Boven riethalmen een herfstbries, een bootje keert naar huis;
blauwe heuvels en groen water rondom een hutje in het woud.
betoverend penseelwerk en blauwe eilanden in de verte;
in de schittering van een ondergaande zon vliegt een witte vogel op.
趙文敏画。苕上秋風一櫂帰、青山緑水繞林扉。揮毫興与滄洲遠、落日明辺白鳥飛。
Shōkenkō 81 (var. 122). [SNKBT 48, p. 144.] Zhào Mèngfǔ 趙孟頫 (aka Wénmĭn, 1254-1322) was een staatsman en schilder in China tijdens de overgang van de Chinese Song-dynastie naar de Mongoolse Yuan-dynastie.
Zekkai Chūshin 絶海中津 (1336-1405) was een Japanse Zen-monnik die ruim negen jaar in China doorbracht. Daar zag hij de schildering die hij in dit kwatrijn beschrijft.
De afbeelding toont een detail van de rolschildering ‘Herfstkleuren op de Qiao-heuvel en de Hua-berg’ (Quèhuá qiūsè tú 鵲華秋色図) uit 1295 door Zhào Mèngfǔ 趙孟頫 (1254-1322). Collectie National Palace Museum Taipei.
geen andere plek dan op de grond gelegd zijn de kinderen waarop vliegen komen zwermen
subenashi chi ni okeba ko ni muragaru hae
すべなし地に置けば子にむらがる蠅
in zijn doodsuur met een twijgje in de mond: da’s zoet hoor, echt suikerriet joh
imiwa ki no eda o kuchi ni umaka to bai sato kibinai
臨終木の枝を口にうまかとばいさときびない
Matsuo laat zijn kind Kyushu-dialect spreken: umaka (Standaard-Japans: amai), bai (geeft nadruk; SJ: yo よ), sato (SJ satō), kibinai (SJ rippa da).
● Mijn oudste zoon stierf in een schuilkelder (hij zat in de eerste klas van de middelbare school)
een brandende zon, in zijn doodsuur ga ik op zoek naar water voor mijn kind
enten, ko no imiwa no mizu o sagashi ni yuku
●長男ついに壕中に死す(中学1年) 炎天、子のいまわの水をさがしにゆく
Een kō 壕 is in principe een flinke greppel (hori), maar Matsuo heeft het vermoedelijk eerder over een schuilkelder (hinankō 避難壕).
tot bij zijn moeder kruipt-ie en glimlacht en blaast zijn laatste adem uit
haha no soba made hōte dete warōte koto kirete
母のそばまではうてでてわろうてこときれて
op deze wereld nog een laatste nacht naast zijn moeder waarin het maanlicht zijn gezicht aanraakt
kono yo no hitoyo o haha no soba no tsuki ga sashite iru kao
● 11 augustus: ik zorg zelf voor het hout om onze kinderen te cremeren
een libelle landt even op drie lijkjes – broertjes zusjes
tonbō tomarasete mitsu no nakigara ga kyōdai
●11日 みずから木を組みて子を焼く とんぼうとまらせて三つなきがらがきょうだい
● 15 augustus: ik cremeerde mijn vrouw, de keizer verklaarde het einde van de oorlog
niets meer en alles kwijt in mijn handen vier bommendoodcertificaten
nani mo ka mo naku shita te ni yonmai no bakushi shōmei
●15日 妻を焼く、終戦の詔下る なにもかもなくした手に四まいの爆死証明
uit het zomergras richt ik me op en neem de fakkel over waarmee ik mijn vrouw verbrand
natsukusa mi o okoshite wa tsuma o yaku hi o tsugu
夏草身をおこしては妻を焼く火を継ぐ
De uitdrukking hi o tsugu 火を継ぐ (let. ‘het vuur erven’) wordt gebruikt om te zeggen dat je iemands erfenis voortzet.
de verklaring van overgave, ze vat nu vlam met het vuur dat mijn vrouw verzengt
kōfuku no mikotonori, tsuma o yaku hi ima zo sakaritsu
降伏ののみことのり、妻をやく火いまぞ熾りつ
Op de dag af tachtig jaar geleden, 9 augustus 1945, werd vanuit de Amerikaanse bommenwerper Bockscar de atoombom Fat Man afgeworpen boven Nagasaki. Drie dagen eerder was een eerste atoombom op Hiroshima gegooid. Tegen het einde van het jaar had de atoombom op Nagasaki tussen de 60.000 en 80.000 duizend doden geëist. Op 15 augustus gaf Japan zich over.
Al was Fat Man een zwaardere bom dan Little Boy, de atoombom op Hiroshima, het aantal slachtoffers was in Hiroshima groter (ca. twee keer zoveel voor 1945) omdat Nagasaki in een vallei ligt, waardoor de uitwerking van de bom een minder groot bereik had.
Het narratief van de atoombom op Nagasaki richt zich, net als bij Hiroshima, bijna volledig op Japanse burgerslachtoffers. Toch waren dat niet de enige slachtoffers. Als een gevolg van Japans steeds verder uitdijende oorlog in Azië waren er onder meer zo’n 150 Nederlandse krijgsgevangenen ondergebracht in Nagasaki. Negen van hen kwamen om door de bom (Als student heb ik in de rol van lokale tolk voor een documentaireploeg van NHK eind jaren ’80 een aantal van de overlevenden mogen helpen interviewen, waaronder Charles Burki.)
‘Wij bergen onze zwaargewonde commandant, luitenant Aalders.’ Nederlandse krijgsgevangenen tussen de ruïnes van Nagasaki, 9 augustus. Latere tekening door Charles Burki. In: Charles Burki, Achter de kawat als Japanse krijgsgevangene (Franeker: Uitg. T. Wever, 1979).
Tot nu is Japan het enige land waartegen zulke wapens zijn ingezet. De vernietigingskracht van de bommen op Hiroshima en Nagasaki is kinderspel vergeleken bij het destructieve vermogen van de huidige kernwapens. En al ging vorig jaar de Nobelprijs voor de Vrede naar een organisatie van overlevenden van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki die zich inzet voor een kernwapenvrije wereld, toch lijkt ook in Japan de weerstand tegen kernwapens af te nemen.
De ingang van het Atoombommuseum in Nagasaki, 24 maart 2023. De toegang is gemarkeerd met een uit één vel papier gevouwen slinger van origami-kraanvogels, in 2010 gemaakt en geschonken door de Friese papierkunstenaar Mana Ori (kunstenaarsnaam van Marten Sale Brouwer, 1969).
Bijna tweeënenhalf jaar geleden bezocht ik het Atoombommuseum van Nagasaki (Nagasaki Genbaku Shiryōkan 長崎原爆資料館). In de sectie ‘ooggetuigenverslagen’ was ruimte gemaakt voor een selectie van haiku door Matsuo Atsuyuki 松尾あつゆき (1904-1983). Bij deze een vertaling van een deel daarvan.
Matsuo was een leraar Engels in Nagasaki die bij de ontploffing zijn vrouw en drie van zijn vier kinderen verloor. In 1972 publiceerde hij in eigen beheer de bundel Atoombom-haiku (Genbaku kushō 原爆句抄), die daarna met uitbreidingen nog een aantal maal herdrukt zou worden. De haiku in het Atoombommuseum komen uit deze bundel.
In zijn studententijd aan de Hogeschool (later: Universiteit) van Nagasaki raakte Matsuo geïntrigeerd door de zogenaamde ‘vrije haiku’ (jiyūritsu haiku 自由律俳句)-beweging. Deze was in gang gezet door Ogiwara Seisensui 荻原井泉水 (1884-1976), een belangrijk vernieuwer van de haiku-vorm. Met zijn tijdschrift Sōun 層雲 (‘Gelaagde wolken’) als spreekbuis stond hij een nieuwe stroming in de haiku-poëzie voor. Hij wilde af van het versteende 5-7-5-schema en de verplichte seizoenswoorden (kigo) en vond dat er in de poëzie meer gebruik gemaakt moest worden van spreektaal. Twee belangrijke leerlingen van Seisensui waren Taneda Santōka en Ozaki Hōsai. Matsuo Atsuyuki werd zelf ook een leerling van Ogiwara en lid van de Sōun-haikugroep.
In 1945 begon Matsuo de vrije haikuvorm in te zetten voor rauwe rouwpoëzie.
Links: Japanse kinderen in een schuilkelder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Rechts: Nagasaki na de bom.
Omdat toeval niet bestaat, stond deze week in de New York Times een essay over de vraag hoe we in de huidige tijd —waarin weer gedreigd wordt kernwapens in te zetten— dankzij de kunsten een indringender besef kunnen krijgen van nucleaire vernietiging.
Jason Farago, ‘Hiroshima and the End We Refuse to Imagine’, New York Times 3 augustus 2025.
Daarin werden meerdere haiku van Matsuo aangehaald als argument. Bij deze nog twee als toegift:
wind, ik steek de brand in mijn kinderen en dan in een sigaret
kaze, kora ni hi o tsukete tabako ippon
かぜ、子らに火をつけてたばこ一本
ach nog maar zeven maanden telde haar leven en als bloemblaadjes zijn haar botjes
aware nanakagetsu no inochi no hanabira no yō na hone kana
あわれ七ヶ月の命の花びらのような骨かな
De afbeelding toont een still uit de animatiefilm When the Wind Blows (1986) van Jimmy Murakami, gebaseerd op de gelijknamige strip uit 1982 door Raymond Briggs.
Toen men elk een honderdgedichtenreeks aanbood aan de Teruggetreden Vorst Sutoku:
een lichte herfstmist
die de bloemen bij het hek
’s ochtends bevochtigt —
‘in de herfst de avonden’:
wie heeft dat dan ooit gezegd?
usugiri no / magaki no hana no / asajimeri / aki wa yūbe to / tare ka iikemu
崇徳院に百首歌奉りける時 うす霧の籬の花の朝じめり秋は夕べと誰か言ひけむ
Shinkokin wakashū 4-340. Fujiwara no Kiyosuke 藤原清輔 (1104-1171).
Net als een iets later gedicht van de vorst Gotoba (Shinkokin wakashū1-36) is deze waka van Fujiwara no Kiyosuke 藤原清輔 (1104-1171) een tribuut aan Het hoofdkussenboek (Makura no sōshi 枕草子) van hofdame Sei Shōnagon 清少納言 (ca. 966-ca. 1017) van zo’n anderhalve eeuw eerder. Ogenschijnlijk nemen beide gedichten de vorm aan van kritiek. In de openingspassage van haar befaamde tekst, waarin zij het fraaiste en meest karakteristieke dagdeel van elk seizoen opsomt, schrijft Sei: ‘in de herfst de avondschemer’ (aki wa yūgure 秋は夕暮れ). Kiyosuke kiest hier dus stellig juist voor herfstochtenden. Maar deze ‘kritiek’ op Sei’s al net zo apodictische tekst kun je beter zien als eerbetoon aan de statuur van haar meesterwerk uit ca. 1002. Zij creëerde een esthetische bijbel, zou je kunnen zeggen, en latere dichters moesten ruimte voor zichzelf creëren door er stelling over in te nemen.
Dat stellingnemen is ook een vorm van projectie. Daarmee bedoel ik dat Sei Shōnagon in zekere zin haar eigenheid verloor en verwerd tot een ahistorisch icoon om een slijpsteen voor de geest te worden, zowel om mee in te stemmen als om tegen in te gaan. De stelligheid van de uitspraken in Sei’s boek —dat iedereen echt zou moeten lezen, ook als je niks met het oude Japan hebt— hebben ertoe geleid dat door de geschiedenis heen we haar als een wat nuffig maar ook eigenzinnig ogend standbeeld zijn gaan zien dat niet langer terug kan praten en gedwongen is elke rol te spelen die we haar opdringen.
Actrice en televisiepersoonlijkheid (tarento タレント) First Summer Uika ファーストサマーウイカ (1990) in de rol van een wat bitchy Sei Shōnagon in de Taiga-dramaserie Hikaru kimi e 光る君へ (‘Dear Radiance’; NHK, 2024).
Afgelopen zondag, 27 juli jl., was ik samen met auteur Marian Donner en radiomaker Christianne Alvarado in gesprek over Het hoofdkussenboek van Sei Shōnagon, voor radioprogramma O.V.T. (VPRO). Dat gesprek is hier terug te beluisteren.
De afbeelding komt uit een manga-versie van Het hoofdkussenboek: Manga de yomu Makura no sōshi まんがで読む枕草子, red. Nakajima Wakako 中島和歌子 en ill. Gurigo グリゴ (overige tekeningen: Azuma Sonoko 東園子 en Kamao Konbu 鎌尾こんぶ; Tokyo: Gakken, 2024), p. 133. ‘Zeldzaamheden: […] Een vertelling of een poëziebloemlezing overschrijven zonder het oorspronkelijke boek met inkt te besmeuren.’ ありがたきもの <中略>物語、集など書き写すに本に墨つけぬ. Makura no sōshi sectie 72; Sei Shōnagon, Het hoofdkussenboek, vert. Jos Vos (Amsterdam: Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2018), p. 97.
Anzai Hitoshi shishū 安西均詩集 (Tokyo: Shichōsha, 1969, 19909), p. 71-72.
‘’s Ochtends, de telefoon gaat’ (‘Asa, denwa ga naru’ 朝、電話が鳴る) nam Anzai Hitoshi 安西均 (1919-1994) op in zijn tweede bundel, Een knappe man (Binan 美男, 1958). Een oefening in geheim te houden gevoelens. Een spreekster (nemen we dan maar aan) zit gevangen in een relatie met een minnaar die haar leven overhoophaalt en zo leven schenkt en zij geen kapotte huishoudmachine blijft, ook al weet zij dat er met haar gespeeld wordt. (‘Hij’ —let. ‘die man’ [ano hito あのひと]— bewijst haar een gunst door haar binnenste buiten te keren; dat –te kureru ~てくれる in de laatste regel maakt het een positief ervaren daad). Duidt het vertrokken gezicht van haar echtgenoot op weg naar zijn werk erop dat hij er weet van heeft — of heeft hij andere sores?
Dit is een van Anzai’s bekendere gedichten. Een jaar na publicatie van zijn bundel werd het al opgenomen in de bloemlezing Japanse poëzie 4 (Nihon shishū dai-yon shū 日本詩集第四集) van de Japanse Schrijversbond (Eng. Japan Writers’ Association, Nihon Bungeika Kyōkai 日本文芸家協会).
De afbeelding toont Maggie Cheung en Tony Leung in In the Mood for Love (2000) van Wong Kar-wai.
Een haikai-vers van Takarai Kikaku 宝井其角 (1661-1707), een leerling van Matsuo Bashō 松尾芭蕉 (1644-1694).
Het Gion-festival dat elke juli in Kyoto gevierd wordt is een van de oudste jaarlijkse matsuri (‘vieringen’) van Japan, met een geschiedenis die teruggaat tot de tiende eeuw. Tijdens dit festival worden verschillende praalwagens voortgetrokken. De meest imposante ervan zijn de zogenaamde hoko 鉾 (‘hellebaarden’), gigantische constructies van minstens acht ton elk met een bemanning van musici met fluiten en trommels.
Een ander type praalwagen vormen de zogenaamde yama 山 (‘heuvels’). Daarop zijn meestal poppen tentoongesteld die scènes uit de cultuurgeschiedenis uitbeelden. In 2009 kwamen de praalwagens van het Gion-festival (als categorie yamahoko genoemd) op de UNESCO-lijst van immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid te staan.
De praalwagens zijn allemaal uitbundig versierd. Een aantal heeft zelfs sinds de vroegmoderne periode Europese gobelins ervan afhangen. Hoe die gobelins, die in zestiende-eeuws Brussel gemaakt zijn, in Kyoto terecht kwamen is niet met zekerheid bekend, maar een niet onwaarschijnlijke theorie is dat ze een geschenk waren van paus Paulus V aan de daimyō (heer) van Sendai, Date Masamune 伊達政宗 (1567- 1636), en naar Japan mee teruggenomen door leden van de missie die Masamune naar onder meer Mexico en Europa had gestuurd in de jaren 1613-1620.
Lees over het festival vooral:
Mark Teeuwen, Kyoto’s Gion Festival: A Social History (London: Bloomsbury, 2023).
Zoals misschien met zo’n beetje alle festivals in de wereld, zijn het leukste eigenlijk de lange momenten dat er in feite niks gebeurt — en tegelijk van alles. Het Gion-festival in een heel nauwe definitie wordt sinds een aantal jaren verdeeld over twee dagen (17 en 24 juli) waarop de praalwagens daadwerkelijk voortgetrokken worden, en met veel gedoe (de wielen kunnen niet draaien) bij straathoeken een draai van 90 graden moeten maken. De avonden ervóór (de zogenaamde yoiyama 宵山) staan de paalwagens stil, maar is het een gigantische drukte; ik ken ook bewoners van Kyoto die daarom juist thuis blijven. Iedereen loopt, vaak in katoenen zomerkimono’s, door straten, bewondert de wagens, waar bovenin orkestjes muziek zitten te maken, en haalt eten en drinken en festivalprullaria bij een enorme hoeveelheid kraampjes.
Een orkestje (hayashi) boven in een van de praalwagens. Kyoto, 14 juli 2025.
Ik kwam Kikaku’s haikai-vers tegen dankzij een student van ons die bezig is met een project over Gion-festival.
De afbeelding toont een dubbelpagina uit Geïllustreerde beroemde plaatsen in de hoofdstad (Miyako meisho zue 都名所図会, 1780). Te zien is een tekening door de Osakaase Takehara Shunchōsai 竹原春朝斎 (?-1801) van het Gion-festival (hier nog gion-e 祇園会, ‘Gion-congegratie’, genoemd — zoals het festival tot de twintigste eeuw heette) met voortgetrokken praalwagen (hoko 鉾). Ter illustratie van de illustratie noteerde redacteur Akisato Ritō 秋里籬島 (actief ca. 1776-1830) het haikai-vers van Kikaku. Collectie Kyoto University.
In de bundel De belover (Yakusoku-shita hito 約束したひと, 1963). ‘Meetinstrument’ is een oplossing voor monosashi 物差し (let. liniaal). Een kotatsu is een laag tafeltje met daaronder een verwarmingselement; het tafelblad ligt op een deken waaronder je je benen hebt zitten. Het is een doeltreffende en heel behaaglijke vorm van verwarming in koude tijden. ‘Kachelpot’ is mijn vertaling voor hibachi 火鉢, een cilindrische, doorgaans aardewerken grote pot waarin smeulende houtskool (vaak in zand) zit en die als verwarmingselement fungeert: de traditionele Japanse ‘kachel’ (Eng. brazier). Een seto hibachi 瀬戸火鉢 is een meestal blauwwit versierd subtype ervan.
Een gedwongen verhuizing?
Een gedicht van Sekine Hiroshi 関根弘 (1920-1994).
De foto, genomen op 27 mei 1993, is van Kuwabara Kineo 桑原甲子雄 (1913-2007), in zijn reeks Tōkyō nikki 東京日記 (‘Tokyo-dagboek’). Bron: déja-vu 15 (10 januari 1994).
Het Dubbel-Zeven-feest (tanabata 七夕, let. ‘de avond van de zevende’) is een jaarlijks terugkerend moment op de rituele kalender en viert verlangen. In de zonnekalender is dat op 7 juli. Een legende die al uit het oude China stamt identificeert twee sterren van wat hier sinds de negentiende eeuw bekend staat als de Zomerdriehoek als twee hemelse geliefden. Het zijn het Weefstertje (orihime of tanabata, var. shokujo 織女; Wega: de helderste ster in het sterrenbeeld Lier [Lyra]) en het Herdersjongetje (genkyū 牽牛; Altair: de helderste ster in het sterrenbeeld Arend [Aquila]), die van elkaar gescheiden worden door de Melkweg. In oost-Azië staat de Melkweg bekend als de Hemelrivier (Jp. ama-no-gawa 天の川). Eenmaal per jaar, op de avond van de zevende dag van de zevende maand kan het Herdersjongentje die rivier van sterren oversteken om bij zijn geliefde Werversmeisje te zijn.
Alleen als het bewolkt is, of als het regent, kunnen Weefstertje en Herdersjongentje elkaar niet ontmoeten. Akimoto’s haiku roept daarom weemoedig, onvervuld verlangen op.
Een gebroken inktstaaf maakt het lastig om inkt te maken (je wrijft de inktstaaf op een inktsteen met een beetje water, maar daarvoor moet je de staaf wel kunnen vasthouden). Haiku schrijven wordt dan ook ingewikkeld.
Uit Moriyama’s haikubundel Schimmel (Kabi 黴, 1937). Ik zondig hier erg tegen mijn vuistregels voor het vertalen van haiku en tanka, maar iets veel beters lukt me even niet.
Een haiku van Morikawa Gyōsui 森川暁水 (1901-1976) uit 1932. Op de droge, witte pasta die zijn vrouw gebruikt staat witte schimmel. Die schimmel maakt dit een zomergedicht.
Als eerstejaars student moest ik het Japanse woord voor schimmel leren: kabi. Ik begreep niet waarom dit zo’n belangrijk woord was, dat we dit al aan het begin van het studietraject moesten kennen. Totdat ik voor het eerst in Tokyo ging wonen.
Ik had al twee zomers in Japan doorgebracht, als reisleider van fietstochten, maar nu woonde ik dan echt in Japan, met kleren in de kast van mijn appartementje. Die zomer had ik een afspraak met mijn hoogleraar van de universiteit waaraan ik toen studeerde. Enigszins gespannen was ik wel, want de man was beroemd en dus voor mij nogal ongenaakbaar en hij kwam maar tot mijn navel, een combinatie die mijn interacties met hem altijd wat ongemakkelijk maakte, maar ik had dringend een aanbeveling van hem nodig voor een beursaanvraag. Ik trok uit mijn kast mijn enige nette, donkerblauwe jasje dat daar al ruim een maand niks hing te doen, deed een das om en spoedde me naar de metro.
Sommigen gedijen erin, maar voor iemand als ik zijn Japanse zomers ‘suboptimaal’, om een voormalige Britse collega te citeren. Het is dan heel warm (temperaturen van boven de 30 graden Celsius) en de vochtigheidsgraad is hoog. Het is een beetje alsof je permanent in de sauna woont. Ik had geen airconditioning. Ik herinner me levendig hoe ik elke ochtend uit de douche stapte en me kon blijven afdrogen, omdat tegen de tijd dat ik het badwater had afgeveegd ik al heftig aan het zweten was. Als ik (dit was vóór email) met mijn vulpen brieven schreef, liep —echt!— de inkt van mijn tekst uit door het zweet dat van mijn schrijfhand druppelde; het was als een cynische parodie op de scène uit Casablanca, maar dan nog vóór de lezer het epistel in de hand had.
Ilsa’s briefje aan Rick in Casablanca (1942).
Zo’n klimaat is het paradijs voor schimmels.
Het was pas in de metro op weg naar mijn afspraak, dat ik merkte dat de schouders van mijn jasje niet donkerblauw maar wit waren. Toen drong eindelijk tot me door dat kabi een realiteit van de Japanse zomer is.
Met plukken desintegrerend WC-papier probeerde ik in de toiletten van het metrostation bij de universiteit de ergste ongerechtigheden weg te poetsen. Doorweekt van zweet en WC-wastafelwater diende ik me aan bij de hooggeleerde heer, die vermoedelijk zijn ideeën over het bevreemdend gedrag van Hollanders weer eens bevestigd zag. Mijn aanbeveling kreeg ik (hij was aardig), maar de beurs uiteindelijk niet.
(Tegenwoordig heb je praktisch overal airconditioners en zijn er natuurlijk vochtvreters voorhanden om in de klerenkasten te leggen.)
datnaar de aarde een zaadje valt . dat naar de aarde een zaadje valt dat vruchten aan een boom rijpen dat gevallen bladeren zich opstapelen ook dat is een gebeurtenis in de hemel .
Bron: Kishida Eriko 岸田衿子, Isoganakute mo ii n da yo いそがなくてもいいんだよ [‘Doe maar rustig aan’] (Dōwaya, 1995).
Een fotoportret van Kishida Eriko. Bron Wikipedia.
Een gedicht van Kishida Eriko 岸田衿子 (1929-2011), vooral bekend als schrijfster en vertaalster van kinderboeken. Ze is korstondig getrouwd geweest met dichters die bekender zijn, wellicht: Tanikawa Shuntarō (1954-1956) en Tamura Ryūichi (1963-1969). Misschien had ze die huwelijken helemaal niet nodig.
De foto toont een walnoot, Normandië, 19 juni 2025.
In het westerbos een tempel tussen bamboe: vaagjes klinkt een verre klok;
wijd zo wijd strekt zich de herfstmist uit: een eenzame vogel vliegt voorbij.
Een plotse, kille avondwind trekt aan mijn mouwen en laat ze opbollen;
Ten oosten van het dal wandel ik in maanlicht en neem een stok mee terug.
又廻文。西林竹寺遠鐘微、漠々秋煙孤鳥飛。淒颯晩風携袖満、渓東歩月曳筇帰。
Terug met een stok, meegenomen door de maan wandel ik in het oosterdal;
aan opgebolde mouwen trekt de wind: de avond is plots heel kil.
Een vliegende vogel in eenzame mist: de herfst strekt zich wijd zo wijd;
vaag klokgelui van een verre tempel ten westen van het bamboebos.
帰筇曳月歩東渓、満袖携風晩颯淒。飛鳥孤煙秋漠々、微鐘遠寺竹林西。
In Ryūwan gyoshō 柳湾漁唱, boek 1 (1821). Tokuda Takeshi 徳田武, red., Nomura Kōen, Tachi Ryūwan 野村篁園 館柳湾 (Edo shijin senshū 江戸詩人選集 7) (Tokyo: Iwanami Shoten, 1990), p. 216-217. In de laatste regel van de eerste versie van dit kwatrijn vertaal ik tsuki o ayumu 歩月 als ‘wandel ik in het maanlicht’; meer letterlijk staat er: ‘stappen op de maan’ — een vaker gebruikt beeld voor het lopen op een door het maanlicht beschenen plek. Die vertaling wringt dus wat met de eerste regel van de tweede versie. Ook niet zo mooi is dat ik omwille van de cadans enshō kasuka ni 遠鐘微 vertaal met ‘vaagjes klinkt een verre klok’, zodat ik de regel niet eindig met ‘vaagjes’ (kasuka ni 微) en de spiegeling met bishō no en[ji] 微鐘遠[寺] wat verloren gaat.
Een dubbelpagina uit Ryūwan’s visserszangen, deel 1 (Ryūwan gyoshō shoshū 柳湾漁唱初集, 1821); bij de groene pijl het palindroomgedicht.
Een technisch vernuftig kunstwerkje van Tachi Ryūwan 館柳湾 (1762-1844). Dit kwatrijn kan je namelijk ook van achteren naar voren lezen. Vandaar dat ik het hier twee keer vertaal.
Mijn vertaling is te simpel, besef ik, in de zin dat het niet meer dan een flauwe afspiegeling is van het origineel.
En: ja, ik weet dat strikt gesproken je dit gedicht geen palindroom mag noemen, omdat er geen sprake is van een spiegelconstructie. De formule hier is: of je nu van achter naar voor leest of omgekeerd, beide keren krijg je een volwaardig maar ander gedicht. Bij een palindroom zou je twee keer hetzelfde gedicht moeten krijgen (à la ‘“Mooie zeden in Ede”, zei oom’). Dit is dus zeker niet zo’n perfecte palindroomcompositie als die van Matsui Shigeru 松井茂 (1975).
Een anagram is dit gedicht ook niet, wat mij betreft, omdat je bij een anagram de volgorde van letters (of woorden) door elkaar mag husselen. Dat is hier niet gebeurd. Het kwatrijn in kwestie komt nog het dichtst in de buurt van wat Hugo Brandt Corstius in zijn Opperlandse taal- & letterkunde (1981) ‘woordparen’ noemde.
Geboren in Niigata, aan de Japanse Zee, vroeg wees geworden en geadopteerd door familie van vaderskant, kwam Ryūwan te werken voor het militaire bewind van vroegmodern Japan (de bakufu). Hij was actief als lokale bestuursassistent in gebieden die onder directe controle van de bakufu stond (een zgn. tetsuki 手付), in onder meer Hida-Takayama 飛騨高山 in centraal-Japan. Daar werd hij in 1800 benoemd en bleef daar ongeveer vier jaar, tot hij zijn patroon volgde naar Edo. In 1827 trok hij zich terug uit overheidsdienst, ging in Edo wonen en wijdde zich volledig aan de Sinitische poëzie.
In Hida heeft hij dit palindroomgedicht (kaibun 廻文, let. ‘keertekst’) geschreven.
De afbeelding toont een aflevering van strip The Upside Downs of Little Lady Lovekins and Old Man Muffaroo door Gustave Verbeek (1867-1937), in The Sunday Record-Herald van 31 juli 1904. Verbeek werd als zoon van de Nederlandse predikant Guido Verbeek (later: Verbeck) geboren in Nagasaki. Via Parijs belandde hij in 1900 in de Verenigde Staten, waar hij actief werd als striptekenaar voor kranten. Zijn bekendste reeks is The Upside Downs of Little Lady Lovekins and Old Man Muffaroo (1903-1905), die Verbeek twee jaar lang wekelijks produceerde. Deze strip van zes plaatjes moest de lezer na het zesde plaatje omdraaien en dan bleek dat de tekeningen ook ondersteboven gelezen konden worden en het verhaal zo verder te volgen was.
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.