Toen de priester Ga’en in een bergtempel verbleef die ‘Berenpakhuis’ genoemd werd, zei hij tegen de priester die daar abt was ‘Schrijf een gedicht’:
Dichter onbekend
de wereld achter me
en de bergen ingetrokken
dat is wat ik deed
dat beren me zouden opeten
heb ik geen moment gedacht
mi o sutete / yama ni irinishi / ware nareba / kuma no kurawamu / koto mo oboezu
くまのくらといふ山寺に賀縁法師の宿りて侍けるに、住持し侍ける法師に歌詠めと言ひければ
よみ人知らず
身をすてて山に入にし我なればくまのくらはむこともおぼえず
Shūi wakashū 7-382. In de categorie ‘Namen van dingen’ (mono no na 物名): gedichten waarin een woord of naam verstopt zit. In de woorden ‘dat beren me zouden opeten’ (kuma no kurawamu koto) zit ook de naam ‘Berenpakhuis’ (Kuma-no-kura). Ga’en (data onbekend, actief eind tiende eeuw) was een geestelijke uit de Fujiwara-clan.
Afgelopen vrijdag werd bekend gemaakt dat het woord (of: karakter) voor het jaar 2025 ‘beer’ (kuma 熊) is.
Het karakter van het jaar wordt op basis van een enquête vastgesteld door de Japanse Stichting Bekwaamheidstest Karakters (Nihon Kanji Nōryoku Kentei Kyōkai 日本漢字能力検定協会; Eng. Japan Kanji Aptitude Testing Foundation). ‘Beer’ kreeg 12.3% van de publieksstemmen.
Japanse beren zoeken steeds vaker de bewoonde wereld op en botsen daar met mensen. 2025 vormt een droevig record: begin deze maand stond de teller op 217 door een berenaanval gewonde mensen en nog eens dertien aanvallen die voor de mens dodelijk afliepen. Verreweg de meeste aanvallen (ruwweg twee-derde) deden zich in noordoost-Japan voor.
Japan kent een grote berenpopulatie (schattingen houden het op 54.000), die in nog geen vijftien jaar verveelvoudigd is doordat klimaatverandering de laatste decennia voor meer voedsel heeft gezorgd (15.000 beren in 2012!). Wel waren er dit jaar aanzienlijk minder noten en bessen te vinden in de bossen en dat lijkt een reden te zijn dat meer beren voedsel gaan zoeken bij de mensen, zeker nu ze een vetlaag moeten opbouwen voor hun winterslaap. Er zijn voorbeelden van beren die supermarkten hebben overvallen.
In de klassieke poëzie komen beren nauwelijks voor; meer dan een handjevol voorbeelden ken ik niet. Als ze al in beeld komen is dat doorgaans in een woordspel of als een retorische bijvoeglijke bepaling. Dat begint al in de achtste eeuw:
wilde beren
leven op die berg zegt men
op de Shihase
ook al word ik ondervraagd
jouw naam zal ik niet noemen
arakuma no / sumu to iu yama no / shihaseyama / semete tou to mo / naga na wa noraji
荒熊之住云山之師歯迫山責而雖問汝名者不告
Man’yōshū 11-2704 (var. 2696). Die beren zitten hier vooral als versiering (of inleidende stoplap, jo 序) bij de naam van de berg. Die berg zit er weer vooral in vanwege het ‘se’ in Shihase, omdat het als binnenrijm werkt met ‘ondervragen’ (semete tou). De aanname van commentatoren is dat dit een gedicht door een vrouw is en dat zij door haar moeder gevraagd wordt naar de identiteit van haar geheime liefde. Voor één keer kan ik H.H. Honda’s rijm wel hebben:
Glad I will bear the blame
For hiding my love’s name.
H.H. Honda, The Manyoshu: A New and Complete Translation (Tokyo: Hokuseido Press, 1967), p. 206.
in Shinano
ligt het woeste veld van Suga
waar beren eten
die zo ontzagwekkend zijn als
de natheid van mijn mouwen
shinano naru / suga no arano ni / hamu kuma no / osoroshiki made / nururu sode kana
しなのなる須賀の荒野にはむくまのおそろしきまでぬるる袖かな
Sanboku kikashū 1011, door Minamoto no Toshiyori 源俊頼 (1055?-1129). In hofpoëzie zijn de dichters mouwen altijd nat van tranen. Een en al hyperbool, deze waka.
De enige uitzondering —in de zin dat beren wél echt het onderwerp zijn— lijkt deze waka te zijn:
aan mensen niet gewend
zijn in het woeste veld van Suga
de wilde beren
die van de punt van een jachtpijl
geen weet lijken te hebben
hito narenu / suga no arano no / arakuma wa / karu ya no saki mo / shirazugao naru
人なれぬ須賀の荒野のあらくまはかるやのさきもしらずがほなる
Fuboku wakashū 19-12933, door Fujiwara no Tomoie 藤原知家 (1182-1258).
Pas in de twintigste eeuw, zo lijkt het, kom je poëzie tegen die verankerd is in eigen ervaringen met beer en berg. Wandelaars die de bergen ingaan waar beren zijn wordt altijd geadviseerd minstens een belletje of fluitje mee te nemen om die beren te waarschuwen en zo op afstand te houden.
Op één na kwam ik deze voorbeelden tegen als anonieme verzen.
mijn beren mijdend
belletje klinkt helder
als ik het pad beklim
in de diepgroene zomer
gevuld met mijn druppels zweet
kuma-yoke no / rin o narashite / noboru michi / midori koki natsu / ase no shizuku
熊避けの鈴を鳴らして登る道緑濃き夏汗の滴
een beren mijdend
belletje weerklinkt helder
een bergwandeling
kuma-yoke no / rin ga hibikase / yama-aruki
熊避けの鈴が響かせ山歩き
berenpoep
die sporen van paddenstoelen
helpt verspreiden
de kringloop van het woud
is voelbaar op het herfstpad
kuma no kuso / kinoko no hōshi / hakobu yaku / mori no junkan / kanjiru akimichi
熊の糞きのこの胞子運ぶ役森の循環感じる秋道
van een berenklauw
bleven de sporen achter
in de boombast
aan het ecosysteem van een woud
denk ik op deze wandelroute
kuma no tsume / ato no nokoreru / juhi mite / mori no seitaikei / omou sanpomichi
熊の爪跡の残れる樹皮見て森の生態系想う散歩道
‘beren gesignaleerd’
een waarschuwing in het dorp
bij een zomers graf
kuma shutsubotsu / mura no keihō / natsu no haka
熊出没村の警報夏の暮
En toch:
iemand vertelt over een beer
’t is niet mooi, maar het maakt me blij
kuma no deta hanashi warui kedo yukai
熊の出た話わるいけど愉快
Deze laatste is een vrije haiku van Uda Kiyoko 宇多喜代子. Een intrigerende prosodie. Ik ben geneigd te lezen: 8-8 morae.
De foto toont Mori Seihan 森清範 (1940), abt van de Kiyomizudera, Kyoto, die het karakter voor ‘beer’ (kuma 熊) schrijft. 12 december 2025.




