Categorieën
poëzie

albasteren nacht

            windbevruchting

            .

wind met een fraaie lamp

verzengt de boombladeren

de reusachtige scharnier van nacht

schudt jouw jeugd op

            .

een albasteren nacht

eeuwige jeugd die zich als vleugels

sluit en weer opent

            .

de droom dondert

het evenwicht der sterren verloor zich vanaf een twijg

            .

  風の受胎
            
.
うつくしい燈のある風が
樹の葉を灼きつくす
夜の巨大な蝶番いが
お前の若さを揺るがす
            
.
雪花石膏の夜
不滅の若さが翅のように
閉じそして開く
            
.
夢がとどろき
星の均衡が小枝から失われた

In Yōsei no kyori 妖精の距離 (De afstand van feeën, 1937).

Dichter en kunstcriticus Takiguchi Shūzō 瀧口修造 (1903-1979) omarmde al vroeg het surrealisme. In 1927 leerde hij op de Keio-universiteit Franse surrealistische teksten kennen die op dat moment in Japanse avant-garde kunstkringen gretig gelezen werden. In 1930 vertaalde hij André Bretons Le surréalisme et la peinture (1928) en Takiguchi ontpopte zich als de voorman van het Japanse surrealisme. Dit gedicht komt uit zijn debuutbundel, een goede illustratie van de gedachte dat het onderbewuste de kans moet krijgen zich te uiten in onlogische, droomachtige beelden.

Vier jaar later werd Takiguchi gearresteerd door de ‘gedachtenpolitie’ (let. ‘Speciale Politie’, tokubetsu kōtō keisatsu 特別高等警察, of Tokkō), die niet af te brengen was van het idee dat surrealisme gelijk stond aan communisme.

Meer lezen? Zie dan:

  • Shuzo Takiguchi, A Kiss for the Absolute, vert. Mary Jo Bang en Yuki Tanaka (Princeton: Princeton University Press, 2024), p. 150.

De afbeelding toont het gedicht van Takiguchi Shūzō 瀧口修造 (1903-1979) met illustratie door Abe Yoshibumi 阿部芳文 (aka Nobuya 展也, 1913-1971) in Yōsei no kyori 妖精の距離 (De afstand van feeën, 1937).

Categorieën
poëzie

moderniteit van de klassieken

Saigyō

            .

ondersteund door een sparrenhouten staf 

zwerft één enkele ongebiografeerde ziel

licht valt op rotsen en bovenop water

naar een platteland van almaar stromende regen gekomen

spreidt de snip van die ziel onverwacht zijn vleugels

            .

  西行
            
.
栂の杖にささへられ
ひとつの伝不詳の魂がさすらっていく
影は巌にも水のうへにも落ち
硬い時雨のそそぐ田舎プロヴァンスにきて
その魂のシギのにはかに羽ばたく。

Anzai Hitoshi shishū 安西均詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1969, 19909), p. 11. De tsuga 栂 (Tsuga sieboldii) is de Zuid-Japanse hemlockspar. ‘Ongebiografeerd’ (den fushō 伝不詳) is meer letterlijk ‘waarvan het levensverhaal nog onduidelijk is’.

losse gedachten over ‘Nieuwe verzameling van oude en nieuwe gedichten’

Fujiwara no Teika

            .

‘gaat mij dat aan dan? die rooie oorlogsvlaggen’

de adellijke jongeling hapte in een mandarijn en opende een bleek poëzieschrift

een opgezette ziel in de vorm van een hofkap fluisterde bij zijn oor

de lampolie was tot de laatste drop opgebrand

de schouder van zijn hofkleed glibberde over rijp als over een kleine klif

in een hoek van de nachtelijke hemel van het hof sloeg langzaam de weegschaal door

            .

non!     zie geen bloem geen rood herfstblad’

de esthetica van grijstonen die de nachtwind dreigde weg te pakken pinde hij met zijn handpalm vast

het duister van een verkalkte baarmoeder bevroor op de schrijftafel

bij een kil ochtendgloren stroomde de geur van hete as

de revolutie probeerde plaats te vinden in de tweede en in de zesde maand

            .

  新古今集断想
  ――藤原定家
            
.
「それが俺の関りがあらう? クレナヰの戦旗」
貴族の青年は橘を嚙み蒼白たる歌帖カイエを展げた
烏帽子の形をした剥製の魂が耳もとで囁いた
灯油は最後の滴りまで煮えてゐた
直衣の肩は小さなの崖ごとく霜を滑らせた
王朝の夜天の隅で秤は徐にかしいでゐた
   
.
ノン! 俺の目に花も紅葉も見えぬ」
彼は夜風がめくり去らうとする灰色の美学を掌でおさへてゐた
流水行雲花鳥風月がネガチテフィヴな軋みをたてた
石胎の闇が机のうへで凍りついた
寒暁は熱い灰のにほひが流てゐた
革命はきさらぎにも水無月にも起こらうとしてゐた。

Anzai Hitoshi shishū, p. 12.

Beide gedichten komen uit Anzai Hitoshi’s 安西均 (1919-1994) debuutbundel Bloemenwinkel (Hana no mise 花の店, 1955). Het is natuurlijk intrigerend vast te stellen dat een dichter van moderne poëzievormen zich zo nadrukkelijk engageert met een zeer cultuureigen dichttraditie. Het zijn gedichten die zich zonder iets van annotatie niet goed laten lezen.

Saigyō 西行 (1118-1190) is een laat-klassieke waka-dichter, die als zwervende monnik een nieuw ideaal van de combinatie van onthechting en esthetische ontroering in de hofpoëzie introduceerde. De veel jongere Fujiwara no Teika 藤原定家 (1162-1241) groeide uit tot een van de belangrijkste smaakmakers van de hoofse literatuurtraditie, inclusief prozateksten. Allebei Anzai’s gedichten verwijzen —toeval of niet— naar een cluster van drie waka in Nieuwe verzameling van oude en nieuwe gedichten (Shinkokin wakashū 新古今和歌集, begin dertiende eeuw), die samen bekend staan als ‘de drie avonden’ (sanseki 三夕).

Saigyō’s gedicht:

ook vrij van verlangen

            kan iemand die ontroering

                        toch weer kennen

snippen vliegen op uit een moeras

            bij avondschemer in de herfst

kokoro naki / mi ni mo aware wa / shirarekeri / shigi tatsu sawa no / aki no yūgure

心なき身にもあはれはしられけりしぎ立つ沢の秋の夕暮

Teika’s gedicht:

rondom kijkend

            zijn bloesem of rood herfstblad

                        niet te ontwaren

aan de baai een rieten hut

            bij avondschemer in de herfst

miwataseba / hana mo momiji mo / nakarikeri / ura no tomoya no / aki no yūgure

見わたせば花ももみぢもなかりけり浦のとも屋の秋の夕暮

De openingsregel van Anzai’s tweede gedicht is een citaat uit Teika’s dagboek, Aantekeningen bij een heldere maan (Meigetsuki 明月記). In een passage die Teika dateerde op 1180 schreef hij: ‘Met de scharlaken banieren geheven om de opstandelingen te verslaan heb ik niets van doen’ (kōki seijū wagakoto ni arazu 紅旗征戎非吾事). De rode banieren zijn die van de Taira-clan die in de jaren 1180-1185 ten onder gingen tegen hun vijanden van de Minamoto-clan in een verwoestende burgeroorlog die een einde maakte aan de relatieve rust van de klassieke Heian-periode. 

Saillant is niet alleen dat Teika’s woorden niet van hemzelf zijn maar een citaat van de Chinese dichter Bai Juyi 白居易 (772-846), maar ook dat hij deze woorden waarschijnlijk pas aan zijn dagboek toevoegde in 1230 als een echo van een notitie uit 1221. De aanleiding toen was een andere burgeroorlog.

Die woorden zijn symbool gaan staan voor een programmatische l’art pour l’art-houding die aan Teika werd toegeschreven. Dat is dan ook het beeld waarmee Anzai aan de haal gaat. Tegelijkertijd vertaalt Anzai Teika’s en Saigyō’s voor hun tijd ontegenzeggelijk revolutionaire poëzie naar een twintigste-eeuwse situatie. Hij zet het Frans in als taal van de moderniteit: ‘platteland’ (inaka 田舎) wil hij gelezen zien als ‘Provence’ (purovansu 田舎プロヴァンス); van ‘poëzieschrift’ (kachō 歌帖) wil hij dat we het woord lezen als ‘cahier’ (ka-i-e 歌帖カイエ); ‘nee!’ (ina! 否!) moet gelezen als ‘non!’ (non! ノン). De tweede en in de zesde maand van de traditionele maankalender (respectievelijk kisaragi きさらぎ en minazuki 水無月) zijn niet zomaar gebaren naar een ver verleden maar lenen zich nog steeds prima voor een revolutie (Jp. kakumei 革命) in de poëzie.

Zie over die laatste regel ook de opmerking in:

  • Donald Keene, Dawn to the West: Japanese Literature in the Modern Era, deel 2: Poetry, Drama, Criticism (New York: Henry Holt & Co., 1984), p. 372.

De foto toont een modern standbeeld van de monnik-dichter Saigyō, de ‘dichter-heilige’ 歌聖 西行法師像, in Kinokawa, Prefectuur Wakayama. Foto: Tabi-neko たびネコ, Tripadvisor, September 2020.

Categorieën
poëzie

dat telefoontje

            ’s ochtends, de telefoon gaat

            .

wanneer ik de wasmachine aanzet gaat de telefoon

hij is het — alleen zijn bovenste helft heeft zich aan de nacht onttrokken

met een geluid als uit een zagerij ergens in de verte

streelt hij zijn gezicht met zijn scheerapparaat en zegt dezelfde dingen

‘in mijn eentje hier heb ik als een blok geslapen’

‘ik heb trek in jouw eieren met spek’

en wie mag dat dan wel zijn

met haar rug naar je toe en haar gezicht naar de muur

die nu haar bh aandoet…

had je niet gebeld dan was je leugen niet uitgekomen

maar op ochtenden dat de telefoon niet gaat ben ik een kapotte wasmachine

ik mag over mezelf tevreden zijn     een harde werker ben ik

ijverig maak ik dagelijks     gisteren weer nieuw

ik hou ervan mooi weer uit te spreiden in de tuin

de kinderen zijn allang naar school uiteen gewaaid in de wind

mijn man zit nu in de bus met een grimas boven zijn gesteven kraag

elke tien dagen of twee weken neemt hij me mee naar een verlaten stad

en steekt zijn vinger in mijn oor mijn oog of welk gat dan ook

en weet me binnenste buiten te keren.

            .

  朝、電話が鳴る
            
.
洗濯機にスイッチを入れるころ電話が鳴る
あのひとはまだ上は上半身しか夜を抜き出ていない
遠くでうなる材所みたいな音をたて
電機剃刀で顔を撫でながら同じことをいう
「アパートでひとりぐっすり寝たさ」
「きみのこさえたハム・エグスが食べたい」
それならあれを誰だというつもりだろう
背中あわせに壁のほうを向いて
いまブラジャーを着けているのは……
電話さえしなければ嘘はばれないのに
だけど電話の鳴らない朝は私は毀れた洗濯機だ
自慢していい 私は働き者だから
せっせと毎日 きのうを新しくする
庭いっぱいお天気をひろげるのが好きだ
とっくに子供は風に吹きちぎられそうにして学校へ行った
夫は固いカラーに顔をしかめてバスの乗っている時刻だ
あのひとは十日か二週間目に寂しい街へつれ出し
耳とか口とかところかまわず指を突っこんで
私を裏返しにしてくれる。

Anzai Hitoshi shishū 安西均詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1969, 19909), p. 71-72.

‘’s Ochtends, de telefoon gaat’ (‘Asa, denwa ga naru’ 朝、電話が鳴る) nam Anzai Hitoshi 安西均 (1919-1994) op in zijn tweede bundel, Een knappe man (Binan 美男, 1958). Een oefening in geheim te houden gevoelens. Een spreekster (nemen we dan maar aan) zit gevangen in een relatie met een minnaar die haar leven overhoophaalt en zo leven schenkt en zij geen kapotte huishoudmachine blijft, ook al weet zij dat er met haar gespeeld wordt. (‘Hij’ —let. ‘die man’ [ano hito あのひと]— bewijst haar een gunst door haar binnenste buiten te keren; dat –te kureru ~てくれる in de laatste regel maakt het een positief ervaren daad). Duidt het vertrokken gezicht van haar echtgenoot op weg naar zijn werk erop dat hij er weet van heeft — of heeft hij andere sores?

Dit is een van Anzai’s bekendere gedichten. Een jaar na publicatie van zijn bundel werd het al opgenomen in de bloemlezing Japanse poëzie 4 (Nihon shishū dai-yon shū 日本詩集第四集) van de Japanse Schrijversbond (Eng. Japan Writers’ Association, Nihon Bungeika Kyōkai 日本文芸家協会).

De afbeelding toont Maggie Cheung en Tony Leung in In the Mood for Love (2000) van Wong Kar-wai.

Categorieën
poëzie

weg van je plek

            ik verlaat deze kamer

            .

ik verlaat deze kamer

deze kamer die het meetinstrument voor mijn tijd was

            .

mijn boeken droeg ik naar buiten

mijn bureau droeg ik naar buiten

mijn kleren droeg ik naar buiten

allerhande rotzooi droeg ik naar buiten

ook de liefde droeg ik toen naar buiten

            .

de nu ouderwetse

kotatsu

en kachelpot

liet ik achter

            .

maar wat me pijn doet is natuurlijk

dat ik niet dáárvoor een verhuiswagen komen laat

maar dat ik die niet te verhuizen herinneringen

allemaal moet achterlaten

            .

in de holle, verlaten kamer

laat ik al mijn herinneringen achter

maar ik op een dag kom ik

ze zeker weten

weer ophalen, ja!

hé, huisbaas!

            .

  この部屋を出てゆく
            
.
この部屋を出てゆく
ぼくの時間の物差しのある部屋を
             .
書物を運びだした
机を運びだした
衣物を運びだした
その他ガラクタもろもろを運びだした
ついでに恋も運びだした
            
.
時代おくれになった
炬燵こたつ
瀬戸火鉢
を残してゆく
            
.
だがぼくがかなしいのはむろん
そのためじゃない
大型トラックを頼んでも
運べない思い出を
いっぱい残してゆくからだ
            
.
がらん洞になった部屋に
思い出をぜんぶ置いてゆく
けれどもぼくはそれをまた
かならず
とりにくるよ
大家さん!

In de bundel De belover (Yakusoku-shita hito 約束したひと, 1963). ‘Meetinstrument’ is een oplossing voor monosashi 物差し (let. liniaal). Een kotatsu is een laag tafeltje met daaronder een verwarmingselement; het tafelblad ligt op een deken waaronder je je benen hebt zitten. Het is een doeltreffende en heel behaaglijke vorm van verwarming in koude tijden. ‘Kachelpot’ is mijn vertaling voor hibachi 火鉢, een cilindrische, doorgaans aardewerken grote pot waarin smeulende houtskool (vaak in zand) zit en die als verwarmingselement fungeert: de traditionele Japanse ‘kachel’ (Eng. brazier). Een seto hibachi 瀬戸火鉢 is een meestal blauwwit versierd subtype ervan. 

Een gedwongen verhuizing?

Een gedicht van Sekine Hiroshi 関根弘 (1920-1994).

De foto, genomen op 27 mei 1993, is van Kuwabara Kineo 桑原甲子雄 (1913-2007), in zijn reeks Tōkyō nikki 東京日記 (‘Tokyo-dagboek’). Bron: déja-vu 15 (10 januari 1994).

Categorieën
poëzie

een zaadje

            dat naar de aarde     een zaadje valt
            .
dat naar de aarde     een zaadje valt
dat vruchten aan een boom rijpen
dat gevallen bladeren zich opstapelen
ook dat     is een gebeurtenis in de hemel
            .

  地球に が落ちること
            
.
地球に が落ちること
木の実がうれること
おちばがつもること
これも 空のできごとです

Bron: Kishida Eriko 岸田衿子, Isoganakute mo ii n da yo いそがなくてもいいんだよ [‘Doe maar rustig aan’] (Dōwaya, 1995).

Een fotoportret van Kishida Eriko. Bron Wikipedia.

Een gedicht van Kishida Eriko 岸田衿子 (1929-2011), vooral bekend als schrijfster en vertaalster van kinderboeken. Ze is korstondig getrouwd geweest met dichters die bekender zijn, wellicht: Tanikawa Shuntarō (1954-1956) en Tamura Ryūichi (1963-1969). Misschien had ze die huwelijken helemaal niet nodig.

De foto toont een walnoot, Normandië, 19 juni 2025.

Categorieën
poëzie

met een plof

            camelia

de achthonderd meter estafette voor vrouwen. bij de derde bocht valt ze neer met een plof.

            .

            .

vallende bloem.

  椿
女子八百米リレー。彼女は第三コーナーでぼとりと倒れた。
            .
            
.
落花。

In Kitagawa’s Ken’onki to hana 検温器と花 (‘De thermometer en de bloem’, 1926).

Een ‘kortgedicht’ (tanshi 短詩) van een nog jonge Kitagawa Fuyuhiko 北川冬彦 (1900-1990).

Kitagawa typeert het ineen zijgen van de atlete met het bijwoord botori to (var. potori to) ぼとりと, ‘met een plof’. De associatie met de camelia (tsubaki 椿) zit hem erin dat de volle, zware bloem van die struik in zijn geheel (dus niet blaadje voor blaadje) plots vallen kan — ‘met een plof’, dus. De traditionele vergelijking is met een hoofd dat bij een executie afgehouwen wordt.

Iemand wees er al eens op dat R.H. Blyth ooit noteerde: ‘The best haiku on the camellia are concerned with its falling. One kind falls suddenly, bodily,—like a head being cut off, Japanese people think.’

  • R.H. Blyth, Haiku, Volume 2: Spring (Tokyo: Hokuseido Press, 1950, 1981) p. 556.

In zijn bespreking van Kitagawa’s bundel Oorlog (Sensō 戦争, 1929) schrijft romanauteur Kajii Motojirō 梶井基次郎 (1901-1932): ‘Kitagawa Fuyuhiko is een dichter die nooit beïnvloed is door Japanse literatuur. Waar hij van houdt zijn de Fransen en dan die na Dada’ 北川冬彦は嘗て最も潔癖に日本産の文学をうけつけなかつた詩人である。彼の愛したのはフランス、それもダダ以後の人々であった. Hij vergelijkt Kitagawa met dichters Guillaume Apollinaire (1880-1918), Max Jacob (1876-1944), Jean Cocteau (1889- 1963), André Breton (1896-1966) en Paul Éluard (1895-1952) — en met kunstenaars Henri Matisse (1869-1954), Pablo Picasso (1881-1973), Marc Chagall (1887-1985) en Alexander Archipenko (1887-1964) —de hele kaartenbak van Franse modernismen, kortom—, om te vervolgen:

In het nawoord bij De thermometer en de bloem zegt hij te hebben gemikt op wat Cocteau ‘poëzie die het object verwerkt en geleidelijk naar een eigen unieke wereld voert waarin ze leidend is’ noemt. Dat zei hij niet over alle werken daarin, maar dat zulke werken de essentie van de bundel vormen is zeker. Als typische voorbeelden zou ik ‘camelia’, ‘paard’, reptielen’ of ‘herfst’ willen noemen.

Met ‘camelia’ bracht hij voor het eerst iets dat zich in het domein van Statics bevond dat van Dynamics binnen.

 彼は「検温器と花」の後記に、ジヤン・コクトオの所謂「対象を消化して、次第にその主宰する独自の世界へ連れていくやうな詩」を意図したと云ってゐる。それは作品の全般について云はれたのではないが、たしかにそれらの作品はこの詩集の精髄をなすものである。私はその典型的なものとして「椿」「馬」「爬虫類」「秋」などを挙げたい。
 「椿」は Statics の領域内にあつたものを、彼がはじめて Dynamics のなかへ持ち込んだのである。

Kajii Motojirōo, ‘Shishū Sensō’ 詩集『戦争』, Bungaku 文學 3 (november 1929). ‘Kleinzielig’ is mijn heel vrije vertaling voor keppeki ni 潔癖に, wat dezelfde implicatie heeft als ‘[uit] smetvrees’ (keppekishō 潔癖症). Kajii lijkt iets te willen zeggen als: poëzie was eerst statisch, en Kitagawa heeft poëzie dynamisch gemaakt.

Het is zeker proza dat typerend is voor jonge avant-gardistsche kunstenaars in het Japan van een eeuw geleden — en niet altijd onmiddellijk begrijpelijk. Dat Kitagawa, die in Mantsjoerije opgroeide, Franse Dada- en andere avant-gardisten in Japan bekendheid gaf is een feit.

Het ‘kortgedicht’ is een vorm die niet alleen Kitagawa maar ook andere jonge modernistische dichters in die periode beoefenden, en die voor hen daarbij aansloot.

Tegelijk maakt een gedicht als ‘camelia’ ook gebruik van technieken die —al dan niet onbewust— aan haiku denken doen: het creëren van een ‘gat’ tussen twee beelden.

Dat modernistische dichters in het westen zich weer lieten inspireren door de haiku, is daaraan allicht ook debet.

De foto toont gevallen camelia’s (tsubaki) bij de Jōnangū, Kyoto, 20 maart 2025.

Categorieën
poëzie

mijn hoofd een gatenkaas

            pruthoofd
            .
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
m’n hoofd is prut!
            .

  頭腐
            
.
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ
頭が腐っているのじゃよ

Kūge: Machida Machizō shishū 供花:町田町蔵詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1992), p. 107-108.

Een gedicht van Machida Kō 町田康 (1962), hier nog onder zijn artiestennaam Machida Machizō 町田町蔵. Destijds lid van de punkband INU, schreef Machida teksten die zowel songtekst als gedicht konden zijn.

Later werd Machida heel respectabel als romanschrijver en docent aan een universiteit.

Vrij letterlijk kun je de zin atama ga kusatte iru no ja yo vertalen als ‘mijn (het) hoofd verrot!’. Het is geen normale Japanse uitdrukking, maar ook geen onbegrijpelijke. Ze suggereert dat iemand niet meer in staat is te denken.

De titel ‘tōfu頭腐 (let. ‘hoofdrot’), klinkt natuurlijk precies als de eetwaar (de Japanse, lichtere variant van tahoe). De schrijfwijze lijkt er ook enorm op: 豆腐. In de titel van Machida’s gedicht is ‘boon’ ( ) vervangen door ‘hoofd’ ( ).

Daardoor kwam bij mij de associatie op met zuivel. Het productieproces van tōfu heeft namelijk wel iets weg van het maken van kaas. In het Nederlands ken je de uitdrukking ‘gatenkaas’ om een defect brein te omschrijven dat de ene gedachte niet meer kan koppelen aan de andere. Uiteindelijk koos ik toch voor ‘prut’, mede ingeven door het Engelse ‘my brain is mush(y)’. De substantie won het van het productieproces.

Voor mij momenteel een wel enigszins herkenbare toestand, die alles te maken heeft met de huidige catastrofale bezuinigingen op hoger onderwijs.

De afbeelding toont tekeningen voor het stripverhaal Bravo les Brothers (1965) van André Franquin (1924-1997). Bron: Bravo les Brothers par André Franquin, commenté par José-Louis Bocquet et Serge Honorez (Dupuis, 2011, 20122), p. 47.

Categorieën
poëzie

naar een grootse muziek

            stilleven

            .

binnen het harde oppervlak van de nachtelijke kom

neemt de helderheid

van herfstvruchten toe

appels en peren en druiven en zo meer

die allemaal

op elkaar gestapeld

naar slaap

naar één melodie

naar een grootse muziek bewegen

tot aan een allerdonkerste diepte 

leggen plots hun kernen neer

daar rondom

een tijd van rijk bederf

nu oog in oog met de tanden van de doden

niet als stenen opgekomen

verschillende vruchten

voegen steeds meer hun gewicht toe

aan de diepe kom

om binnen het beeld van de nacht

van tijd tot tijd

enorm over te hellen

            .

 静物
            
.
夜の器の硬い面の内で
あざやかさを増してくる
秋のくだもの
りんごや梨やぶどうの類
それぞれは
かさなったままの姿勢で
眠りへ
ひとつの諧調へ
大いなる音楽へと沿うてゆく
めいめいの最も深いところへ至り
核はおもむろによこたわる
そのまわりを
めぐる豊かな腐爛の時間
いま死者の歯のまえで
石のように発しない
それらのくだものの類は
いよいよ重みを加える
深い器のなかで
この夜の仮象の裡で
ときに
大きくかたむく

Oorspronkelijk in de bundel Stilleven (Seibutsu 静物, 1955). Yoshioka Minoru shishū 吉岡実詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1968,198915), p. 10.

Een gedicht van Yoshioka Minoru 吉岡実 (1919-1990), de eerste in reeks van gelijknamige gedichten, in een bundel die ook niet toevallig zo heet. Yoshioka zou uitgroeien tot een belangrijke experimentele dichter in naoorlogs Japan.

Ik moet bij de laatste regel denken aan versneld afgedraaide opnames van rottend fruit. Een stilleven blijkt dan wel degelijk te kunnen bewegen.

Niet direct gerelateerd aan dit gedicht, maar voor mijn gevoel op de een of andere manier ermee resonerend, is een dagboekaantekening van Yoshioka uit de dagen dat het door brandbombardementen getroffen Tokyo nog geen wederopbouw had meegemaakt:

6 maart. Ik ben eens door Honjo gelopen. De winkels van vroeger handelen nog in dezelfde dingen. De Okame-grootgrutter, het Hoshinoyu-badhuis. Ik moet denken aan de wrokkige eigenaresse van de Ōkawaraya-aardappelhandel. Ik kom langs de kant-en-klaarhapjeszaak van Shō. De ruïne van de afgebrande Meitoku-basisschool in door wolken gefilterd zonlicht. De ramen van mijn oude school zijn allemaal kapot, op de tweede verdieping hangt ondergoed te drogen. Op de plek van mijn oude huis staat een huis van onbekenden.

Ik voel een zekere treurnis.

三月六日 本所の町をみて歩く。昔の店が同じお商売をしている。おかめ八百屋、星の湯。いもや大河原屋の仇ぼいおかみさんを思いだす。正ちゃんの惣菜屋へ寄る。焼け残った明徳小学校の姿が曇った日ざしの中。かつてのまなびやの窓はどこも破れ、三階のあたりに襁褓が干してある。私の家の跡には見知らぬ人の家が建っている
一種の哀惜あり。

‘Dagboekaantekeningen’ (nikkishō 日記抄), 1949. Yoshioka Minoru shishū 吉岡実詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1968,198915), p. 113. Dat ‘kant-en-klaarhapjeszaak’ is een lompe vertaling voor sōzaiya 惣菜屋, een winkel waar je allerlei kant-en-klare gerechtjes kopen kan. Tegenwoordig bulken onze supermarkten daar ook van uit, maar bij mijn weten is er in het Nederlands nog geen handig woord voor.

Het zit hem allicht in dat woordje ‘bederf’ (furan 腐爛). De dingen zijn herkenbaar maar toch onherstelbaar veranderd.

Voor meer poëzie in vertaling van Yoshioka, zie:

  • Minoru Yoshioka, KUSUDAMA, vert. Eric Selland (Vancouver: Leech Books, 1991; herdruk Tokyo: Isobar Press, 2021).

De afbeelding toont Afbeelding van groenten en vruchten (Kaso zu 果蔬図, 1864) door Tamura Sōryū 田村宗立 (1846-1918). Collectie Tokyo National Museum. In 1864 was Sōryū een jonge monnik in de Nōman-in 能満院, Kyoto (een tempel die in de zomer van dat jaar in vlammen op zou gaan door politieke gewelddadigheden). Daar werd Sōryū getraind in boeddhistische schilderingen door de in zijn tijd befaamde monnik-schilder Daigan 大願 (1798-1864), maar vanaf ca. 1860 was hij zichzelf stiekem westerse schildertechnieken gaan aanleren en niet veel later ontdekte hij fotografie als medium. Deze schildering op papier is een mooi voorbeeld van dat stadium in zijn ontwikkeling. In 1872 zou hij in Yokohama olieverftechnieken studeren bij de Britse schilder Charles Wirgman (1832-1891).

Categorieën
poëzie

koninginnenkroon

            vroege lentewind

            .

                        vandaag heel de dag weer gouden wind

            in de grote wind zilveren belletjes

vandaag heel de dag weer gouden wind

            .

                        met de koninginnenkroon op

            ga ik zitten achter het bureau

voor het brede raam

            .

                        de wind daarbuiten is gouden wind

            in de grote wind zilveren belletjes

vandaag heel de dag weer gouden wind

            .

                        dor gras klinkt droevig

            rook verliest zich in de hemel

schaduwen flirten vrolijk

            .

                        de bruinrode aarde geurt

            de waslijn richt zich naar de hemel

de helling van het pad neemt af, maar

            .

                        zo’n beetje als de kin van een groene oma

            heeft de heuvel stekelige boomtoppen

vandaag heel de dag weer gouden wind…

            .

  早春の風
            
.
  けふひとまた金の風
 大きい風には銀の鈴
けふ一日また金の風
            
.
  女王の冠さながらに
 たくの前には腰を掛け
かびろき窓にむかいます
            
.
  そと吹く風は金の風
 大きい風には銀の鈴
けふ一日また金の風
            
.
  枯草の音のかなしくて
 煙は空に身をすさび
日影たのしく身をなよ
            
.
  とびいろの土かおるれば
 物干竿は空に往き
登る坂道なごめども
            
.
  青きおみなあぎとかと
 岡に梢のとげとげし
今日一日また金の風……

Nakahara Chūya shishū, p. 152-153. Voor het eerst gepubliceerd op 13 mei 1935, in Teito daigaku shinbun 帝都大学新聞, maar Nakahara schreef dit gedicht mogelijk al in 1928. ‘Kabiroshi’ in het tweede couplet is een raar woord, dat Nakahara wel vaker gebruikte; het lijkt iets te betekenen als ‘breed’ of wijds’. Nayobu 嫋ぶ is een woord uit het klassiek Japans (‘zich soepel/verleidelijk als [van] een vrouw gedragen’). Het antieke woord omina vat ik hier op in de betekenis van ‘oude vrouw’ (嫗) en niet als simpelweg ‘vrouw’ of zelfs ‘jonge vrouw’ (wat het ook betekenen kan).

Rimbaud en Dada, het lijken misschien niet voor de hand de liggende bedgenoten (maar allicht zo’n beetje met elkaar verbonden via het surrealisme), maar voor Nakahara Chūya 中原中也 (1907-1937) waren beide belangrijke inspiratiebronnen. Een Japanse versie van Dada leidde hem op zijn zestiende naar de modernistische poëzie. Een paar jaar later ontdekte hij de gedichten van Arthur Rimbaud (1854-1891). Hij vertaalde er zo’n zestig van en flirtte met het beeld van de poète maudit. (Literatuurhistoricus Donald Keene haalt het verhaal aan dat Nakahara een maand gevangen zat omdat hij straatlantarens kapotgeslagen had. [Keene 1983 II, p. 345]

Hoe dan ook, de raadselachtige zin ‘vandaag heel de dag weer gouden wind’ (kyō hitohi mata kin no kaze けふ一日また金の風) zit m.i. dichter bij een Rimbaud dan Dada. [‘Rimbauds beschrijving van de dichterlijke taal als een synthese van “geuren, klanken, kleuren”’ […]. Arthur Rimbaud, Gedichten, vertaald door Paul Claes (Amsterdam:Athenaeum—Polak & Van Gennep, 1998), p. 29.]

.

Twee panels uit het Corto Maltese-verhaal ‘Genadeslag’ (‘L’ultimo colpo’/‘Le coup de grâce’, 1972) van Hugo Pratt, in De Ethiopiërs (Casterman, 1984), p.40.

De afbeelding is een panel uit de strip ‘Jōhatsu’ 蒸発 (‘Verdwijning’, 1968) van Tsuge Yoshiharu つげ義春. In: Tsuge Yoshiharu zenshū つげ義春全集 8 (Tokyo: Chikuma Shobō, 1994).

Categorieën
poëzie

genegenheid

            Kat

            .

’t Is warm hè, kat. Op een dak in de nazomer vind je het wel lekker, hè? Mijn futon is groot, dus kom maar bij mij slapen. Aai ik je kopje, dan strek jij je nek. Wacht eens. Heb je soms jeuk aan je keel? Nou, een mens verraadt vertrouwen uit genegenheid niet en om dat te bewijzen zal ik je daar eens krabben. Oh, je spint. Maar zeg eens, kat, voel je je niet eenzaam? Je lijkt wel aan mensen te denken, maar niet zo aan andere katten. Behalve in het paarseizoen dan.

            .

  
            
.
温かいな、猫よ。小春日の屋根の上はお前も好きなんだな。大蒲団は広いからまあ一緒に寝ろ。頭を叩いてやると首を伸ばすね。さうかい。咽のところが痒いのか。人間はな、親愛な信頼を裏切らないと云ふ証拠に、掻いてやるよ。ほう、咽を鳴らすね。しかし猫よ、寂しくはないのかね。お前は人間のことを考へて猫のことを考へないと云つた風だな。後尾期の外は。

Bungei jidai 文藝時代, december 1925. Ik heb nog geen lekkere vertaling gevonden voor shin’ai na shinrai 親愛な信頼, dus ik doe het zolang maar met ‘vertrouwen [geboren] uit genegenheid’; het klankspel gaat geheel verloren.

Een foto van Kawabata Yasunari met twee honden, thuis in Ueno Sakuragi, Tokyo; ca. 1930. In deze periode hield hij negen honden (en vijf vogeltjes) in huis.

Laten we dit een prozagedicht noemen. Het is werk van een heel jonge Kawabata Yasunari 川端康成 (1899-1972), die drieënveertig jaar later, in 1968, de Nobelprijs voor literatuur zou winnen. 22 februari is de jaarlijkse Kattendag in Japan.

De foto toont de grootmoeder van de fotograaf en haar hardhorende kat Fukumaru. Bron: Ihara Miyoko 伊原美代子, Misao to Fukumaru みさおとふくまる (Tokyo: Little More, 2011).