bushalte ‘Hatagaya-Haramachi’
in de vroege ochtend van 16 november 2020 werd een dakloze vrouw doodgeslagen
.
er is een weg
er is een eindeloze weg
ik heb benen
ik heb benen die me overal heen kunnen dragen
de nacht komt elke avond
de nacht is elke avond lang
in het diepst van de nacht strekt de Kōshū-hoofdweg
zich naar het verre westen uit
met elke stap kom ik dichter bij mijn geboortedorp
het was niet zo dat ik terug naar huis wilde
voortdurend razen de auto’s voorbij
boven mijn hoofd de snelweg
iets als gebrul klinkt onophoudelijk
de straatweg is eng maar de stoep voelt veilig
ik loop langs een hotel
ik loop langs appartementen
zelfs als er kamers vrij waren
dan was er geen kamer voor mij
ik loop langs een eetcafé
ik loop langs cafetaria’s die ’s nachts open zijn
zelfs als er stoel vrij was
dan was er geen stoel voor mij
de geur van frituur
de geur van roerbakken
ik doe mijn best mijn trek te onderdrukken
en hou mijn adem in als ik langs restaurantjes loop
mijn vingers zijn ijskoud
mijn nek is koud
zal mijn einde zijn dat ik doodvries?
als ik geld had zou ik niet omkomen van de honger of de kou
hoe vaak ik het ook tel, wat ik op zak heb is acht yen
daarmee kan je zelfs geen snoep kopen
als je er niks mee kopen kan is het net zo goed al nul
acht yen, dat wordt niet als geld gezien
en ik, word ik als mens gezien?
ik loop langs een politiepost
ik loop langs een politiebureau
ginkgobladeren blijven maar vallen
het zou mooi zijn als die gele bladeren geldstukken waren
het zou mooi zijn als ze brood waren
bladeren zijn bladeren
acht yen is acht yen
Tokyo is Tokyo
vanaf het parkje waar ik overdag ben kun je het provinciehuis zien
vanuit het provinciehuis kun je mij niet zien
vanaf hier kun je de Docomo-toren zien
mijn mobieltje gaat niet eens aan
ook voor iemand zonder huis zijn er bushaltes
het is fijn om ergens naar terug te kunnen gaan
ik ga elke avond terug naar de bushalte
ik kom wat dichter bij mijn geboortedorp
ik slaap op een koud, klein bankje
soms heb ik mooie dromen
de bushalte ‘Hatashiro’ ligt bij de ingang van een appartementencomplex
de bushalte ‘Station Hatagaya’ ligt voor een Matsuya die altijd open is
de bushalte ‘Hatagaya-Haramachi’
ligt voor een stomerij die al dicht is (die gaat midden in de nacht weer open)
hier ben ik niemand tot last
de tl-lamp in de afkapping van de bushalte is stuk
het halfduister lucht me op
tegen de ginkgoboom ernaast zeg ik ‘welterusten’
de ginkgo zwijgt en strooit haar bladeren uit
zal ik ook vallen als een blad?
zal ik vallen en op de grond terecht komen?
er is een weg
ik heb benen
er is een nacht
er is tijd
alleen geld is er nooit
「幡ケ谷原町」バス停
二〇二〇年十一月十六日未明、ホームレスの女性が殴打されて亡くなる
.
道があった
どこでまでも続く道があった
足があった
どこまでも歩ける足がった
夜は毎晩やってきた
夜は毎晩長かった
夜更けに甲州街道を
西へ西へと向かった
歩くたびに故郷に近づいた
帰郷したいわけではなかった
ひっきりなしに車が走る
頭の上には首都高速
うなり声みたいなものが絶えず聞こえる
車道は怖いけど歩道は安全
ホテルを過ぎる
マンションを過ぎる
空室はあっても
わたしのための部屋はない
居酒屋を過ぎる
深夜営業の食堂を過ぎる
空席はあっても
わたしのための椅子はない
揚げ物のにおい
炒め物のにおい
食欲を刺激しないよう
息をとめて食べ物屋の前を過ぎる
指が冷たい
首は寒い
わたしの最期は凍死だろうか
お金があれば餓死も凍死もすることはない
何度数えても所持金は八円
これでは飴玉さえ買えない
何も買えなければゼロと同じだ
八円はお金と見做されない
わたしは人と見做されているか
交番を過ぎる
警察署を過ぎる
イチョウの葉っぱが降りしきる
黄色い葉っぱがお金ならいいのに
パンならいいのに
葉っぱは葉っぱ
八円は八円
東京は東京
昼間いる公園から都庁が見える
都庁からわたしの姿は見えない
ここからドコモのタワーが見える
わたしの携帯は電源さえ入らない
家のない者にもバス停はある
帰るところがあるのはいいものだ
わたしは毎晩バス停に帰り
故郷に少し近づいて
冷たく小さなベンチで眠る
いい夢を見ることもたまにある
「幡代」のバス停はマンションの入り口
「幡ヶ谷駅」のバス停は営業中の松屋の前
「幡ヶ谷原町」のバス停は
店を閉めたあとのクリーニング店の前(丑三つ時にまた開く)
ここなら迷惑にならないし
バス停の屋根の蛍光灯が切れてて
薄暗いのでほっとする
かたわらのイチョウに「おやすみ」という
イチョウは黙って葉っぱを降らせる
葉っぱのようにわたしも散るのか
散って地面に落ちるのか
道はある
足はある
夜はある
時間はある
お金だけがずっとない
Gepubliceerd in het januari 2021-nummer van het poëzietijdschrift Gendaishi techō 現代詩手帖. De wijk Hatagaya in het stadsdeel Shibuya ligt in het westelijk deel van Tokyo. ‘Eetcafé’ is mijn wat ontoereikende vertaling voor izakaya 居酒屋; zouden we al op een punt beland zijn dat ook dat woord niet meer vertaald hoeft te worden? Acht yen is momenteel zes eurocent. De bushaltes Hatashiro en Station Hatagaya zijn vanaf de halte Hatagaya-Haramachi respectievelijk één en twee haltes verder in oostelijke richting (d.w.z. de richting van de bus). Een kōban 交番 (‘politiepost’) is een minuscuul kantoorgebouwtje voor een wijkagent. Matsuya 松屋 is een keten van goedkope cafetaria’s.
Op de vroege ochtend van 16 november 2020 werd in westelijk Tokyo de toen 64-jarige Ōhayashi Misako 大林三佐子 met een plastic zak met daarin enkele stenen doodgeslagen door een 46-jarige man uit de buurt, bij het bushokje waar zij bijna elke nacht doorbracht, vaak kauwend op wat brood. ‘Ik vond haar irritant’ 邪魔だった en ‘ik wou dat zwervers bij de bushalte oprotten’ バス停に居座る路上生活者にどいてもらいたかった, zou de man bij verhoor als verklaring hebben gegeven. De dood van deze dakloze vrouw maakte bij velen veel los en raakte ook de één jaar oudere dichter Hirata Toshiko 平田俊子 (1955) diep. Negen dagen later bezocht zij voor het eerst de bewuste bushalte om een kleine offerande van kaki en wat brood te brengen. Er zouden nog veel bezoeken volgen.
In dit gedicht verkent Hirata de omgeving van de bushalte door de ogen van het slachtoffer. ‘Het is niet zo dat ik deze aanpak bewust heb gekozen’, zei Hirata in een interview. ‘Het is vanzelf zo ontstaan.’ Alle feitelijke informatie in het gedicht (de acht yen, de mobiele telefoon met lege batterij, het bankje in het bushokje, de ginkgoboom) is authentiek; de aannames over gevoelens van het slachtoffer zijn projectie. De dichter herkent zich in het slachtoffer: niet alleen leeftijd, bescheiden lichaamslengte en kort kapsel zijn zo’n beetje hetzelfde, beiden zijn allebei in west-Japan geboren. Als de dichter de snelweg boven de plaats delict zou volgen, zou ze uiteindelijk bij haar 92-jarige moeder in Fukuoka uitkomen.
Noem het gelegenheidspoëzie en af en toe op of over het randje van sentimenteel, maar Hirata’s aandacht voor iemand die in het dagelijks leven goeddeels volkomen over het hoofd gezien werd sterkt het gemoed. In Japanse literatuur is niet zo heel veel aandacht voor daklozen. Los van een dakloos personage in een lekker krankzinnige maar schetsmatige roman van Murakami Ryū (Hantō o deyō 半島を出よう, 2005; vert. From the Fatherland, with Love) is er de indringende roman Station Tokio Ueno (JR Ueno-eki kōenguchi JR上野駅公園口) uit 2014 van Yū Miri 柳美里 (1968), waarvan we binnenkort de Nederlandse vertaling door Geert van Bremen mogen verwachten.
De uitgever lijkt er op de auteurslijst van zijn thuispagina abusievelijk van uit te gaan dat ‘Miri’ de familienaam van de auteur is. Yū staat daar tussen Peter Minten en Asha Miró. Een smetje op een loffelijk initiatief.
Je zou het op basis van dit een gedicht misschien niet zeggen, maar Hirata is een van de toonaangevende dichters in Japan, vaak in één adem genoemd met Itō Hiromi, en de winnaar van veel poëzieprijzen.
De foto toont de bewuste bushalte op een foto van 21 januari 2021.