Een gedicht van Tada Chimako 多田智満子 (1930-2003) in haar bundel Lotuseters (Hasukuibito 蓮喰いびと, 1980; de titel is verwijzing naar de lotophagos ΛΩΤΟΦΑΓΟΣ in de Odyssee) met poëzie uit de periode 1975-1980.
De afbeelding toont een verbeelding uit 1735 door Nishikawa Sukenobu 西川祐信 (1671-1750) van de vroeg elfde-eeuwse dichteres Izumi Shikibu 和泉式部 en haar bekende gedicht over vuurvliegjes (Goshūi wakashū 20-1162): mono omoeba / sawa no hotaru mo / waga mi yori / akugare-izuru / tama ka to zo miru 物おもへば沢の蛍も我が身よりあくがれいづる魂かとぞみる. Collectie Theatermuseum van de Waseda-universiteit (Enpaku) 早稲田大学演劇博物館. Vertalingen van teksten in de prent toegevoegd. Het is het gedicht uit de Japanse literatuurtraditie dat Tada koos voor haar optreden op Poetry International in oktober 2000.
vanuit de punten van hun strak rechtopstaande staarten,
raakt dun als een draad de jonge maan mistomfloerst.
‘hwaah, goeienavond’
‘hwaah, goeienavond’
‘ghhh, ghhh, ghhh
‘hwaah, het baasje van dit huis hier is ziek’
.
猫
.
まつくろけの猫が二疋、
なやましいよるの屋根にうへで、
ぴんとたてた尻尾のさきから、
糸のやうなみかづきがかすんでゐる。
『おわあ、こんばんは』
『おわあ、こんばんは』
『おぎゃあ、おぎゃあ、おぎゃあ』
『おわあ、ここの家の主人は病気です』
In Hagiwara’s debuutbundel Janken naar de maan (Tsuki ni hoeru 月に吠える, 1917). Hagiwara Sakutarō shishū 萩原朔太郎詩集, red. Nishiwaki Junzaburō 西脇順三郎 (Tokyo: Hakuōsha, 1965), p. 34.
Nu blijkt al tweeëntwintig jaar op 8 augustus de Internationale Kattendag gevierd te worden.
Een gedicht uit de bundel waarmee Hagiwara Sakutarō 萩原朔太郎 (1886-1942) in 1917 op zijn eenendertigste zijn naam vestigde als modernistisch dichter.
De afbeelding toont een selectie van Japanse luciferdoosjes uit de eerste helft van de twintigste eeuw.
Iwakitaira is de oude naam van de stad Iwaki, prefectuur Fukushima.
Uit de postume bundel Wolken (Kumo 雲, 1925) van Yamamura Bochō 山村暮鳥 (1884-1924).
De dichter Takada Toshiko 高田敏子 (1949-1989) merkte ooit op:
Dat ‘gaan jullie soms helemaal naar Iwakitaira?’ in de laatste regel verwijst niet alleen naar een geografische richting, maar roept ook nostalgische herinneringen op als aan een plek waar een geliefde woont, alsof hij zeggen wil ‘kon ik maar met de wolken mee’.
Het openingsgedicht van Tian’s Japanse debuutbundel Sōshite kishi ga tanjō-shita (‘Zo werd de kust geboren’; Tokyo: Shichōsha, 2004). Den Gen shishū (var. Ti’en Yu’en shishū) 田原詩集 (Tokyo: Shichōsha, 2014), p. 10.
geheugen
.
het geheugen van mensen
kabbelt als door een duikerbuis
onvermoeibaar
stroomt het tot het sterft
.
het geheugen van de geschiedenis
is onvergankelijk als de zee
zelfs als de aarde vergaat
stroomt het naar een andere ster
.
het geheugen van god
is als de sprakeloze hemel
zelfs als de waarheid geweld wordt aangedaan
zwijgt het eeuwig
.
het geheugen van de oorlog
is een door drijfzand opgeslokt kerkhof
zelfs als een granaatscherf zou roesten en verteren
blijft de droefenis
.
bomen kunnen zich hun groen niet herinneren
zelfs als ze alles in hun jaarringen proberen te verstoppen
Uit de bundel Ishi no kioku 石の記憶 (‘Het geheugen van stenen’; Tokyo: Shichōsha, 2009). Den Gen shishū (var. Ti’en Yu’en shishū) 田原詩集 (Tokyo: Shichōsha, 2014), p. 63-64.
De Chinese dichter Tian Yuan 田原 (Jp. Den Gen/Ti’en Yu’en, 1965) won in 2010 de zestigste Meneer H. Prijs (eichi-shi shō H氏賞) voor poëzie met zijn bundel Ishi no kioku 石の記憶 (‘Het geheugen van stenen’, 2009), waarin het trauma van de Sichuan-aardbeving van 2008 centraal staat.
Tian begon op zijn zesentwintigste Japans te leren, als uitwisselingsstudent. Hij woont en werkt in Japan.
Tian dicht ook in het Chinees en vertaalde de Japanse meesterdichter Tanikawa Shuntarō 谷川俊太郎 (1931) naar zijn moedertaal. In een essay dat hij een jaar na zijn prijs in het Japans schreef stelt hij dat ‘wanneer ik iets in het Japans creëer, dan probeer ik mezelf opnieuw uit te vinden en te herscheppen door in een andere taal dan mijn moedertaal te creëren’. Makkelijk is dat niet:
Ik heb nog steeds het gevoel dat ik een ‘gast’ ben in het Japans en geen ‘meester’. Deze lastig te plaatsen psychologische discrepantie komt in de buurt van wat de meertalige dichter Paul Celan ooit opmerkte: ‘Alleen in de moedertaal kun je de waarheid uitspreken, in een vreemde taal liegt de dichter’. Het Japans, dat ik inmiddels onder de knie heb, geeft me nog steeds het gevoel dat ik als een kind ben dat nog maar net begonnen is de taal te leren. […]
Wanneer ik in het Japans iets creëer, dan probeer ik mezelf opnieuw uit te vinden en te herscheppen door in een andere taal dan mij moedertaal te creëren. Chinese lyriek ban ik bewust uit en ik vermijd inhoudsloze abstractie of het blijven hangen in beschrijvingen van het alledaags bestaan. Het is alleen helemaal niet makkelijk om los te komen van de denktrant van mijn moedertaal en van mijn Chinese emoties of om eigen ervaringen en herinneringen te negeren.
Tian’s Japanse poëzie las ik ook ter voorbereiding van een stuk over tweetalige dichters (telkens Japans en een andere taal) dat binnenkort zal verschijnen in Filter: tijdschrift voor vertalen.
Meer Japanstalige poëzie van Tian Yuan in Engelse vertaling van William I. Elliott en Kazuo Kawamura is te lezen op de website van Poetry International.
De afbeelding toont een detail van Bamboebos en geïrrigeerde velden (Forêt de bambous et champs irrigués, 1992) van Wu Guangzhong (1919-2010). Collectie musée Cernuschi, Parijs.
Portretfoto van de jonge Maruyama Kaoru in zijn debuutbundel Zeil, lamp, meeuw (Ho, ranpu, kamome 帆・ランプ・鴎, 1932).
Maruyama Kaoru 丸山薫 (1899-1974) debuteerde in 1932 met de bundel Zeil, lamp, meeuw (Ho, ranpu, kamome 帆・ランプ・鴎), waaruit deze reeks van drie gedchten komt. Hij is wel ‘een dichter van de zee’ (umi no shijin 海の詩人) genoemd: in zijn jeugd wilde hij zeeman worden en veel van zijn poëzie raakt op de een of andere manier aan de zee.
Deze lichtjes aangepaste vertaling verscheen eerder in: De zee, de zee. Gedichten uit de hele wereld, verzameld door Katinka van Dorp (Van Gennep-Novib-Ncos, 1998), p. 46-47.
De afbeelding beslaat twee panels uit: Prado, Krijtlijn (Casterman, 1993), p. 84.
Misschien dat we al op het punt beland zijn dat obi 帯 niet meer vertaald hoeft te worden. Hoe dan ook: het is een lange, brede band stof die om het middel over een kimono gewikkeld wordt om de boel op zijn plaats te houden én uiteraard als modeaccessoire te fungeren.
Yosano Akiko 与謝野晶子 (1878-1942) schreef behalve duizenden tanka ook gedichten in vrij vers. Op 11 februari 1912 verschenen van haar in het dagblad Yomiuri shinbun 読売新聞 twee gedichten over een zwarte kat. De ander is zelfs voor een kattenliefhebber als ik te zoet, maar deze mag vanwege Japans jaarlijkse Kattendag 22 februari.
Bron: Wada Hirofumi 和田博文, red., Neko no bungakukan I: Sekai wa ima, neko no mono ni naru 猫の文学館I:世界は今、猫のものになる [‘Kattenliteratuurmuseum 1: Nu wordt de wereld bezit van katten’] (Tokyo: Chikuma Shobō, 2017), p. 56.
De tekening is van Yamada Murasaki やまだ紫 (1948-2009) in haar Shōwaruneko 性悪猫 (‘Sarcastische katten’, 1979-1980) (Tokyo: Shōgakkan, 2009), p. 27. De tekst (monoloog kat): ‘Je bent een sukkel’ おまいはあほさ.
Yamanokuchi Baku shishū 山之口獏詩集 (red. Takara Ben 高良勉, Iwanami Shoten, 2016), p. 87-89.
Dit is een van de iets bekendere gedichten van Yamanokuchi Baku 山之口獏 (1903-1963). De folk-zanger Takada Wataru 高田渡 (1949-2005) heeft Yamanokuchi’s gedicht ‘trouwen’ in 1973 op muziek gezet, waarbij hij Yamanokuchi’s ‘poëzie’ (shi 詩) consequent zingt als ‘lied’ (uta 歌).
Ik kwam een goede 45 jaar oude Nederlandse vertaling van dit gedicht tegen, door Wouter Noordewier (1935-2016). Ik ken deze vertaler niet, al doen er enkele merkwaardige verhalen over hem de ronde. Spaans leek hij wel te kennen, maar Japans zeker niet. In 1978 kwam van zijn hand een bundel vertalingen van klassieke Japanse poëzie uit, Loop niet over deze sneeuw!. Deze gedichten vertaalde Noordewier vanuit bestaande vertalingen in (naar ik aanneem) Europese talen. Curieus genoeg sluit de bundel af met drie gedichten die je met de beste wil van de wereld geen klassieke Japanse poëzie kan noemen, omdat ze voorbeelden zijn van vrij vers (een aan het einde van de negentiende eeuw geïmporteerde dichtvorm in Japan) uit de twintigste eeuw. Het allerlaatste gedicht in Loop niet over deze sneeuw! is dit gedicht van Yamanokuchi:
YAMANOKUCHI BAKU 1903
.
Wordt als anarchist beschouwd.
.
Toen de poëzie me zag
Riep ze uit: ‘Laten we trouwen!’
Erover nadenkend erkende ik
mijn ongeduld te trouwen.
Kijk
.
Er bestaan verschillende graden van zijn:
Nàt zijn van de regen,
Omgegooid worden door de wind,
Dood willen gaan.
In ieder geval, in mijn toestand
Liet het idee van het huwelijk me niet los.
.
De poëzie, vol energie,
Volgde me overal waar ik ging;
Al schreeuwend: ‘Laten we trouwen, laten we trouwen’.
Eindelijk trouwde ik, maar de poëzie
Krabt af en toe aan mijn hart
Of verschuilt zich achter mijn bureau
En begint te schreeuwen: ‘Geld! Geld!’
Wouter Noordewier, Loop niet over deze sneeuw! Keur van Japanse klassieke poëzie (Amsterdam: Bert Bakker, 1978), p. 86.
Ik gok erop dat Noordewier zijn versie baseerde op een Engelse vertaling van Yamanokuchi’s gedicht dat in mei 1956 verscheen in een Japans themanummer van het tijdschrift Poetry: A Magazine of Verse, een uitgave van The Modern Poetry Association die al sinds 1912 bestaat. Die Engelse vertaling was er vroeg bij, want Yamanokuchi nam dit gedicht pas twee jaar later op in een bundel van hem. De Japanse dichter en vertaler Satō Satoru 佐藤覚 (1923-?) moet het origineel tegen zijn gekomen in een tijdschrift. Diens vertaling in Poetry luidt:
MARRIAGE
.
Whenever poetry saw me
It cried out, “Marriage, marriage.”
Thinking back, I see that I was
Most eager to marry.
In other words,
There are various states in this world:
The state of getting soaked in the rain,
The state of being blown by the wind,
Or the state of wishing to die; however,
In my state
I could not put marriage out of my mind.
Poetry, full of vigor,
Stuck to me wherever I went,
Crying, “Marriage, marriage.”
Finally I married. Poetry
Stopped crying words altogether.
Now something other than poetry
Scratches at my heart from time to time
Or crouches behind the bureau,
Starting to cry, “Money, money.”
Vertaling Satoru Sato, in: Poetry: A Magazine of Verse88: 2 (mei 1956), p. 67.
Niet alleen laat Noordewier de titel van het gedicht en twee hele regels weg en suggereert hij coupletten die zijn bron niet heeft, maar hij vertaalt een cruciale ontkenning niet. ‘Eindelijk trouwde ik, maar de poëzie / Krabt af en toe aan mijn hart / Of verschuilt zich achter mijnbureau’ schrijft Noordewier, waar het Engels heeft: ‘Now something other than poetry / Scratches at my heart from time to time / Or crouches behind the bureau.’ Dat laatste spoort met het origineel van Yamanokuchi. Dus niet ‘de poëzie’, maar ‘iets anders dan de poëzie’.
Twee keer het gedicht ‘trouwen’ van Yamanokuchi Baku. Links: vertaald door Satoru Sato (1956). Rechts: vertaald door Wouter Noordewier (1978).
Je kunt natuurlijk volstaan met de vaststelling dag Noordewier slordig vertaalde. Niettemin viel ik in eerste instantie juist voor iets dat je achteraf misschien een creatieve vergissing mag noemen. Noordewiers versie roept bij mij het beeld op van een verzuurd huwelijk tussen de dichter en de poëzie, van een relatie tussen kunst en kunstenaar die geplaagd wordt doordat zijn kunst de commerciële kant op wil. De poëzie verwerd tot een partner die wil dat er centjes verdiend worden en geen romantische gevoelens meer oproept.
Dat is niet, of niet helemaal, wat Yamanokuchi schrijft. In de relatie van de dichter wordt de plaats van de poëzie ingenomen door iets anders. Een vraag is wie de dichter hier nu trouwt.
Eind 1937 trouwde Yamanokuchi met Yasuda Shizue 安田静江 (1905-1995), die hij pas twee maanden eerder had leren kennen via de dichter Kaneko Mitsuharu 金子光晴 (1895-1975) en diens vrouw, de schrijfster Mori Michiyo 森三千代 (1901-1977). Dat wijst er inderdaad wel op dat hij ‘destijds / zo ontzettend graag trouwen’ wilde. Biografische schetsen van Yamanokuchi koppelen dat gearrangeerde huwelijk aan een gedicht dat Yamanokuchi in 1936 publiceerde:
huwelijksadvertentie
.
ik wil zo snel mogelijk trouwen
als ik nou maar trouw
dan zal ik dubbel-intensief willen leven
zo zal ik een boeiende man zijn, dat geloof ik
een boeiende man met een boeiend leven
iemand die mij als echtgenoot zou willen hebben
is er ergens zo’n vrouw die met mij romantisch wil wezen?
Yamanokuchi Baku shishū 山之口獏詩集 (ed. Takara Ben 高良勉, Iwanami Shoten, 2016), p. 72-73.
Yamanokuchi is vaak ‘een dichter van het lompenproletariaat’ (runpen no shijin ルンペン詩人) genoemd, vanwege zijn gebalanceer op de rand van de bestaanszekerheid. Kort na zijn huwelijk verloor Yamanokuchi zijn toch al slecht betaalde baan als colporteur van medicijnen. Shizue, dochter van een schoolhoofd, ging een leven van bittere armoe tegemoet. Dat lezers de ‘poëzie’ in Yamanokuchi’s gedicht interpreteerden als Shizue die haar partner aan het hoofd zeurt en hem daarmee van zijn roeping afhoudt is dan misschien niet zo verwonderlijk, maar het is maar de vraag of dat terecht is.
Waarom wilde de dichter zo graag trouwen? Hij trouwde een idee, zo lijkt het, niet een individu. Moest zijn vrouw een muze worden? Dan nog was het niet de muze maar de poëzie zelf die veranderde. Of is het toch: de poëzie kreeg gestalte in de muze die op haar beurt weer veranderde in een echt mens van vlees en bloed dat zich afvroeg hoe ze het gezin (er was in 1944 een dochter geboren) in leven gingen houden?
[Een voetnoot] Ik heb even zitten vlassen op wie nu het onderwerp is van dat ‘roepen’ (Jp. naku 鳴く) in de tweede regel. Het Japans doet vrij weinig aan het expliciteren van grammaticale onderwerpen. Je zou de regel op zich dus ook kunnen vertalen als: ‘bleef ik maar roepen “trouw me trouw me”’. Daarmee verandert de dynamiek van het gedicht nogal, maar in het licht van de twee daaropvolgende regels is het niet onmogelijk. Toch kies ook ik ervoor ‘de poëzie’ als het niet genoemde grammaticale onderwerp te zien. Dat is dan vanwege de dertiende en de vijftiende regel: het ligt heel erg voor de hand dat het elke keer de poëzie is die roept. ‘Jammeren’ in de laatste regel is mijn vertaling voor het homofone nakidasu 泣き出す (let. ‘in huilen uitbarsten).
De foto toont Yamanokuchi Baku en zijn vrouw Shizue, ergens in de periode maart-juli 1963, toen Yamanokuchi met maagkanker in het ziekenhuis lag waar hij op 16 juli zou sterven. Collectie Naha City Museum of History 那覇市歴史博物館 (waar Shizue abusievelijk als ‘Shizuko’ 静子 wordt geïdentificeerd).
Ik vermoed dat we ‘romance’ (Jp. romansu) hier moeten opvatten als ‘een aandoenlijk lied’. Een beetje zoals bij Paul Verlaine (1844–1896) en diens Romances sans paroles (‘Liederen zonder woorden’, 1874), die Nomura kent (hij vertaalde Verlaines poëzie).
De foto toont het strand bij Wassenaarseslag, mei 2023. Foto Nicole Roepers.
Ik heb de orthografie van het Japans aangepast naar hedendaagse schrijfwijzen: ‘jika’ ジカ (‘direct’, 直) schrijft Kusano nog als ヂカ. Ook gebruikt hij oudere vormen van karakters. Ik ga ervan uit dat rinrō 輸廊 (een woord dat niet bestaat) hier gelezen moet worden als rinkaku 輪廓 (‘contouren’) en heb dat daarom aangepast. Een voorbeeld van die lezing (of beter: idiosyncratische schrijfwijze) komt ook voor in het essay Kazan no hanashi火山の話 (‘Over vulkanen’) van Imamura Akitsune 今村明恒 (1870-1948).
Kusano Shinpei 草野心平 (1903-1988) schreef zijn gedicht ‘Een tuin blijft eeuwig onvoltooid’ (‘Niwa wa eikyū ni mikansei’ 庭は永久に未完成; ik boots met opzet de licht gedragen toon van het Japans na) in 1984 en nam het op in de bundel Fantasmatisch uitzicht (Genkei 幻景, 1985). Hij schreef het met de tuin in gedachten die hij begin jaren ’60 van de vorige eeuw was begonnen aan te leggen.
De foto uit 1905 toont de ‘Farmhouse Walled Garden with Misses Williams and Colvin’ in de Glynde School for Lady Gardeners in Sussex, Engeland. Bron: Judith W. Page, ‘Gardening for Women: Frances Garnet Wolseley and the Rise of the Professional Woman Gardener’, in: Victoria Emma Pagán, Emma Page, en Brigitte Weltman-Aron, red., ‘Disciples of Flora’: Gardens in History and Culture (Newcastle upon Tyne: Cambridge Scholars Publishing, 2015), p. 63.
Uit Aoi shōkei 青い小経 [Het blauwe paadje] (1921). Takehisa Yumeji shigashū, p. 114-121. De volledige reeks ‘Fragmenten’ telt tien gedichten.
ademen
.
twee jonge mensen die
zonder iets te doen
zonder iets te zeggen
alleen maar ademen.
.
ためいき . わかきふたりは なにもせずに なにもいはずに ためいきばかり。
Uit Yoru no rodai 夜の露台 [Het nachtelijk terras] (1916). Takehisa Yumeji shigashū, p. 82.
Takehisa Yumiji’s illustratie bij zijn gedicht ‘ademen’(1916). Bron: Takehisa Yumeji shigashū, p. 82.
Moet ik hem een ‘guilty pleasure’ noemen? Tot het werk van Takehisa Yumeji 竹久夢二 (1884-1934) verhoud ik me zo’n beetje als tot dat van Alphonse Mucha (1860 -1939), ook een nadrukkelijk commercieel opererend kunstenaar die beroemd werd met in drukwerk vermenigvuldigde vrouwenfiguren. Ik was er in mijn jonge jaren helemaal weg van, maar gaandeweg kreeg de oude man in mij ergens het knagende gevoel dat dit soort in massale hoeveelheden mechanisch geproduceerde dromerige esthetiek en identiek ogende ideaalvrouwen over het randje van goede smaak is — dat gaat niet meer over echte mensen. Beide mannen dreigden zichzelf tegen het einde van hun carrière te overleven; de grafische stijl die hen eerst publiekssuccessen bezorgde werd later als ‘niet meer van deze tijd’ weggezet. Dat je beiden regelmatig in het aanbod van posters en boekenleggers tegenkomt maakt de snob in mij ook wat ongemakkelijk. Toch is het vaak sterk werk, in zijn vervlechting van grafische traditie en moderniteit, met regelmatig de suggestie van een binnenkant (en die ontbreekt nogal bij Mucha).
Takehisa werd geboren als Mojirō 茂次郎. Net iets anders geschreven betekent zijn kunstenaarsnaam Yumeji ‘dromenpad’ (夢路) en die lading dekt veel van zijn thematiek. Hij is vooral bekend om afbeeldingen van ‘schoonheden in de Yumeji-stijl’ (yumejishiki bijin 夢二式美人): melancholische, languissante jonge vrouwen die met grote ogen in de verte staren en mij via kronkelassociaties wel eens aan Modigliani doen denken. Een autodidactisch kunstenaar met een expressie die perfect aansloot bij wat de ‘Taishō-Romantiek’ (taishō roman 大正ロマン) is gaan heten, de modernistisch-romantische stijl die het relatief liberale klimaat van de Taishō-periode (1912-1925) begeleidde.
Veel van Takehisa Yumeji’s werk was bedoeld voor meisjes- en vrouwentijdschriften. Dat geeft een interessante draai aan zijn vrouwenbeelden: het zijn niet alleen mannelijke objectificaties, maar ook een spiegel waarin lezers zich konden (of moesten) herkennen. Naast zijn prenten, tekeningen en schilderijen schreef Yumeji liedjes en gedichten, ook alweer vaak voor vrouwen- en meisjesbladen. Bij deze een flinter van zulke poëzie.
Nozomi Naoi, Sabine Schenk en Maureen de Vries, Takehisa Yumeji (Amsterdam: Hotei Publishing/Nihon no hanga, 2015).
De afbeelding toont het gedicht ‘bergen, bergen, bergen’ als onderdeel van de prent die Takehisa Yumeji ontwierp voor het tijdschrift Fujin gurafu 婦人グラフ, februari 1927. Bron: Takehisa Yumeji shigashū 竹久夢二詩画集 (Tokyo: Iwanami Shoten, 2016), p. 192. Zonder gedicht ging de prent na Yumeji’s dood een eigen leven leiden, vaak als onderdeel van een set van negen, de serie Legenden van een besneeuwde nacht (Yuki no yoru no densetsu 雪の夜の伝説). Het was de uitgever Katō Junji 加藤潤二 (1885-1961) die vanaf de late jaren ’30 van de vorige eeuw veel van Yumeji’s ontwerpen opnieuw uitgaf, vaak ook als prentbriefkaart. Zie ook Naoi, Schenk en De Vries, Takehisa Yumeji (2015), p. 132, 133.
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.