij deze.

De foto toont kersenbloesems bij het Museum voor Volkenkunde, Leiden, 26 maart 2021, einde van de middag. Ook in Japan bloeien dit jaar de kersen nu al volop, wat uitzonderlijk vroeg is.

kauwen op kaki

kauw op een kaki

            en daar klinkt een tempelklok —

de Hōryū-tempel

kaki kueba / kane ga narunari / hōryūji

Masaoka Shiki noteerde bij zijn gedicht: ‘Pauzerend in een theehuis bij de Hōryūji’, maar in deze aantekening is hij aan het jokken. Hij schreef de haiku een dag eerder, bij een bezoek aan de Tōdaiji in Nara, maar vond die tempelnaam slecht werken. 

Mogelijk is dit gedicht uit 1895 de meest gelezen moderne haiku in de Japanse geschiedenis. Shiki dateerde zijn gedicht op 26 oktober. Daarom geldt 26 oktober in Japan tegenwoordig als ‘kaki-dag’.

De kaki (Diospyros kaki) wordt in het Engels wel vertaald met ‘persimmon’ (of, botanisch iets preciezer, ‘Japanese persimmon’ of ‘kaki persimmon’), waarvan Van Dale weer wil dat ik er ‘dadelpruim’ van maak. Nog niet zo lang geleden kwam je dezelfde vrucht in Nederland tegen onder de van oorsprong Israëlische handelsnaam ‘Sharonfruit’. Gelukkig neemt de globalisering zo’n vaart, dat de kaki tegenwoordig als ‘kaki’ in de Nederlandse supermarkt ligt. Dat scheelt dan weer.

Vertaalzorgen: wat te doen met klank? Meestal doe ik vrij weinig met klankspel in mijn vertalingen. Maar toch: soms lijkt een gedicht wel erg met klank te spelen. Iedereen die ooit Japans leerde zal bij deze haiku vermoedelijk een associatie hebben met de dominante ordening van het lettergrepenalfabet (kana), die trouwens teruggaat tot de tiende eeuw. De reeks ka-ki-ku-ke-ko is een van de eerste rijtjes die een kind (of een student buiten Japan) leert wanneer het zich een eerste schriftbeheersing eigen moet maken. De eerste drie lettergrepen van de haiku komen daarmee overeen; de k-klank is sowieso dominant in de eerste zes lettergrepen ervan. Dan zijn er ook nog eens twee soorten van de kaki-vrucht: een harde, zoete (amagaki) en een zachtere, wat bittere (shibugaki) variant. Ik koos voor de harde; de zachte vrucht zou ik eerder vertalen met ‘wanneer ik in een kaki hap / hoor ik een tempelklok’. Maar dan verlies ik te veel van die harde medeklinkers die een onuitgesproken echo kennen in het knagende geluid van een hap in een harde kaki. Dat staat in contrast met de nadreunende bas van de tempelklok; ik hoop op een effect als ‘knaag > boe-oemm’.

Interessant genoeg lijken niet alle Japanse lezers van tanka en haiku erg geïnteresseerd te zijn in klankeffecten. (Zie bijv. Donald Keene, The Winter Sun Shines In: A Life of Masaoka Shiki, New York: Columbia University Press, 2013, p. 203, noot 4.)

Wat ik in deze vertaling niet expliciet maak is de standaarduitleg dat Shiki hier een alledaagse, bijna onbewuste handeling (vergelijk het met een hap uit een appel) contrasteert met de galm van de tempelklok die associaties op gang brengt met de tijdelijkheid van het bestaan, uitgespeld in de naam van de tempel: Hōryū-ji 法隆寺, ‘Tempel van de Bloeiende Dharma’. Wil je dat effect benadrukken, dan krijg je iets als (analoog aan ‘de Notre Dame’, want niemand noemt die kerk bij haar officiële naam ‘Cathédrale Notre-Dame de Paris’):

kauw op een kaki

            en daar klinkt een tempelklok —

de Dharma-bloei

Shiki hield erg van kaki. Daarvan was hij zich bewust:

een kaki-kauwer

            die van haiku hield, was-ie:

zeg ze dat dan maar

kaki kui no / haiku konomishi to / tsutaubeshi

Maar kaki en poëzie gingen voor hem dan ook goed samen:

drieduizend

            haiku te redigeren

en twee kaki

sanzen no / haiku o kemishi / kaki futatsu

De foto toont, naast een plat mandje (zaru) met vier kaki, de haiku in kwestie in Shiki’s eigen handschrift. Het tekstfragment komt uit Shiki’s eigen manuscript voor Gevallen bomen op een koude berg (Kanzan rakuboku 寒山落木), waarin hij 12.700 haiku die hij schreef in de periode 1885-1896 thematisch rangschikte op onderwerp. Manuscript in de collectie National Diet Library, Tokyo. 

genoeg van boeken

hortensia’s!

op een ingezakte muur

            slaat de regen neer

ajisai ya / kabe ni kuzure o / shibuku ame

in een vergeten

            bloempot bloeien bloemen

op een lentedag

wasure orishi / hachi ni hana saku / harubi kana

een spin doodslaan

            en daarna die eenzaamheid —

de kilte van de nacht

kumo korosu / ato no sabishiki / yosamu kana

genoeg van boeken,

ik stap naar buiten het veld in

            een veld vol nevel

sho ni unde / no ni dereba no no / kasumi kana

lentenacht!

wat zou een man zonder vrouw

            moeten lezen?

haru no yo ya / tsuma naki otoko / nani o yomu

een mand vol kruiden

            neergezet, geen mens te zien

bergen in de lente

kusakago o / oite hito nashi / haru no yama

in deze wijk

            geen woudzanger te horen

geluid van een trein

sono hen ni / uguisu orazu / kisha no oto

een lentebries!

ik zou zo graag een bal gooien

            over dit grasveld

harukaze ya / mari no nagetaki /kusa no hara

aan de boeddha

            valt nog van alles te vragen

winterretraite

shaka ni toute / mitaki koto ari / fuyugomori

Dat laatste woord stal ik van Henri Kerlen, uit zijn vertaling van deze haiku in Shiki, Geur van chrysanten. Haiku (Soest: Kairos, 1998, p. 31):

Nog zoveel vragen

zou ik Boeddha willen stellen —

winter-retraite.

de sponskomkommer bloeit

stikkend in zijn eigen slijm

            ligt de boeddha

hechima saite / tan no tsumarishi / hotoke kana

De laatste vier jaar van zijn leven zou Shiki vanwege zijn tuberculose goeddeels op bed doorbrengen, enigszins geholpen door morfine. Dit is een van de laatste drie haiku die Shiki’s schreef, op zijn doodsbed, in de laatste twaalf uur van zijn leven. In een afscheid met een gedicht volgde hij de haikai-meesters Matsuo Bashō (1644-1694) en Yosa Buson (1716-1785). ‘Boeddha’ (hotoke) is ook een manier om over een overledene te spreken; je kunt het laatste deel van de haiku dus ook vertalen als: ‘ligt hij al dood. 

De hechima 糸瓜 wordt wel vertaald met ‘kalebas’ (al is hij dat niet) en dat bekt zeker beter dan ‘sponskomkommer’, maar een andere keer wil ik op dit gedicht terugkomen en dan is het zaak dat we die sponskomkommer voor ogen hebben.

Als poëzie-activist van het zuiverste water heeft Masaoka Shiki 正岡子規 (1867-1902) de moderne Japanse poëzie blijvend veranderd. Shiki schreef ook tanka, Sinitische gedichten en vrij vers, maar het bekendst is hij als haiku-dichter. Hij geldt ook als de uitvinder van die term, ‘haiku’. Dat is niet helemaal waar, maar waar genoeg om hier nog maar eens te herhalen. Feit is dat hij de oude haikai definitief bevrijdde tot een zelfstandige dichtvorm, én daarvan nadrukkelijk ‘Literatuur’ heeft willen maken. Hij stond aan de wieg van het haiku-tijdschrift Hototogisu (‘Koekoek’, een spel met zijn schrijversnaam Shiki, wat ook ‘Koekoek’ betekent en in feite een Sino-Japanse lezing van dezelfde vogelnaam is; Shiki had deze naam aangenomen als zijn enige gebaar van erkenning van zijn tuberculose: de mythe wil dat de koekoek bloed ophoest wanneer die zingt). Met name via dit tijdschrift werd het ideaal uitgedragen van shasei 写生, ‘schetsen naar het leven’, waarmee Shiki een dichterlijke variant van de moderne realistische schilderkunst voorstond.

Een recent boek dat heel goed laat zien hoe Shiki opereerde als poëzievernieuwer midden in het rumoer van de moderne literatuur is Robert Tuck, Idly Scribbling Rhymers: Poetry, Print, and Community in Nineteenth-Century Japan (New York: Columbia University Press, 2018); zie ook mijn recensie.

De afbeelding is een zelfportret van Shiki uit 1900, nu in de collectie van de National Diet Library, Tokyo; zie de Japanse Wikiwand-pagina.

een vissersboot klom op het dak

een enorme tsunami,

een enorme tsunami,

een enorme zwarte tsunami

            .

slokt noordoost-Japan op

her en der ontvlamt een vuur

ōtsunami, ōtsunami, kuroki ōtsunami     sanriku o nomi tokorodokoro ni hi no moyu

Takano Kimihiko 高野公彦 (1941), in het poëzie-tijdschrift Tanka, juni 2012. Met ‘noordoost-Japan’ geef ik een vrije vertaling van ‘Sanriku’, de aanduiding van een specifiek deel van de noordoostkust.

haar koortsig

kind aait zij over de rug,

            de moeder, en háár rug

wil ik dan weer gaan aaien

            ’s avonds in het opvangcentrum

netsu ideshi / ko mo se nade iru / haha no se o / nade ni yukitashi / yoru no hinanjo ni

niet verbrand is ze

            en is dat daarmee opnieuw

                        een bron van treurnis?

op het dak geklommen is

            een vissersboot die niet beweegt

yakezarishi / koto wa sara naru / kanashimi ka / yane ni noriage / gyosen ugokazu

Kuriki Kyōko 栗木京子 (1954), in Tanka, juni 2012.

ik vond haar nooit

toen ik aan mijn vriendin dacht

            en huilen moest,

was dat pas halverwege 

            de maand april

mitsukaranai / tomo o omotte / naita no wa / yatto shigatsu no / nakagoro datta

Hatakeyama Mika 畠山海香, leerlinge van de Kessennuma Middelbare School, in dagblad Tōkyō shinbun van 26 januari 2012.

Afgelopen donderdag was het precies tien jaar geleden dat een zware aardbeving en tsunami de noordoostkust van Japan trof, op 11 maart 2011. De schade aan vier van de zes kernreactoren in het complex bij Fukushima is nog steeds niet hersteld, en veel van de ruim 150.000 geëvacueerde bewoners uit de omgeving hebben niet kunnen terugkeren. Minstens zo heftig was de vernietiging langs de gehele kust door het vele meters hoge zeewater, waarbij naar schatting zo’n 19.000 mensen omkwamen; velen van hen zijn nooit teruggevonden omdat het water hen mee terug de oceaan in trok (nagasareta, ‘weggedreven’, is daarvoor het woord).

De ramp heeft indertijd veel poëzie opgeleverd. These Things Here and Now: Poetic Responses to the March 11, 2011 Disasters (2016) van Jeffrey Angles biedt daaruit een selectie, van moderne poëzie (gendaishi). Er zijn ook moderne tanka geschreven, door bekende dichters en door amateurs. Deze vier vertaalde ik voor het eerst voor een lezing door Sasaki Yukitsuna (1938) aan de Universiteit Leiden in april 2012.

Op de foto’s twee iconen van de tsunami: de zgn. ‘miracle pine tree’ (kiseki no ippon matsu 奇跡の一本松) van Rikuzentakata en de restanten van het ‘paraatheid bij rampen’-station (bōsai taisaku chōsha 防災対策庁舎) in Minami-Sanriku, genomen bij een tocht in juni 2015. De pijnboom bleef als enige uit een bos van zeventigduizend overeind, al overleefde hij de onderdompeling in het zeewater niet. Het station was in 1995 gebouwd met het oog op tsunami en bood bovenop een vluchtplaats (voor mensen die niet op tijd weg zouden kunnen komen). De ambtenaar die het station op 11 maart 2011 bemande bleef van daaruit de lokale bevolking oproepen te vluchten; zelf overleefde hij de tsunami niet.

een duister lied

            glazen vleugels

de mensen gaven voorzichtig aan elkaar de liefde door, gevangen in glazen vleugels, die de zon nu op de straathoek breekt.

hemel staat tegenover raam, en wordt met elke slag van de ventilator donkerder.

bladeren vullen hemel, ze vormen een enkele lijn boven neigende huizen.

over opbollende straten kruipt een trein, kragen van zeelui ronddraaiend tussen blauwe kreukels in de lucht.

voor de zomer uitgedoste rijen paraderen voorbij en storten in een fles ineen.

de vruchten van ons hart storten gelukkige schaduwen uit.

ガラスの翼
            .
人々が大切さうに渡していつた硝子の翼にはさんだ恋を、太陽は街かどで毀してしまふ。
空は窓に向つて立つてゐる、ヴエンチレエタアのまはるたびにいろが濃くなる。
木の葉は空にある、それは一本の棒を引いてゐる、屋根らは凭りかかつて。
ふくらんだ街路を電車は匍ひ、空中の青い皺の間を旋廻する水兵の襟。
盛装して夏の行列は通りすぎフラスコの中へ崩れる。
私らの心の果実は幸福な影を降らしてゐる。

            The mad house

de fiets draait rondjes

over het verfrissend pad door velden

alleen de binnenkant van het rubberen wiel put de aarde uit

elk moment kan hij in Bagdad aankomen

het is daar waanzinnig druk

soldaten van het Rode Leger, kunstenaars met krullen, vrouwen uit Rjazan met blauwe huid, de wentelrap in het variété

de piano maakt een blikken geluid

de mensen op een klompje aarde, niet meer dan een voetafdruk, zullen een geslepen lens zijn. één misstap en je sterft. de oneindige transmissie van de zon.

in het pathogene gebied zijn planten dorstig, wolken die boven vervallen straten hangen.

voor hem is het verleden niet meer dan een simpele rij bomen, en koud als as.

ganzenvleugels bij de ingang, omgekeerd licht

            .

ik leef. ik leef, dacht ik.

 The mad house
            .
自転車がまはる。
爽かな野道を。
護謨輪の内側のみが地球を疲らせる。
まもなく彼はバグダアドに到着する。
其處は非常ににぎはつてゐる。
赤衛軍の兵士ら、縮毛の芸術家、皮膚の青いリヤザン女、キヤバレの螺旋階 段。
ピアノはブリキのやうな音をだす。
足型だけの土塊の上にたつてゐる人々は尖つた水晶体であらう。踏みはづすと死ぬ。太陽の無限の伝播作用。
病原地では植物が渇き、荒廃した街路をかけてゐる雲。
彼にとつて過去は単なる木々の配列にすぎぬやうに、また灰のやうに冷たい。
入口の鵞鳥の羽、さかしまな影。
            .
私は生きてゐる。私は生きてゐると思つた。

            verlate samenkomst

wanneer ik fluit komen ze vanachter de hemel aanzetten. zodat ze niet zullen verdrinken in eindeloze kleuren. smaragden of robijnen of diamanten bloesemblaadjes vullen een nieuwe schittering en zwerven door velden en heuvels. tere plooien in het verslapte gras stuwen een briesje. het terras opent zich naar de zee, ontelbare vochtige gesprekken stromen over. niet nu, maar bij tijden fris.

 遅いあつまり
            .
口笛を吹くとまた空のかなたからやつて来る。限りない色彩におぼれることの無いやうに。エメラルドやルビイやダイヤモンドの花びらが新しい輝きに充ちて野山をめぐる。うなだれる草の細い襞が微風を送る。テラスは海に向つて開かれ、数へ切れぬ程の湿つた会話がこぼれる。今はなく、時には鮮やかに。

            duister lied

op het nieuwe tapijt in volle bloei

duwen twee ezeltjes een lorrie voort

stilletjes     rustigjes

op wegen waar trotse bloesemblaadjes in brand staan

zijden vleugels raken bevlekt met stuifmeel

daar waar haar tenen raken

wordt een witte regenboog getekend.

 暗い歌
            .
咲き揃つた新しいカアペツトの上を
二匹の驢馬がトロツコを押して行く
静かに ゆつくりと
奢れる花びらが燃えてゐる道で
シルクの羽は花粉に染まり
彼女の爪先がふれる處は
白い虹がゑがかれる。

            1.2.3.4.5.

onder een rij bomen heft een meisje een groene hand.

verbaasd over haar plantachtige huid, kijkt ze en trekt tenslotte haar zijden handschoen uit.

 1.2.3.4.5.
            .
並木の下で少女は緑色の手を挙げてゐる。
植物のやうな皮膚におどろいて、見るとやがて絹の手袋を脱ぐ。

            Uit Kamermuziek:

            1

            .

de snaren op aarde en in de hemel maken een prachtige muziek. de snaren waar wilgen bij de rivier elkaar ontmoeten.

            .

langs de rivier wordt muziek geboren. omdat geliefden daar ronddwalen. op zijn mantel bleke bloesems.

op zijn haar donkere bladeren.

            .

alles wordt stil gespeeld. ze buigen het hoofd naar de muziek en boven het instrument dwalen vingers.

 1
            .
地と空中の弦は美しい音楽をつくり出す。川のそばの柳の会うところの弦は。
            .
川に沿うて音楽が生まれる。恋人がそこをさまよっているので。彼のマントの上の青ざめた花。

彼の髪の上の暗い葉。
            .
総ては静かに弾いている。音楽のする方に頭を曲げて、そして楽器の上を指がさまよい。

In 1932 publiceerde Sagawa haar vertaling van de dichtbundel Chamber Music (1907) van James Joyce, in een oplage van driehonderd exemplaren. De Japanse titel was Shitsugaku 室楽 (Kamermuziek), wat in het Japans een neologisme is; het destijds al normale woord voor ‘kamermuziek’ is shitsunaigaku 室内楽. Bij deze het eerste gedicht in Sagawa’s vertaling. Het origineel van Joyce is:

            I

Strings in the earth and air

            Make music sweet;

Strings by the river where

            The willows meet.

            .

There’s music along the river

            For Love wanders there,

Pale flowers on his mantle,

            Dark leaves on his hair.

            .

All softly playing,

            With head to the music bent,

And fingers straying

            Upon an instrument.

Sagawa Chika 佐川ちか (1911-1936) verhuisde op haar zeventiende van het noordelijke eiland Hokkaido naar Tokyo, waar zij al snel onderdeel werd van de literaire avant-garde en de dichter en criticus Itō Sei (1905-1969) haar minnaar werd. Sagawa wordt wel de eerste vrouwelijke modernistische dichter van Japan genoemd. Ook als vertaler was zij baanbrekend: zij vertaalde werk van James Joyce, Edith Sitwell, Charles Reznikoff, en Mina Loy. Zij stierf op haar 24e aan maagkanker.