Categorieën
poëzie

als een vuurvliegje

            de grammatica van een zomer

            .

een uitgesproken zomer

heft het hoofd op     en vindt geen woorden

(ergens het geluid van water

een herinnering opgeroepen door de bitterheid van klokjesbloemen!)

een slang vormt een vraagteken en trekt zich terug in het kreupelhout

            .

een schijf tegenlicht laag op de rug gedragen

de open wond van een jongen braakt zout uit

de neerhangende schemer een uitgestrekt ooglapje

(behoedzaam verwijder jij het gipsverband om de droom)

            .

weldra zullen de sterren hun rechtmatige plaats innemen

            .

tot dat moment is er licht van water

het kabbelen van een oog

alleen de ziel jouw verwarring

            .

hé jongen met je breekbare wimpers

open je handpalmen naar de leegte

grijp het laatste leesteken

(dat zal knipperen als een vuurvliegje

en zal ontsnappen naar een verre rivier…)

            .

 夏の文法
            
.
断言の夏が
ふと首をかしげ 絶句する
(どこかで水の音)
桔梗の苦みによみがえる記憶!)
蛇は疑問符のかたちして藪にもどる
            
.
逆光の円盤を低く背負って
少年の傷口はまだ塩をふいている
垂れてくるたそがれ 茫大な眼帯
(夢の関節からきみはそっとギプスをはずす)
            
.
やがて星たちは位階に就くだろう
            
.
それまでは水明り
眼のさざなみ
魂だけがきみの迷いだ
            
.
折れやすい睫毛をもつ少年よ
掌を虚空にひろげて
最後の句読点をとらえよ
(それは蛍のように点滅し)
遠い川へ逃れ去ってしまう……

Een gedicht van Tada Chimako 多田智満子 (1930-2003)  in haar bundel Lotuseters (Hasukuibito 蓮喰いびと, 1980; de titel is verwijzing naar de lotophagos ΛΩΤΟΦΑΓΟΣ in de Odyssee) met poëzie uit de periode 1975-1980.

De afbeelding toont een verbeelding uit 1735 door Nishikawa Sukenobu 西川祐信 (1671-1750) van de vroeg elfde-eeuwse dichteres Izumi Shikibu 和泉式部 en haar bekende gedicht over vuurvliegjes (Goshūi wakashū 20-1162): mono omoeba / sawa no hotaru mo / waga mi yori / akugare-izuru / tama ka to zo miru 物おもへば沢の蛍も我が身よりあくがれいづる魂かとぞみる. Collectie Theatermuseum van de Waseda-universiteit (Enpaku) 早稲田大学演劇博物館. Vertalingen van teksten in de prent toegevoegd. Het is het gedicht uit de Japanse literatuurtraditie dat Tada koos voor haar optreden op Poetry International in oktober 2000.

Categorieën
poëzie

zwoele nachten

            katten

            .

twee pikzwarte katten,

op een zwoel nachtelijk dak,

vanuit de punten van hun strak rechtopstaande staarten,

raakt dun als een draad de jonge maan mistomfloerst.

hwaah, goeienavond’

hwaah, goeienavond’

ghhh, ghhh, ghhh

hwaah, het baasje van dit huis hier is ziek’

            .

 

            .

まつくろけの猫が二ひき

なやましいよるのにうへで、

ぴんとたてた尻尾しっぽのさきから、

糸のやうながかすんでゐる。

『おわあ、こんばんは』

『おわあ、こんばんは』

『おぎゃあ、おぎゃあ、おぎゃあ』

『おわあ、ここのうちの主人は病気です』

In Hagiwara’s debuutbundel Janken naar de maan (Tsuki ni hoeru 月に吠える, 1917). Hagiwara Sakutarō shishū 萩原朔太郎詩集, red. Nishiwaki Junzaburō 西脇順三郎 (Tokyo: Hakuōsha, 1965), p. 34.

Nu blijkt al tweeëntwintig jaar op 8 augustus de Internationale Kattendag gevierd te worden.

Een gedicht uit de bundel waarmee Hagiwara Sakutarō 萩原朔太郎 (1886-1942) in 1917 op zijn eenendertigste zijn naam vestigde als modernistisch dichter.

De afbeelding toont een selectie van Japanse luciferdoosjes uit de eerste helft van de twintigste eeuw.

Categorieën
poëzie

zorgeloos

            wolken

            .

hé, wolken!

wat zijn jullie kalmpjes

zo blind zo zorgeloos

waar gaan jullie helemaal naar toe?

gaan jullie soms helemaal naar Iwakitaira?

            .

  雲
            
.
おうい雲よ
いういうと
馬鹿にのんきさうぢやないか
どこまでゆくんだ
ずつと磐城平いはきたひらの方までゆくんか

Iwakitaira is de oude naam van de stad Iwaki, prefectuur Fukushima.

Uit de postume bundel Wolken (Kumo , 1925) van Yamamura Bochō 山村暮鳥 (1884-1924).

De dichter Takada Toshiko 高田敏子 (1949-1989) merkte ooit op:

Dat ‘gaan jullie soms helemaal naar Iwakitaira?’ in de laatste regel verwijst niet alleen naar een geografische richting, maar roept ook nostalgische herinneringen op als aan een plek waar een geliefde woont, alsof hij zeggen wil ‘kon ik maar met de wolken mee’. 

終わりの行の「ずっと磐城平のほうまでゆくんか」は、雲の流れる方向が磐城平であるという地理的なことだけでなく、なつかしい思い出とか、会いたい人が住んでいるとか、「自分も雲と一緒に行けたらな」と、そんな思いで見送っているのでしょう。

Projecteren mag, natuurlijk.

De foto toont wolken boven Pointe du Raz, Bretagne, 4 juli 2024.

Categorieën
poëzie

een warme halteplaats op mijn dromenpad

            de boom in mijn droom

            .

die honderdjarige enorme boom

is een in mijn droom gegroeide

groene tand

diep in de nacht     werd die in de wind

meedogenloos ontworteld

            .

als een door de wind tot razernij gedreven leeuw

greep ik de boom en vloog ermee door de lucht

in mijn droom     kan ik

naar het lot van een hardhandig overgeplante boom

niet gissen

            .

als er geen boom is

begint mijn hemel in te storten

als er geen boom is

raakt mijn wereld hol en leeg

            .

de boom is een warme halteplaats op mijn dromenpad

aan de zang van kwetterende vogels in de boomtop ben ik gewend geraakt

bij de mensen die koelte zoeken in de schaduw van de boom of er schuilen voor de regen     en

bij de grauwe dageraad die de bladeren begroeten voel ik me op mijn gemak

            .

nadat de boom in mijn droom verdwenen is

spugen de papavers hun gif uit

nadat de boom in mijn droom verdwenen is

blijft de koets vastzitten in de modder

            .

als er geen boom is kan ik

me alleen maar het donkergroen herinneren dat in het vogelgekwetter achterbleef

als er geen boom is

rest me niets dan bidden dat de boom op een verre plek kan opgroeien

            .

 夢の中の木
            
.
その百年の大木は
私の夢の中に生えた
緑色の歯である
深夜 それは風に
容赦なく根こそぎにされた
            
.
風は狂った獅子のように
木を摑んで空を飛んでゆく
夢の中で 私は
強引に移植されようとする木の運命を
推測できない
            
.
木がないと
私の空崩れ始める
木がないと
私の世界は空っぽになる
           
 .
木は私の夢路にある暖かい宿場だ
その梢で囀る鳥の鳴き声を私は聞き慣れている
その木陰で涼んだり雨宿りする人々 そして
葉が迎える黎明に私は馴染んでいる
            
.
きが夢の中で消えた後
ケシの花は毒素を吐き出し
木が夢の中で消えた後
馬車も泥濘ぬかるみにはまった
            
.
木がないと私は
鳥の囀りに残る濃緑を追憶するしかない
木がないと
私は 木が遠方で育つのを祈るほかない

Het openingsgedicht van Tian’s Japanse debuutbundel Sōshite kishi ga tanjō-shita (‘Zo werd de kust geboren’; Tokyo: Shichōsha, 2004). Den Gen shishū (var. Ti’en Yu’en shishū) 田原詩集 (Tokyo: Shichōsha, 2014), p. 10.

            geheugen

            .

het geheugen van mensen

kabbelt als door een duikerbuis

onvermoeibaar

stroomt het tot het sterft

            .

het geheugen van de geschiedenis

is onvergankelijk als de zee

zelfs als de aarde vergaat

stroomt het naar een andere ster

            .

het geheugen van god

is als de sprakeloze hemel

zelfs als de waarheid geweld wordt aangedaan

zwijgt het eeuwig

            .

het geheugen van de oorlog

is een door drijfzand opgeslokt kerkhof

zelfs als een granaatscherf zou roesten en verteren

blijft de droefenis

            .

bomen kunnen zich hun groen niet herinneren

zelfs als ze alles in hun jaarringen proberen te verstoppen

worden ze aan de zaag blootgesteld

            .

 記憶
            
.
人間の記憶は
暗渠のようにささらぐ
疲れも知らずに
死ぬまで流れる
            
.
歴史の記憶は
海のように消えない
地球が崩壊しても
はかの星へ流れて行く
            
.
神様の記憶は
いつまでも無言の空のように
真理が犯されても
沈黙のまま
            
.
戦争の記憶は
流砂に呑まれる墓地
ミサイルの破片が錆びて腐っても
悲しみが残る
            
.
樹木は緑を記憶することができない
すべてを年輪に隠そうとしても
ノコギリにさらされる

Uit de bundel Ishi no kioku 石の記憶 (‘Het geheugen van stenen’; Tokyo: Shichōsha, 2009). Den Gen shishū (var. Ti’en Yu’en shishū) 田原詩集 (Tokyo: Shichōsha, 2014), p. 63-64.

De Chinese dichter Tian Yuan 田原 (Jp. Den Gen/Ti’en Yu’en, 1965) won in 2010 de zestigste Meneer H. Prijs (eichi-shi shō H氏賞) voor poëzie met zijn bundel Ishi no kioku 石の記憶 (‘Het geheugen van stenen’, 2009), waarin het trauma van de Sichuan-aardbeving van 2008 centraal staat. 

Tian begon op zijn zesentwintigste Japans te leren, als uitwisselingsstudent. Hij woont en werkt in Japan.

Tian dicht ook in het Chinees en vertaalde de Japanse meesterdichter Tanikawa Shuntarō 谷川俊太郎 (1931) naar zijn moedertaal. In een essay dat hij een jaar na zijn prijs in het Japans schreef stelt hij dat ‘wanneer ik iets in het Japans creëer, dan probeer ik mezelf opnieuw uit te vinden en te herscheppen door in een andere taal dan mijn moedertaal te creëren’. Makkelijk is dat niet:

Ik heb nog steeds het gevoel dat ik een ‘gast’ ben in het Japans en geen ‘meester’. Deze lastig te plaatsen psychologische discrepantie komt in de buurt van wat de meertalige dichter Paul Celan ooit opmerkte: ‘Alleen in de moedertaal kun je de waarheid uitspreken, in een vreemde taal liegt de dichter’. Het Japans, dat ik inmiddels onder de knie heb, geeft me nog steeds het gevoel dat ik als een kind ben dat nog maar net begonnen is de taal te leren. […]

Wanneer ik in het Japans iets creëer, dan probeer ik mezelf opnieuw uit te vinden en te herscheppen door in een andere taal dan mij moedertaal te creëren. Chinese lyriek ban ik bewust uit en ik vermijd inhoudsloze abstractie of het blijven hangen in beschrijvingen van het alledaags bestaan. Het is alleen helemaal niet makkelijk om los te komen van de denktrant van mijn moedertaal en van mijn Chinese emoties of om eigen ervaringen en herinneringen te negeren.

私は相変わらず自分が日本語の“客人”であって、“主人”ではないと感じている。この整理しにくい心理的落差は、数カ国語を操る詩人ツェラン(Paul Celan)が吐露した「母語だけが自分の真理を言い表すことができるのであり、外国語で書く詩人の表現しているものはでたらめである」と一致する。使いこなせるようになった日本語の言葉の前でも、自分がやはりまだ言葉を習いはじめた子どものようだとしみじみと感じさせられるのだ。<中略>
私は日本語で創作するとき、母語以外の言語で創作すると言うことを通じて創作の自己革命と換骨奪胎を行い、意識的に中国式の抒情から脱却し、中身のない抽象的表現をしたり、ただ日常生活レベルの叙述にのみ留めることは避けたいと思っている。しかし母語の思考様式と中国的情緒から脱却すること、自分の人生経験と記憶に背くことは全く容易ではない。

Tian’s Japanse poëzie las ik ook ter voorbereiding van een stuk over tweetalige dichters (telkens Japans en een andere taal) dat binnenkort zal verschijnen in Filter: tijdschrift voor vertalen.

Meer Japanstalige poëzie van Tian Yuan in Engelse vertaling van William I. Elliott en Kazuo Kawamura is te lezen op de website van Poetry International.

De afbeelding toont een detail van Bamboebos en geïrrigeerde velden (Forêt de bambous et champs irrigués, 1992) van Wu Guangzhong (1919-2010). Collectie musée Cernuschi, Parijs.

Categorieën
poëzie

het zeil zong

            het zeil zong

            .

in de duistere zeehemel slaande meeuwenvleugels — als ik mijn schouder optrek kan ik ze bijna raken.

in de duistere zeehemel meeuwengekrijs — als ik mijn hand uitstrek kan ik hem bijna grijpen.

ik kan hem bijna grijpen, maar zie hem niet — de schuld natuurlijk van het geflakker van de lamp om mijn nek.

ik blaas de lamp uit.

dan wacht ik tot de meeuw komt zitten op de smeulende lont van de gedoofde lamp.

            .

 帆が歌つた
            
.
暗い海の空でばたいてゐる鴎の羽根は、肩を回せば肩に触れさうだ。
暗い海の空に啼いてゐる鴎の声は、手を伸ばせば掌に掴めさうだ。
掴めさうで、だが姿の見えないのは、首につるしたランプのまたたいてゐるせゐだらう。
私はランプを吹き消さう。
そして消されたランプの燃殻のうへに鴎が来てとまるのを待たう。

            de lamp zong

            .

in het diepe duister zie ik niet hoe de ankerkabel in de zee verdwijnt.

in het hoge duister zie ik niet hoe de stagen de mast invluchten.

mijn licht is zwak. Het schijnt alleen op mijn verblind gezicht.

in de uitgestrektheid van het onzichtbaar duister krijst de meeuw, zijn ogen steeds op mij gericht.

            .

 ランプが歌つた
            
.
私の眼のとどかない闇深く海面に消えてゐる錨鎖。
私の眼のとどかない闇高くマストに逃げてゐる帆索。
私の光は乏しい。盲目の私の顔を照らしてゐるばかりだ。
私に見えない闇の遠くで私をみつめてゐる鴎が啼いた。

            de meeuw zong

            .

mezelf kan ik zelfs niet zien.

hoe zou de lamp mij dan zien, of het zeil dat het lamplicht weerkaatst?

toch zie ik van hieruit duidelijk lamp en zeil.

bevroren in de verte, ik cirkel rond het duister.

            .

 鴎が歌つた
            
.
私の姿は私自身にすら見えない。
ましてランプや、ランプに反射してゐる帆に見えようか?s
だが私からランプと帆ははつきり見える。
凍えて遠く、私は闇を回るばかりだ。
Portretfoto van de jonge Maruyama Kaoru in zijn debuutbundel Zeil, lamp, meeuw (Ho, ranpu, kamome 帆・ランプ・鴎, 1932).

Maruyama Kaoru 丸山薫 (1899-1974) debuteerde in 1932 met de bundel Zeil, lamp, meeuw (Ho, ranpu, kamome 帆・ランプ・鴎), waaruit deze reeks van drie gedchten komt. Hij is wel ‘een dichter van de zee’ (umi no shijin 海の詩人) genoemd: in zijn jeugd wilde hij zeeman worden en veel van zijn poëzie raakt op de een of andere manier aan de zee.

Deze lichtjes aangepaste vertaling verscheen eerder in: De zee, de zee. Gedichten uit de hele wereld, verzameld door Katinka van Dorp (Van Gennep-Novib-Ncos, 1998), p. 46-47.

De afbeelding beslaat twee panels uit: Prado, Krijtlijn (Casterman, 1993), p. 84.

Categorieën
poëzie

naar hartenlust

            kat

            .

vanuit de kimonogordel aan het kledingrek valt

het roze licht van een verleidelijke middag.

daaronder wordt een zwarte kat wakker,

en hé, strekt zich naar hartenlust uit.

nu wordt de wereld bezit van de zwarte kat.

            .

 
            
.
こうの帯からこぼれる
なまめいた昼の光の肉色。
その下に黒猫は目覚めて、
あれ、思ふぞんぶんに伸びをする。
世界は今、黒猫のになる。

Misschien dat we al op het punt beland zijn dat obi 帯 niet meer vertaald hoeft te worden. Hoe dan ook: het is een lange, brede band stof die om het middel over een kimono gewikkeld wordt om de boel op zijn plaats te houden én uiteraard als modeaccessoire te fungeren.

Yosano Akiko 与謝野晶子 (1878-1942) schreef behalve duizenden tanka ook gedichten in vrij vers. Op 11 februari 1912 verschenen van haar in het dagblad Yomiuri shinbun 読売新聞 twee gedichten over een zwarte kat. De ander is zelfs voor een kattenliefhebber als ik te zoet, maar deze mag vanwege Japans jaarlijkse Kattendag 22 februari.

Bron: Wada Hirofumi 和田博文, red., Neko no bungakukan I: Sekai wa ima, neko no mono ni naru 猫の文学館I:世界は今、猫のものになる [‘Kattenliteratuurmuseum 1: Nu wordt de wereld bezit van katten’] (Tokyo: Chikuma Shobō, 2017), p. 56.

De tekening is van Yamada Murasaki やまだ紫 (1948-2009) in haar Shōwaruneko 性悪猫 (‘Sarcastische katten’, 1979-1980) (Tokyo: Shōgakkan, 2009), p. 27. De tekst (monoloog kat): ‘Je bent een sukkel’ おまいはあほさ.

Categorieën
poëzie

getrouwd met de kunst

            trouwen

            .

toen de poëzie me zag

bleef ze maar roepen ‘trouw me trouw me’

achteraf gezien wilde ik destijds

zo ontzettend graag trouwen

anders gezegd

wanneer je door de regen doorweekt raakt

wanneer je door de wind omver bent geblazen

wanneer je dood wil — zo zijn er in deze wereld heel veel situaties

wanneer ik me in zo’n situatie bevond

kon ik dat ‘trouwen’ maar niet vergeten

altijd liep de poëzie me dartel

werkelijk overal waar ik was achterna

en riep ‘trouw me trouw me’

uiteindelijk ben ik dan maar getrouwd

de poëzie roept nu helemaal niks meer

tegenwoordig is er iets anders dan de poëzie

af en toe schraapt het wat van mijn hart af

om dan achter de ladekast te hurken en

‘geld!

geld!’, te jammeren

            .

 結婚
            
.
詩は僕を見ると
結婚結婚と鳴きつづけた
おもうにその頃の僕ときたら
はなはだしく結婚したくなっていた
言わば
雨に濡れた場合
風に吹かれた場合
死にたくなった場合などとこの世にいろいろの場合があったにしても
そこに自分がいる場合には
結婚のことを忘れることが出来なかった
詩はいつもはつらつと
僕のいる所至る所につきまとって来て
結婚結婚と鳴いていた
僕はとうとう結婚してしまったが
詩はとんと鳴かなくなった
いまでは詩とはちがった物がいて
時々僕の胸をかきむしっては
箪笥の陰にしゃがんだりして
おかねが
おかねがと泣き出すんだ

Yamanokuchi Baku shishū 山之口獏詩集 (red. Takara Ben 高良勉, Iwanami Shoten, 2016), p. 87-89.

Dit is een van de iets bekendere gedichten van Yamanokuchi Baku 山之口獏 (1903-1963). De folk-zanger Takada Wataru 高田渡 (1949-2005) heeft Yamanokuchi’s gedicht ‘trouwen’ in 1973 op muziek gezet, waarbij hij Yamanokuchi’s ‘poëzie’ (shi ) consequent zingt als ‘lied’ (uta ).

Ik kwam een goede 45 jaar oude Nederlandse vertaling van dit gedicht tegen, door Wouter Noordewier (1935-2016). Ik ken deze vertaler niet, al doen er enkele merkwaardige verhalen over hem de ronde. Spaans leek hij wel te kennen, maar Japans zeker niet. In 1978 kwam van zijn hand een bundel vertalingen van klassieke Japanse poëzie uit, Loop niet over deze sneeuw!. Deze gedichten vertaalde Noordewier vanuit bestaande vertalingen in (naar ik aanneem) Europese talen. Curieus genoeg sluit de bundel af met drie gedichten die je met de beste wil van de wereld geen klassieke Japanse poëzie kan noemen, omdat ze voorbeelden zijn van vrij vers (een aan het einde van de negentiende eeuw geïmporteerde dichtvorm in Japan) uit de twintigste eeuw. Het allerlaatste gedicht in Loop niet over deze sneeuw! is dit gedicht van Yamanokuchi:

YAMANOKUCHI BAKU     1903

            .

Wordt als anarchist beschouwd.

            .

Toen de poëzie me zag

Riep ze uit: ‘Laten we trouwen!’

Erover nadenkend erkende ik

mijn ongeduld te trouwen.

Kijk

            .

Er bestaan verschillende graden van zijn:

Nàt zijn van de regen,

Omgegooid worden door de wind,

Dood willen gaan.

In ieder geval, in mijn toestand

Liet het idee van het huwelijk me niet los.

            .

De poëzie, vol energie,

Volgde me overal waar ik ging;

Al schreeuwend: ‘Laten we trouwen, laten we trouwen’.

Eindelijk trouwde ik, maar de poëzie

Krabt af en toe aan mijn hart

Of verschuilt zich achter mijn bureau

En begint te schreeuwen: ‘Geld! Geld!’

Wouter Noordewier, Loop niet over deze sneeuw! Keur van Japanse klassieke poëzie (Amsterdam: Bert Bakker, 1978), p. 86.

Ik gok erop dat Noordewier zijn versie baseerde op een Engelse vertaling van Yamanokuchi’s gedicht dat in mei 1956 verscheen in een Japans themanummer van het tijdschrift Poetry: A Magazine of Verse, een uitgave van The Modern Poetry Association die al sinds 1912 bestaat. Die Engelse vertaling was er vroeg bij, want Yamanokuchi nam dit gedicht pas twee jaar later op in een bundel van hem. De Japanse dichter en vertaler Satō Satoru 佐藤覚 (1923-?) moet het origineel tegen zijn gekomen in een tijdschrift. Diens vertaling in Poetry luidt:

MARRIAGE

            .

Whenever poetry saw me

It cried out, “Marriage, marriage.”

Thinking back, I see that I was

Most eager to marry.

In other words,

There are various states in this world:

The state of getting soaked in the rain,

The state of being blown by the wind,

Or the state of wishing to die; however,

In my state

I could not put marriage out of my mind.

Poetry, full of vigor,

Stuck to me wherever I went,

Crying, “Marriage, marriage.”

Finally I married. Poetry

Stopped crying words altogether.

Now something other than poetry

Scratches at my heart from time to time

Or crouches behind the bureau,

Starting to cry, “Money, money.”

Vertaling Satoru Sato, in: Poetry: A Magazine of Verse 88: 2 (mei 1956), p. 67.

Niet alleen laat Noordewier de titel van het gedicht en twee hele regels weg en suggereert hij coupletten die zijn bron niet heeft, maar hij vertaalt een cruciale ontkenning niet. ‘Eindelijk trouwde ik, maar de poëzie / Krabt af en toe aan mijn hart / Of verschuilt zich achter mijnbureau’ schrijft Noordewier, waar het Engels heeft: ‘Now something other than poetry / Scratches at my heart from time to time / Or crouches behind the bureau.’ Dat laatste spoort met het origineel van Yamanokuchi. Dus niet ‘de poëzie’, maar ‘iets anders dan de poëzie’.

Twee keer het gedicht ‘trouwen’ van Yamanokuchi Baku. Links: vertaald door Satoru Sato (1956). Rechts: vertaald door Wouter Noordewier (1978).

Je kunt natuurlijk volstaan met de vaststelling dag Noordewier slordig vertaalde. Niettemin viel ik in eerste instantie juist voor iets dat je achteraf misschien een creatieve vergissing mag noemen. Noordewiers versie roept bij mij het beeld op van een verzuurd huwelijk tussen de dichter en de poëzie, van een relatie tussen kunst en kunstenaar die geplaagd wordt doordat zijn kunst de commerciële kant op wil. De poëzie verwerd tot een partner die wil dat er centjes verdiend worden en geen romantische gevoelens meer oproept.

Dat is niet, of niet helemaal, wat Yamanokuchi schrijft. In de relatie van de dichter wordt de plaats van de poëzie ingenomen door iets anders. Een vraag is wie de dichter hier nu trouwt.

Eind 1937 trouwde Yamanokuchi met Yasuda Shizue 安田静江 (1905-1995), die hij pas twee maanden eerder had leren kennen via de dichter Kaneko Mitsuharu 金子光晴 (1895-1975) en diens vrouw, de schrijfster Mori Michiyo 森三千代 (1901-1977). Dat wijst er inderdaad wel op dat hij ‘destijds / zo ontzettend graag trouwen’ wilde. Biografische schetsen van Yamanokuchi koppelen dat gearrangeerde huwelijk aan een gedicht dat Yamanokuchi in 1936 publiceerde:

            huwelijksadvertentie

            .

ik wil zo snel mogelijk trouwen

als ik nou maar trouw

dan zal ik dubbel-intensief willen leven

zo zal ik een boeiende man zijn, dat geloof ik

een boeiende man met een boeiend leven

iemand die mij als echtgenoot zou willen hebben

is er ergens zo’n vrouw die met mij romantisch wil wezen?

kom dan alsjeblieft meteen, jij vrouw

als een onzichtbare wind die zichtbaar wordt

weet ik niet welke vrouw jij zijn zal

maar op jou

wacht ik vol ongeduld

            .

 求婚の広告
            
.
一日もはやく私は結婚したいのです
結婚さえすれば
私は人一倍生きていたくなるでしょう
かように私は面白い男であるとう私はおもうのです
面白い男と面白く暮したくなって
私をおっとにしたくなって
せんちめんたるになっている女はそこらにいませんか
さっさと来て呉れませんか女よ
見えもしない風を見ているかのように
どの女があなたであるかは知らないが
あなたを
私は待ち侘びているのです

Yamanokuchi Baku shishū 山之口獏詩集 (ed. Takara Ben 高良勉, Iwanami Shoten, 2016), p. 72-73.

Yamanokuchi is vaak ‘een dichter van het lompenproletariaat’ (runpen no shijin ルンペン詩人) genoemd, vanwege zijn gebalanceer op de rand van de bestaanszekerheid. Kort na zijn huwelijk verloor Yamanokuchi zijn toch al slecht betaalde baan als colporteur van medicijnen. Shizue, dochter van een schoolhoofd, ging een leven van bittere armoe tegemoet. Dat lezers de ‘poëzie’ in Yamanokuchi’s gedicht interpreteerden als Shizue die haar partner aan het hoofd zeurt en hem daarmee van zijn roeping afhoudt is dan misschien niet zo verwonderlijk, maar het is maar de vraag of dat terecht is.

Waarom wilde de dichter zo graag trouwen? Hij trouwde een idee, zo lijkt het, niet een individu. Moest zijn vrouw een muze worden? Dan nog was het niet de muze maar de poëzie zelf die veranderde. Of is het toch: de poëzie kreeg gestalte in de muze die op haar beurt weer veranderde in een echt mens van vlees en bloed dat zich afvroeg hoe ze het gezin (er was in 1944 een dochter geboren) in leven gingen houden?

[Een voetnoot] Ik heb even zitten vlassen op wie nu het onderwerp is van dat ‘roepen’ (Jp. naku 鳴く) in de tweede regel. Het Japans doet vrij weinig aan het expliciteren van grammaticale onderwerpen. Je zou de regel op zich dus ook kunnen vertalen als: ‘bleef ik maar roepen “trouw me trouw me”’. Daarmee verandert de dynamiek van het gedicht nogal, maar in het licht van de twee daaropvolgende regels is het niet onmogelijk. Toch kies ook ik ervoor ‘de poëzie’ als het niet genoemde grammaticale onderwerp te zien. Dat is dan vanwege de dertiende en de vijftiende regel: het ligt heel erg voor de hand dat het elke keer de poëzie is die roept. ‘Jammeren’ in de laatste regel is mijn vertaling voor het homofone nakidasu 泣き出す (let. ‘in huilen uitbarsten).

De foto toont Yamanokuchi Baku en zijn vrouw Shizue, ergens in de periode maart-juli 1963, toen Yamanokuchi met maagkanker in het ziekenhuis lag waar hij op 16 juli zou sterven. Collectie Naha City Museum of History 那覇市歴史博物館 (waar Shizue abusievelijk als ‘Shizuko’ 静子 wordt geïdentificeerd).

Categorieën
poëzie

eenvoudig geluk

            romance

            .

het geluk dat ik zoek is eenvoudig

als een eenmalig opkomend getij

de kalme hitte van een zomermiddag te openen

en bij jou te zijn

nee dat is het niet dat is niet echt

het geluk dat ik zoek is eenvoudig

de kalme hitte van een zomermiddag die vanzelf

zich opnieuw en opnieuw opent

en aan het einde van dat openen kan ik niet langer

me wat dan ook van jou herinneren

toch is er op dat moment een steen die baadt in de zon

omdat een steen heter dan het geheugen is en geteld kan worden

het geluk dat ik zoek is eenvoudig

ver rechtsboven opkomende en verdwijnende natuurlijke getallen

is dat een agaat?     ja iets als een agaat

een geritsel van hemelbladeren laat zich voelen

een voorgevoel dat dat geritsel fladderen gaat

het geluk dat ik zoek is eenvoudig

omdat op dat moment op mijn gehoorbeentje een bloemknop ontspruit

op mijn gehoorbeentje ontspruit een bloemknop

            .

 ロマンス
            
.
ぼくがもとめる幸福は簡単だ
一度かぎりの潮のように
午後のおだやかな暑熱をひらき
きみとともにあること
そうではないそうですらない
ぼくがもとめる幸福は簡単だ
午後のおだやかな暑熱がおのずから
繰り返し繰り返しひらかれてあること
そのひらかれの果てでぼくがもう
きみについてさえ何も思い出せないとき
それでもそのとき陽の浴びている石があること
石は記憶よりも暑いし数えられるから
ぼくがもとめる幸福は簡単だ
浮かんでは消えてゆく自然数の
はるか右上に瑪瑙? そう瑪瑙のような
空の葉の硬いさわさわが感じられ
そもさわさわがなおも翻りそうな予感のなか
ぼくがもとめる幸福は簡単だ
なぜならそのとき砧骨にも蕾が発生して
砧骨にも蕾が発生して

Een gedicht van Nomura Kiwao 野村喜和夫 (1951).

Ik vermoed dat we ‘romance’ (Jp. romansu) hier moeten opvatten als ‘een aandoenlijk lied’. Een beetje zoals bij Paul Verlaine (1844–1896) en diens Romances sans paroles (‘Liederen zonder woorden’, 1874), die Nomura kent (hij vertaalde Verlaines poëzie). 

De foto toont het strand bij Wassenaarseslag, mei 2023. Foto Nicole Roepers.

Categorieën
poëzie

een tuin is nooit af

            Een tuin blijft eeuwig onvoltooid

            .

alleen grote en kleine rotsen of stenen in een tuin, dat is nog te doen.

alleen grint in een tuin, dat is nog te doen.

een tuin zonder water, dat is nog te doen

            .

een tuin met bomen of varens.

die is nooit af.

            .

een boom groeit.

een boom verdort ook weer.

mos groeit.

met de grillen van de hemel verandert de watertoevoer.

            .

een tuin verhongert

(de dramatiek van de hemel.

raakt een tuin direct.)

de dramatiek liefkoost.

en vernietigt een tuin weer wreed.

            .

voorlopig is de droom vormgegeven.

als dieren bewegen planten ongezien.

hun vormgegeven contouren vernietigd.

dit is het lot van een tuin.

            .

en dus geldt voor mij.

dat ik leef met het fortuin van de tuin.

dat ik daarmee leven wil.

            .

 庭は永久に未完成
            
.
大小の岩や石だけの庭ならまだしも。
砂利だけの庭ならまだしも。
水のない庭ならまだしも。
            
.
樹木や羊齒のある庭は。
永久に未完成である。
            
.
木は育つ。
木は枯れもする。
苔も育つ。
天の具合で水も変る。
            
.
庭は瘠せる。
(天のドラマは。
庭にジカだ。)
ドラマは愛撫し。
また残虐に庭を崩す。
            
.
一応夢が造型されても。
植物は動物・眼には見えないが動いている。
造型された輸廓は崩れる。
これ庭の命運である。
            
.
だからこそ自分は。
庭甲斐に生きる。
生きたい。

Ik heb de orthografie van het Japans aangepast naar hedendaagse schrijfwijzen: ‘jika’ ジカ (‘direct’, 直) schrijft Kusano nog als ヂカ. Ook gebruikt hij oudere vormen van karakters. Ik ga ervan uit dat rinrō 輸廊 (een woord dat niet bestaat) hier gelezen moet worden als rinkaku 輪廓 (‘contouren’) en heb dat daarom aangepast. Een voorbeeld van die lezing (of beter: idiosyncratische schrijfwijze) komt ook voor in het essay Kazan no hanashi 火山の話 (‘Over vulkanen’) van Imamura Akitsune 今村明恒 (1870-1948).

Kusano Shinpei 草野心平 (1903-1988) schreef zijn gedicht ‘Een tuin blijft eeuwig onvoltooid’ (‘Niwa wa eikyū ni mikansei’ 庭は永久に未完成; ik boots met opzet de licht gedragen toon van het Japans na) in 1984 en nam het op in de bundel Fantasmatisch uitzicht (Genkei 幻景, 1985). Hij schreef het met de tuin in gedachten die hij begin jaren ’60 van de vorige eeuw was begonnen aan te leggen. 

De foto uit 1905 toont de ‘Farmhouse Walled Garden with Misses Williams and Colvin’ in de Glynde School for Lady Gardeners in Sussex, Engeland. Bron: Judith W. Page, ‘Gardening for Women: Frances Garnet Wolseley and the Rise of the Professional Woman Gardener’, in: Victoria Emma Pagán, Emma Page, en Brigitte Weltman-Aron, red., ‘Disciples of Flora’: Gardens in History and Culture (Newcastle upon Tyne: Cambridge Scholars Publishing, 2015), p. 63.

Categorieën
poëzie

onwetend van geluk

            bergen, bergen, bergen

            .

      ‘god schiep het platteland

       de mens maakte de stad’

            .

als de wind over de vlakte

zo spontaan ben ik gekomen, maar

            .

zie ik bij het oude dorp de lichtpaarse

bergen daar, dan kwam ik in tranen.

            .

 山・山・山
            
.
      ″神は田舎を造り
      人は都会を作る″
            
.
原つぱの風のやうに
身まゝ気まゝで来はきたが
            
.
うす紫のふるさとの
山を見たらば泣けて来た。
            
.
      ゆめ・たけひさ

Gepubliceerd in Fujin gurafu 婦人グラフ [Ladies Graphic] 4: 2 (februari 1927) . Takehisa Yumeji shigashū, p. 192-193.

            Fragmenten

            .

            4

een tweede keer

zullen we elkaar niet zien: zo

flirten we met elkaar

en terwijl we denken dat het een flirt is

is het droefenis.

            .

            6

een van de komst van geluk onwetende

idioot was ik

een van geluks

vertrek ook onwetende

idioot was ik

besefte ik op de avond van de breuk.

            .

 断章
      
.
  4
またふたゝび
みまじといへば
たはむれながら
たはむれとおもへど
かなしきものなり。
      
.
  6
しあはせがきたのをしらぬ
ばかでした
しあはせが
いつたもしらぬ
ばかでした
わかれたよひにしりました。

Uit Aoi shōkei 青い小経 [Het blauwe paadje] (1921). Takehisa Yumeji shigashū, p. 114-121. De volledige reeks ‘Fragmenten’ telt tien gedichten.

            ademen

            .

twee jonge mensen die

zonder iets te doen

zonder iets te zeggen 

alleen maar ademen.

            .

 ためいき
            
.
わかきふたりは
なにもせずに
なにもいはずに
ためいきばかり。

Uit Yoru no rodai 夜の露台 [Het nachtelijk terras] (1916). Takehisa Yumeji shigashū, p. 82.

Takehisa Yumiji’s illustratie bij zijn gedicht ‘ademen’(1916). Bron: Takehisa Yumeji shigashū, p. 82.

Moet ik hem een ‘guilty pleasure’ noemen? Tot het werk van Takehisa Yumeji 竹久夢二 (1884-1934) verhoud ik me zo’n beetje als tot dat van Alphonse Mucha (1860 -1939), ook een nadrukkelijk commercieel opererend kunstenaar die beroemd werd met in drukwerk vermenigvuldigde vrouwenfiguren. Ik was er in mijn jonge jaren helemaal weg van, maar gaandeweg kreeg de oude man in mij ergens het knagende gevoel dat dit soort in massale hoeveelheden mechanisch geproduceerde dromerige esthetiek en identiek ogende ideaalvrouwen over het randje van goede smaak is — dat gaat niet meer over echte mensen. Beide mannen dreigden zichzelf tegen het einde van hun carrière te overleven; de grafische stijl die hen eerst publiekssuccessen bezorgde werd later als ‘niet meer van deze tijd’ weggezet. Dat je beiden regelmatig in het aanbod van posters en boekenleggers tegenkomt maakt de snob in mij ook wat ongemakkelijk. Toch is het vaak sterk werk, in zijn vervlechting van grafische traditie en moderniteit, met regelmatig de suggestie van een binnenkant (en die ontbreekt nogal bij Mucha).

Takehisa werd geboren als Mojirō 茂次郎. Net iets anders geschreven betekent zijn kunstenaarsnaam Yumeji ‘dromenpad’ (夢路)  en die lading dekt veel van zijn thematiek. Hij is vooral bekend om afbeeldingen van ‘schoonheden in de Yumeji-stijl’ (yumejishiki bijin 夢二式美人): melancholische, languissante jonge vrouwen die met grote ogen in de verte staren en mij via kronkelassociaties wel eens aan Modigliani doen denken. Een autodidactisch kunstenaar met een expressie die perfect aansloot bij wat de ‘Taishō-Romantiek’ (taishō roman 大正ロマン) is gaan heten, de modernistisch-romantische stijl die het relatief liberale klimaat van de Taishō-periode (1912-1925) begeleidde.

Veel van Takehisa Yumeji’s werk was bedoeld voor meisjes- en vrouwentijdschriften. Dat geeft een interessante draai aan zijn vrouwenbeelden: het zijn niet alleen mannelijke objectificaties, maar ook een spiegel waarin lezers zich konden (of moesten) herkennen. Naast zijn prenten, tekeningen en schilderijen schreef Yumeji liedjes en gedichten, ook alweer vaak voor vrouwen- en meisjesbladen. Bij deze een flinter van zulke poëzie.

Ik gebruikte:

  • Ishikawa Keiko 石川圭子, red., Takehisa Yumeji shigashū 竹久夢二詩画集 [Verzamelde geïllustreerde gedichten van Takehisa Yumeji] (Tokyo: Iwanami Shoten, 2016, 20193).

Lees ook:

  • Nozomi Naoi, Sabine Schenk en Maureen de Vries, Takehisa Yumeji (Amsterdam: Hotei Publishing/Nihon no hanga, 2015).

De afbeelding toont het gedicht ‘bergen, bergen, bergen’ als onderdeel van de prent die Takehisa Yumeji ontwierp voor het tijdschrift Fujin gurafu 婦人グラフ, februari 1927. Bron: Takehisa Yumeji shigashū 竹久夢二詩画集 (Tokyo: Iwanami Shoten, 2016), p. 192. Zonder gedicht ging de prent na Yumeji’s dood een eigen leven leiden, vaak als onderdeel van een set van negen, de serie Legenden van een besneeuwde nacht (Yuki no yoru no densetsu 雪の夜の伝説). Het was de uitgever Katō Junji 加藤潤二 (1885-1961) die vanaf de late jaren ’30 van de vorige eeuw veel van Yumeji’s ontwerpen opnieuw uitgaf, vaak ook als prentbriefkaart. Zie ook Naoi, Schenk en De Vries, Takehisa Yumeji (2015), p. 132, 133.