Ik vermoed dat we ‘romance’ (Jp. romansu) hier moeten opvatten als ‘een aandoenlijk lied’. Een beetje zoals bij Paul Verlaine (1844–1896) en diens Romances sans paroles (‘Liederen zonder woorden’, 1874), die Nomura kent (hij vertaalde Verlaines poëzie).
De foto toont het strand bij Wassenaarseslag, mei 2023. Foto Nicole Roepers.
[051] Heer Fujiwara no Sanekata 藤原実方朝臣 (ca. 955-994):
‘zoveel hou ik van jou’ kan ik zelfs
niet zeggen, zodat Ibuki’s
moxa-bijvoetkruid
net als jij niet weten zal
hoe ik van verlangen brand
kaku to dani / e ya wa ibuki no / sashimogusa / sa shimo shiraji na / moyuru omoi o
Eerste liefde op afstand. Dit gedicht moet het vooral hebben van lastig te vertalen woordspel. In ‘Ibuki’ (de naam van een berg) zit ook ‘zeggen’ (ifu 言ふ) verstopt. In ‘moxa-bijvoetkruid’ (sashimogusa) zit het woord ‘bijvoetkruid’ (mogusa), dat op de huid gebrand wordt voor een moxa-behandeling, en daarmee te associëren is met ‘branden’ (moyu). De openingswoorden zijn krachtiger dan mijn omslachtige vertaling omdat ik me gedwongen voel een en ander uit te spellen; er staat meer letterlijk: ‘“zoveel”: zelfs dat [kan ik niet zeggen]’ (kaku to dani [e ya wa iu]). De herhaling van dat ‘sashimo’ is dan weer niet iets waarover poëtica’s per se enthousiast werden.
[052] Heer Fujiwara no Michinobu 藤原道信朝臣 (972-994):
omdat het licht werd
zal het ook weer donker worden
dat weet ik heus wel
en toch blijft het onuitstaanbaar
dat kil-bleke ochtendlicht
akenureba / kururu mono to wa / shirinagara / nao urameshiki / asaborake kana
Dit is een zogenaamd ‘ochtend-erna-briefje’ (kinuginu no fumi 後朝の文), waarin de man betreurt dat hij ’s ochtends bij het eerste licht zijn heimelijke liefde verlaten moet om niet gesnapt te worden.
[053] De moeder van de Kapitein ter Rechterzijde Michitsuna 右大将道綱母 (ca. 937-ca. 995):
al zuchtend
alleen te moeten slapen
tot de nacht licht wordt
hoe lang dat wel duren kan
daarvan heb jij geen besef
nagekitsutsu / hitori nuru yo no / akuru ma wa / ika ni hisashiki / mono to ka shiru
De inleiding bij dit gedicht in Shūi wakashū (‘Verzameling van bijeengesprokkelde gedichten’, ca. 1005-1007; no. 14-912) stelt dat dit gedicht haar antwoord is op een opmerking van haar echtgenoot Fujiwara no Kane’ie 藤原兼家 (929-990) — waarbij het relevant is te weten dat in hogere kringen man en vrouw vaak in verschillende huizen woonden: ‘Toen de Lekenmonnik-Regent bij haar langskwam was men traag in het openen van de poort, zodat hij zei: “Ik werd moe van het veel te lange wachten”’ 入道摂政まかりたりけるに、門を遅く開けければ、立ちわづらひぬと言ひ入れて侍ければ. Zo bezien contrasteert de dichter haar lange wachten op hem met het relatief korte wachten van haar echtgenoot. We kennen dit gedicht ook uit een autobiografische tekst van deze vrouw: haar Trilhaartje-memoires (of Spinrag-memoires, Kagerō nikki 蜻蛉日記, ca. 974). In die context krijgt het gedicht een heel andere nuance. Haar echtgenoot brengt de meeste nachten door bij een nieuwe geliefde:
Twee of drie dagen later, vlak voor zonsopgang, werd er op mijn poort gebonsd. Ik verwachtte wel dat het Kaneie zou zijn, maar voelde me te slecht om te laten opendoen. Toen verdween hij maar weer in de richting van het huis van die andere vrouw. De volgende ochtend bleef ik niet bij de pakken zitten en dichtte: […]’
Vertaling Jos Vos, Eeuwige reizigers (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2008), p. 132. Vos vertaalde de titel als ‘Het herfstdradendagboek’, in lijn met de Engelse vertalingen van Arthur Waley en Edward Seidensticker (die het woord ‘gossamer’ gebruiken). Het woord kagerō uit de titel kan zowel slaan op een libelle lijkende ‘eendagsvlieg’ (蜻蛉・蜉蝣) als op het trillen van hete lucht vlak boven de grond (陽炎). Hoe dan ook drukt het woord ‘onbestendigheid’, ‘vergankelijkheid’ uit.
[054] De moeder van de Boventallige Minister 儀同三司母 (?-996):
‘ik zal je nooit vergeten’ —
op die toekomst van jouw woorden
is het moeilijk wachten
dat daarom vandaag het einde
van mijn leven maar mag zijn!
wasureji no / yukusue made wa / katakereba / kyō o kagiri no / inochi to mogana
De uitleg is dat de dichter nú gelukkig is met haar echtgenoot, maar niet op de toekomst vertrouwen durft. Takashina no Kishi 高階貴子 (var. Takako), de moeder van een hoge minister én van een keizerin, had de voor een vrouw uitzonderlijke reputatie een bedreven dichter van Sinitische poëzie te zijn.
[055] Groot-Raadsheer Kintō 大納言公任 (966-1041):
watervalgeklater
verstomde, al lang geleden
is dat nu, en toch
kwam de naam ervan tot ons
en wordt nog steeds gehoord!
taki no oto wa / taete hisashiku / narinuredo / na koso nagarete / nao kikoekere
[056] Izumi Shikibu 和泉式部 (ca. 976?-ca. 1030?):
ik zal er niet meer zijn
in deze wereld voor de volgende
als herinnering
nu nog één enkele keer
jou te mogen ontmoeten!
arazaramu / kono yo no hoka no / omoide ni / ima hitotabi no / au koto mogana
Geschreven op haar ziekbed. Voor Izumi heb ik een zwak, zeker sinds ik in wat een vorig leven lijkt haar memoires (dan wel vie romancéé) vertaalde: Izumi Shikibu, Jouw koude hart zwijgt. Memoires (Uitg. Contact, 1995).
[057] Murasaki Shikibu 紫式部 (ca. 978?-na 1019):
geheel toevallig
zag ik haar, of niet? — dat was
niet vast te stellen
en zo verdween tussen wolken
de maan diep in de nacht
meguri-aite / mishi ya sore to mo / wakanu ma ni / kumogakurenishi / yowa no tsuki kana
[058] Daini no Sanmi 大弐三位 (begin elfde eeuw):
bij de Arima
over Ina’s veld van bamboegras
blaast de wind
heel zachtjes, en zo is het: jou
kan ik maar niet vergeten
arimayama / ina no sasahara / kaze fukeba / ide soyo hito o / wasure ya wa suru
yasurawade / nenamashi mono o / sayo fukete / katabuku made no / tsuki o mishi kana
Akazome Emon is ook de auteur van de Vertelling van bloei en pracht (Eiga monogatari 栄花物語) over de successen van het Fujiwara-Regentenhuis.
[060] Kamenierster Koshikibu 小式部内侍 (?-1025):
de Ōe-berg
en de weg naar Ikuno
zijn heel ver weg
een brief of voetstap zag ik niet
uit Ama-no-hashidate
ōeyama / ikuno no michi no / tōkereba / mada fumi mo mizu / ama no hashidate
Koshikibu was de dochter van Izumi Shikibu (no 56). Zij was nog geen dertig toen zij stierf. Ama-no-hashidate, in wat destijds de provincie Tango was, ligt aan de Japanse Zee. In Kin’yō wakashū (‘Verzameling van gouden bladeren’, 1127; no. 9-550) heeft dit gedicht als proza-inleiding: ‘Gedicht toen er in de hoofdstad een dichtwedstrijd gehouden werd in de periode dat [haar moeder] Izumi Shikibu [haar echtgenoot] Yasumasa gevolgd was naar de provincie Tango [waar hij tot gouverneur benoemd was] en Kamenierster Koshikibu gekozen was als een van de [deelnemende] dichters, waarop Middelste Raadsheer Sadayori naar haar vertrekken in het paleis kwam en haar plaagde: “Hoe gaat het met je gedichten? Heb je iemand naar Tango gestuurd [om door je moeder een gedicht voor je te laten maken]? Is die soms nog niet teruggekomen? Je zal wel in de rats zitten!” en zij hem tegenhield toen hij weer opstond om weg te gaan [met de woorden:]’ 和泉式部保昌に具して丹後国に侍りけるころ都に歌合のありけるに、小式部内侍歌よみにとられて侍りけるを、中納言定頼局のかたに詣で来て、歌はいかゞせさせ給、丹後へ人はつかはしけんや、使[いまだ]詣で来ずや、いかに心もとなくおぼすらん、などたはぶれて立けるを引きとゞめてよめる.
Daini no Sanmi als ‘OL’ (office lady) die op kantoor haar ex probeert te vergeten, in lang vervlogen tijden: links hoor je een faxapparaat (‘piii’ ピー). Illustraties door Nakada Yumiko 中田由見子 in Manga Hyakunin isshu マンガ百人一首 (Tokyo: Heibonsha, 1986).
Dat het vertalen van deze reeks zo lang duurt heeft óók te maken met een lelijke karaktertrek van me: ik ben snel afgeleid. Ik troost me met de gedachte dat de ervaring er met tussenpozen stukken van te lezen ook wel iets prikkelends kan hebben.
Het is een mysterieuze bloemlezing, deze Van honderd dichters één gedicht. Dat vindt niet alleen ik: er bestaat inmiddels een bibliotheek vol met pogingen de structuur en interne logica ervan te begrijpen. En waarom staan er vaak vrij matige gedichten tussen? Nu ja, de samensteller, Fujiwara no Teika 藤原定家 (1162-1241), kon in 1235 of daaromtrent ook niet voorzien dat dit gebaar voor een bekende van hem in later eeuwen zo’n beroemde reeks zou worden.
Hoe dan ook, met Nieuwjaar is het in Japan gebruikelijk om het aan Memory verwante kaartspel dat op deze reeks is gebaseerd te spelen. Een goede reden om deze tien gedichten te presenteren.
De afbeelding toont zogenaamde amo-karuta あも歌留多 (‘rijstkoek-dichtersspeelkaarten’) met Ise no Taiyu 伊勢大輔 en haar gedicht (no. 61). Deze wafelzoetigheden (monaka 最中) op basis van zoete azukibonen zijn een specialiteit van het bedrijf Kanō Shōjuan 叶匠壽庵. Foto gemaakt op 29 september 2023, bij een bezoek aan Ishiyamadera. De vrouw die me ze verkocht bleek twintig jaar lang in Scheveningen gewoond te hebben.
Ook zei [Shun’e]: ‘Dan is er het gedicht van heer Masafusa:
als witte wolken
komen zij me voor: een teken
dat in schoon Yoshino
op Yoshino’s bergen
de bomen vol in bloei staan
shirakumo to / miyuru ni shirushi / miyoshino no / yoshino no yama no / hanazakari kamo
Dit ervaar ik als de essentie van goede poëzie. Het bevat geen nadrukkelijk briljante uitdrukkingen, en ook geen opgesmukte fraseringen; het is een mooie, heldere koppeling van woorden, het is verheven en groots. Je kunt het vergelijken met hoe de kleur wit geen schakeringen kent maar toch de fraaiste van alle kleuren is. Het allerindrukwekkendst van alle dingen is pretentieloosheid en niksigheid. Deze stijl lijkt makkelijk maar is juist heel moeilijk. Als je er ook maar één woord naast zit, dan wordt het een kreupel gedicht. Als je geen meesterschap bereikt hebt, is zoiets niet te dichten.
Mumyōshō 69. [NKBT 65, p. 89.] De dichter-monnik Shun’e 俊恵 (1113-1191) was de poëzieleraar vam Kamo no Chōmei 鴨長明 (1155-1216), en wordt vaak aangehaald in diens Naamloze aantekeningen (Mumyōshō 無名抄, ca. 1212). De geciteerde waka is van Ōe no Masafusa 大江匡房 (1041-1111).
Wit (haku)
白
In de duistere nacht is het als lopen over de maan op aarde;
mensen stappen juist op een hemel vol met witte wolken.
Het dicht op ‘wit’ door Xie Guan
闇夜猶行名月地。人間却踏白雲天。 白賦 謝観
Het beeld is dat van grond die wit is in het maanlicht. Meigetsu 名月 is de oogstmaan, de vollemaan in de herfst. Een persoonlijk commentaar op de Sinitische en Japanse recitatieven (Wakan rōeishū shichū 倭漢朗詠集私注, 1161) schrijft het Dicht op ‘wit’ (Haku fu, Ch. Bái fù 白賦), waaruit dit en het volgende couplet komen, toe aan de negende-eeuwse Xiè Guàn 謝観. Van zijn gedicht zijn alleen in Japan coupletfragmenten overgeleverd, in Sinitische en Japanse recitatieven (Wakan rōeishū 和漢朗詠集, begin elfde eeuw) en Nieuwe selectie van recitatieven (Shinsen rōeishū 新撰朗詠集, begin twaalfde eeuw). Dit couplet komt in de meeste Wakan rōeishū-handschriften niet voor.
De vorst van de Qin zuchtte van verbazing: de kraaienkoppen op dag van Yan’s Dan’s terugkeer;
De keizer van de Han treurde uit deernis: de kraanvogelveren toen Su Wu thuiskwam.
Het dicht op ‘wit’
秦皇驚歎 燕丹之去日烏頭。漢帝傷嗟 蘇武之來時鶴髮。 白賦
Het dicht op ‘wit’
Prins Dān 丹 van de staat Yān 燕 was een gijzelaar van de keizer van de Qin-dynastie (221-206 v.Chr. — die van het terracottaleger), die zei dat hij pas vrij zou komen wanneer kraaien witte koppen kregen en paarden horens hadden. Na Dan’s jammerklacht voltrok zich dit wonder. Sū Wŭ 蘇武 (ca. 140-60 v.Chr.) werd als gezant van de Chinese Vroege Han-dynastie (206 v.Chr.-8 na Chr.) negentien jaar lang gegijzeld door de stammen van het noordelijke Xiōngnú 匈奴-rijk; toen hij kon terugkeren naar China waren zijn haren al net zo wit geworden als de veren van een kraanvogel.
De Melkweg schittert helder en kleurt de herfsthemel wit,
en dan zien we in de boomgaard bolletjes van witte dauw.
Shitagō
銀河澄朗素秋天。又見林園白露円。 順
Samen met de hierop volgende drie coupletten vormt dit één Sinitisch normgedicht van acht regels, door Minamoto no Shitagō 源順 (911-983). Een persoonlijk commentaar op de Sinitische en Japanse recitatieven spelt uit dat het thema van Shitagō’s gedicht ‘wit’ is (Haku shi 白詩).
Mao Bao’s schildpad keerde onder koude golven huiswaarts;
Wang Hong’s boodschapper stond voor de najaarsbloesems.
毛宝亀帰寒浪底。王弘使立晚花前。
De Chinese militair Máo Băo 毛宝 (?-339) kocht een jonge witte schildpad die hij weer vrijliet en die hem later redde. De staatsman Wáng Hóng 王弘 (379-432) gaf met een in het wit gestoken boodschapper wijn cadeau mee voor de dichter Táo Yuānmíng 陶淵明 (365-427).
Tussen het riet aan de oever neemt de maankleur toe met het getij;
op de toppen van de Pamir verbindt de huid van wolken zich met sneeuw.
蘆州月色随潮満。葱嶺雲膚与雪連。
Berijpte kraanvogels, meeuwen in het zand: hoe lieflijk allemaal;
ik haat slechts hoe grijswit met de jaren mijn haar geworden is.
Met bovenstaande vormt dit de vier berijmde coupletten van een gedicht.
霜鶴沙鷗皆可愛。唯嫌年鬢漸皤然。 已上四韻
al te wit
werd je dit jaar nog witter
in het maanlicht
de sneeuw opzij te vegen
om pruimenbloesems te plukken
shirashirashi / shiraketaru toshi / tsukikage ni / yuki kakiwakete / mume no hana oru
しらしらしゝらけたるとし月光に雪かきわけて梅の花をる
De categorie ‘Wit’ (haku 白) in Sinitische en Japanse recitatieven (Wakan rōeishū 和漢朗詠集, begin elfde eeuw), nos. 798-803. Dit zijn de laatste fragmenten in deze bloemlezing, samengesteld door Fujiwara no Kintō 藤原公任 (966-1041), van wiens hand ook het allerlaatste gedicht hier is.
De foto toont iemand die kijkt naar Compositie van 2 lijnen (1931) van Piet Mondriaan, in Stedelijk Museum in Amsterdam en is een uitsnede uit een foto uit 1987 door Roland Gerrits.
awayuki no / niwa no furishiku / samuki yo o / tamakura makazu / hitori ka mo nemu
大友宿禰家持歌一首 沫雪乃庭尓零敷寒夜乎手枕不纒一香聞将宿
Ōtomo no Yakamochi 大伴家持 (ca. 718-785). Man’yōshū 8-1663 (var. 1667). Eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat tamakura 手枕 niet expliciet ‘jouw arm als kussen’ betekent maar ‘een arm [van een ander] als kussen’: misschien zwelgt de dichter vooral in het alleen zijn, meer dan dat hij verlangen naar een specifieke geliefde uitdrukt — dat kan, maar ik hou het toch maar op dat laatste.
De afbeelding toont het schilderij Drie jonge vrouwen in de sneeuw van George Hendrik Breitner (1857-1923).
Hoe zij over ‘grasrijke vlakten’ (De Aantekeningen van de smalle stroom [1510-1514]: ‘Dit is het gedicht van een stukje terug’) gesproken had bleef aan hem knagen;
.
(De morgenster-aantekeningen [1530]: ‘Een gedicht van Genji:’)
nog nooit kende ik
dit gevoel dat ik nu heb
bij dageraad
zijn de sporen van de maan
in de hemel uit het zicht geraakt
yo ni shiranu / kokochi koso sure / ariake no / tsuki no yukue o / sora ni magaete
.
schreef hij erbij (d.w.z. hij schreef het erbij op de waaier die zij hem als aandenken had gegeven) en hield hem bij zich.
.
‘nog nooit kende ik’ De Aantekeningen van een smalle stroom[1510-1514]: ‘Zelfs binnen het corpus gedichten in de Genji is dit uitmuntend. Vooral de [eerste] vijf lettergrepen zijn fantastisch. In de [De naklanken van] Bloesems en vogels staat er van alles over. De beschouwingen daarin zijn fascinerend.’ etc. De naklanken van bloesems en vogels[1472]: ‘Het gedicht van de Yoshimizu-bisschop “bij dageraad / zijn de sporen van de maan / vast in mijn blikveld // de klok van een tempel in het veld / laat zich dan juist horen” is gebaseerd op dit gedicht. Men moet dichten op basis van zowel het proza als de gedichten in de Genji. Ook Heer Shunzei heeft gezegd dat een dichter die de Genji niet gelezen heeft te betreuren is. Ook heeft hij gezegd dat [de gedichten in] het hoofdstuk ‘Het kersenbloesembanket’ buitengewoon subliem en aantrekkelijk zijn.’ De Mengjin-aantekeningen[1575]: ‘“nog nooit kende ik” wil zeggen: kan het niet bevatten.’
Genji monogatari kogetsushō (1673), ‘Hana no en’. Er wordt hier geciteerd uit vier middeleeuwse commentaren op Het verhaal van Genji (begin elfde eeuw). In chronologische volgorde: Kachō yosei 花鳥余情 (‘De naklanken van bloesems en vogels’, 1472), Sairyūshō 細流抄 ( ‘Aantekeningen van een smalle stroom’, 1510-1514), Myōjōshō 明星抄 (‘De morgenster-aantekeningen’, 1530) en Mōshinshō 孟津抄 ( ‘De Mengjin-aantekeningen’, 1575; Mèngjīn 孟津 in de huidige provincie Henan, China, zou de plaats zijn die toegang bood tot de Melkweg). De Yoshimizu-bisschop (yoshimizu sōjō 吉水僧正) is de monnik-dichter Jien 慈円 (1155-1225), de toenmalige hoogste geestelijke van de Tendai-school van het esoterisch boeddhisme; zijn hier geciteerde gedicht is Shinkokin wakashū 16-1519 (ariake no / tsuki no yukue o / nagamete zo / nodera no kane wa / kikubekarikeru). De maan gaat ’s ochtends bij de klank van de ochtendklok onder in het westen, waar zich het paradijs van de boeddha Amithābha bevindt, zodat Jien’s gedicht een weerslag van zijn meditatie suggereert (waar Genji’s gedicht een gedachte aan een mysterieuze geliefde uitdrukt); sowieso is de maan een meditatieobject. Als scheidsrechter bij De dichtwedstrijd in zeshonderd ronden (ca.1194) formuleerde Fujiwara no Shunzei 藤原俊成 (1114-1204) deze befaamd geworden dicta.
Het hierboven vertaalde commentaar bij dit gedicht (waarvan hier ook de eerste woorden te zien zijn) in het hoofdstuk ‘Het kersenbloesmbanket’ in Het verhaal van Genji, in de uitgave uit 1673 van Kogetsushō. Collectie Bibliotheek van de Waseda-universiteit.
Dit geeft een inkijkje in hoe zeventiende-eeuwse lezers geconfronteerd werden met de tekst van Het verhaal van Genji (Genji monogatari 源氏物語; ‘de Genji’). Dit vroeg-elfde-eeuwse epos over het emotionele en psychologische wel en vooral wee van edelen aan het klassieke hof was geschreven in de taal van datzelfde hof. Daarmee, en ook door de gewoonte van de auteur Murasaki Shikibu om meestal niet expliciet duidelijk te maken wie nu iets zegt of denkt, maakte Het verhaal van Genji in later eeuwen tot een notoir lastig te ontcijferen tekst.
In 1673 publiceerde de dichter Kitamura Kigin 北村季吟 (1624-1705) zijn De maan boven het meer-aantekeningen bij Het verhaal van Genji (Genji monogatari kogetsushō 源氏物語湖月抄), waarmee Murasaki Shkibu’s tekst plots aanzienlijk toegankelijker werd voor iedereen die zich die zestigdelige uitgave kon veroorloven.
Kigin vernoemde zijn teksteditie naar de legende dat Murasaki Shikibu zich had teruggetrokken in Ishiyamadera 石山寺, een tempel aan het Biwa-meer ten oosten van Kyoto, en daar, terwijl zij ’s nachts de maan boven het water zag, begon aan het hoofdstuk ‘Suma’, dat zij als eerste van Het verhaal van Genji schreef.
De vorm waarin Kigin zijn uitgave aan lezers presenteerde was vernieuwend en in feite de manier waarop nog steeds hedendaagse tekstedities van klassieke literatuur in Japan worden vormgegeven. Hij gaf de brontekst met bij lastige passages relatief korte glossen en bovenaan de pagina uitgebreide toelichting op allerlei passages in de brontekst. Die noten boven aan de pagina beginnen telkens met de eerste woorden van het stuk tekst in kwestie te citeren.
Wat inhoud betreft was Kigin’s uitgave juist weer heel conservatief. Geheel in lijn met eeuwenoude commentaartradities stapelde hij citaten uit middeleeuwse commentaren op elkaar zonder daar verder een eigen toelichting bij te geven. Af en toe citeert Kigin uit wat zijn eigen aantekeningen moeten zijn van de lessen over Het verhaal van Genji die hij bij zijn leraar Mikata Joan 箕形如庵 volgde.
Het gedicht schrijft Genji, naar wie het epos is vernoemd, na een nacht te hebben doorgebracht met een jonge vrouw die lezers Oborozukiyo (zij van ‘de nacht met een omfloerste maan’) zouden gaan noemen. Toen hij haar vroeg op de volgende ochtend verliet wisselden zij waaiers met elkaar uit, als teken van genegenheid. Toch weet hij niet precies wie zij is; toen hij haar gevraagd had naar haar naam, antwoordde ze dat ze niet geloofde dat hij echt in haar was geïnteresseerd en ook, mocht zij eenmaal dood zijn, niet naar haar zou komen zoeken op ‘grasrijke vlakten’ (kusa no hara, d.w.z. begraafplaats). De maan waarvan Genji het spoor kwijtraakt is de jonge vrouw ‘van de omfloerste maan’. Dat de middeleeuwse commentaren eigenlijk niet zonder hulp van een leraar gelezen konden worden en dus eerder aantekeningen zijn dan een zelfstandig betoog, wordt goed duidelijk door de noten die Kigin geeft: de lezer moet het gedicht van Genji mooi vinden (vooral ‘de [eerste] vijf lettergrepen’), maar krijgt niet uitgelegd waarom.
Dit keer kwam ik niet toe aan iets origineels. Dit zijn collegeaantekeningen voor een werkgroep waarin ik met studenten het bewuste hoofdstuk van de Genji én De maan boven het meer-aantekeningen lees.
Links: portret van Kitamura Kigin, redacteur-auteur van De maan boven het meer-aantekeningen. Bron: Wikipedia. Midden: de openingspagina uit het populaire fictieverhaal Wraak! Een vriend in de vroege winterregen (Katakiuchi shigure no tomo 敵討時雨友, vermoedelijk uit 1802; tekst van Nansenshō Somahito 南仙笑楚満人 [1749-1807], illustratie door Utagawa Toyohiro 歌川豊広 [1774-1829]), waarop een jonge ongehuwde vrouw te zien is die linksachter in de alkoof van haar eenvoudige huis een kist heeft staan met daarin de volledige Kogetsushō (herkenbaar aan het etiket ‘De complete Maan boven het meer-aantekeningen’ [kogetsu zen 湖月 全]). Dat én de koto (een chic instrument) waarop zij oefent wijzen op een wens tot sociale mobiliteit. Tragisch genoeg zal zij om de schulden van haar vader af te betalen verkocht worden aan een bordeel. Rechts: de volledige set van De maan boven het meer-aantekeningen bij Het verhaal van Genji (19e-eeuwse herdruk) in de Van Gulik-collectie, Universiteitsbibliotheek Leiden; signatuur SINOL. Gulik E 502.
De afbeelding toont een deel van het ‘Zelfportret met eigen lofschrift van Motoori Norinaga in zijn vierenveertigste jaar’ (Motoori Norinaga yonjūyon-sai jiga jisan zō 本居宣長四十四歳自画自賛像, 1773). Collectie Museum of Motoori Norinaga 本居宣長記念館, Matsuzaka. Motoori Norinaga 本居宣長 (1730-1801) was een briljant filoloog en tekstcriticus die eind achttiende eeuw tot een verfrissende interpretatie van Het verhaal van Genji kwam.
suidō o / izureba yama no / akane shite / mirai akaruki / sakkaku motasu
隧道をいづれば山の茜して未来明るき錯覚持たす
De Japanse meekrap (akane 茜, ‘roodwortel’; Rubia argyi) heeft oranje wortels; vandaar dat ze ook voor die kleur staat. Als seizoenwoord is de akane verbonden met de herfst.
Een tanka van Saitō Fumi 斎藤史 (1909-2002) uit 1969, opgenomen in haar bundel Allesrood (Hitakurenai ひたくれなゐ, 1976).
De dichter speelt met de uitdrukking ‘een mooie toekomst’ (akaru[k]i mirai, let. ‘een heldere toekomst’; het Engelse ‘bright future’ zit daar mooi dicht op), maar draait die om door ‘helder’ bijvoeglijk te maken bij ‘illusie’ (of ‘gezichtsbedrog’, sakkaku). Een mooie toekomst is een illusie. Oranje wordt onheilspellend.
De afbeelding toont San Francisco tijdens de Californische bosbranden van september 2020. Foto Brittany Hosea-Small. Bron: Al Jazeera.
De trap naar de tuin is na de regen verlaten en kil;
in koele schoonheid springt uit haar stengel de begonia op.
Ik laat haar met rust: in de herfstnacht wil een bloem juist slapen;
geen mens die met fakkellicht haar rouge make-up bijschijnt.
秋海棠。庭階経雨気凄涼。冷艶茎茎発海棠。一任秋宵花睡去。無人秉燭照紅粧。
Herfst 1822. De shūkaidō 秋海棠 is de Begonia grandis of winterharde begonia of scheefblad, en kan bloeien in de periode juni-november.
Een gedicht van Ema Saikō 江馬細香 (1787-1861). Een inspiratiebron voor haar gedicht moet het gedicht ‘Sierappel’ (Ch. hăitáng, Jp. kaidō 海棠, let. ‘zeepeer’) zijn geweest van de Chinese Su Shi 蘇軾 (1037-1101). Waar de roodbloeiende sierappel een lentebloesem is, daar geldt de ook roodbloeiende begonia (Ch. qiūhăitáng 秋海棠, let. ‘herfstzeepeer’) als een herfstbloem. Su Shi eindigt zijn gedicht juist met de regels:
Alleen ben ik bang dat diep in de nacht de bloemen willen slapen,
dus ontsteek ik een hoge kandelaar en licht hun rouge make-up bij.
只恐夜深花睡去。故焼高燭照紅粧。
Saikō’s poëziementor Rai San’yō 頼山陽 (1780-1832) zei van dit gedicht van haar:
Een virtuoze bewerking; briljant en een meesterwerk!
翻案絶妙、卓然として傑作なり
Dat is wel heel veel lof, maar hij was dan ook verliefd op haar.
Een verjaardagscadeautje voor H.S.
De afbeelding toont een detail van Begonia (ongedateerd), door K.T. Arrassa. Waterverf op papier. Collectie Van Gogh Museum, Amsterdam.
Ik heb de orthografie van het Japans aangepast naar hedendaagse schrijfwijzen: ‘jika’ ジカ (‘direct’, 直) schrijft Kusano nog als ヂカ. Ook gebruikt hij oudere vormen van karakters. Ik ga ervan uit dat rinrō 輸廊 (een woord dat niet bestaat) hier gelezen moet worden als rinkaku 輪廓 (‘contouren’) en heb dat daarom aangepast. Een voorbeeld van die lezing (of beter: idiosyncratische schrijfwijze) komt ook voor in het essay Kazan no hanashi火山の話 (‘Over vulkanen’) van Imamura Akitsune 今村明恒 (1870-1948).
Kusano Shinpei 草野心平 (1903-1988) schreef zijn gedicht ‘Een tuin blijft eeuwig onvoltooid’ (‘Niwa wa eikyū ni mikansei’ 庭は永久に未完成; ik boots met opzet de licht gedragen toon van het Japans na) in 1984 en nam het op in de bundel Fantasmatisch uitzicht (Genkei 幻景, 1985). Hij schreef het met de tuin in gedachten die hij begin jaren ’60 van de vorige eeuw was begonnen aan te leggen.
De foto uit 1905 toont de ‘Farmhouse Walled Garden with Misses Williams and Colvin’ in de Glynde School for Lady Gardeners in Sussex, Engeland. Bron: Judith W. Page, ‘Gardening for Women: Frances Garnet Wolseley and the Rise of the Professional Woman Gardener’, in: Victoria Emma Pagán, Emma Page, en Brigitte Weltman-Aron, red., ‘Disciples of Flora’: Gardens in History and Culture (Newcastle upon Tyne: Cambridge Scholars Publishing, 2015), p. 63.
kono mori ni / dankon no aru / ki arazu ya / kioku no shigemi / kuramitsutsu ari
この森に弾痕のある樹あらずや記憶の茂み暗みつつあり
Een tanka van Saitō Fumi 斎藤史 (1909-2002), in haar bundel Het azuurblauw van een herfsthemel (Shūten ruri 秋天瑠璃, 1993).
(Een grammaticaal correctere vertaling van het eerste deel van deze tanka is: ‘zijn er in dit woud soms geen bomen die kogelsporen hebben?’ — en dat ya moeten we dan vooral zien als een retorisch vraagteken — maar ik hou graag de Japanse beeldsequentie aan, waarbij die ‘bomen’ als laatste genoemd worden.)
De afbeelding toont een detail van het doek Der Baum 25-10-09 (2009) van Armando. Bron: Antoon Melissen, red., Armando: Between Knowing and Understanding (Rotterdam: NAI010 Publishers, 2015), p. 228.
3 Hvers vegna ferðu þegar haustið er komið Hvers vegna núna þegar trén skjálfa af ugg og nóttin að verða dimm
Afgelopen zomer was ik voor het eerst van mijn leven op IJsland. IJslanders schijnen van zichzelf graag te zeggen dat ze een volk van literatuurliefhebbers zijn en dan vooral van poëzie houden. Anekdotisch bewijs is het, maar inderdaad heb ik in Bakkagerði, een dorp van honderd inwoners aan de oostkust en vooral bekend als broedplaats van papegaaiduikers, mogen meemaken dat het lokale feestzaaltje letterlijk uitpuilde van publiek voor een avond waarop een vijftal dichters uit eigen werk voorlazen. Geen woord van verstaan natuurlijk, maar uit mimiek en reacties op te maken zat er nogal wat light verse tussen.
Mede daardoor aangespoord heb ik die zomer wat bloemlezingen vertaalde IJslandse poëzie aangeschaft. Voor dit blog is dat allemaal niet relevant, behalve dat ik op een reeks van vier tanka stuitte, geschreven door Vilborg Dagbjartsdóttir (1930-2021). Ik praat hier de minibiografie door Hallberg Hallmundsson (1930-2011) na: zij was dichter, vertaler en een leidende kracht in IJslands vrouwenemancipatiebeweging.
Dagbjartsdóttirs tanka-reeks heet ‘In Japanse gedachten’ (‘Í japönskum Þönkum’). Ik beken dat ik ze niet allemaal even sterk vind, maar nummer 3 heeft wel wat. Uiteraard vertaalde ik niet uit het IJslands want dat beheers ik niet, maar naar twee Engelse vertalingen. Zie het als een flauwe echo van een heldere zomer.
Vertaling door Hallberg Hallmundsson, in: 13 Chapbooks: Icelandic Poetry in the 20th century. Translations and biographies by Hallberg Hallmundsson (Reykjavík: Brú, 2012), p. 344:
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.