Toen er het vorstelijk bevel ‘Bied een gedicht aan met ‘eilandereenden’ [shima no kamo] en ‘acht-handpalmen-raaf’ [yatagarasu] als thema’s’, [was het de bedoeling dat] men ‘yatagarasu’ aan het begin van een regel plaatste en ‘shima-no-kamo’ aan het einde van een regel, met ‘reis’ als [overkoepelend] thema:
bij bergen aangekomen
tussen reizende wolken
is de roep der ganzen
een al te lieflijke klank
zo ver weg van hun woning
yamabe nishi / tabi no kumo mama / karigane no / rōtaku mo aru ka / sumika haruka mo
「島の鴨、八咫烏を大にて、和歌たてまつれ」と仰せごとあれば、八咫烏を句の上に据ゑ、島の鴨を句のかみに据ゑて、旅の心を
やまべにしたびの雲ままかりがねのらうたくもあるかすみかはるかも
Sosei shū 63. Er staan lastige stukken in dit gedicht. Ook tekstbezorger Muroki Hideyuki 室城秀之 (Waka bungaku taikei 18, p. 77) weet niet goed wat hij ermee aan moet en gaat uit van een aantal verschrijvingen (mede ingegeven door de vaststelling dat in de proza-inleiding [kotobagaki] de woorden ‘[shima no kamo o] ku no kami ni’ [島の鴨を] 句のかみ(上)に [‘{“eilandereenden”} aan het begin van elke regel’] heel duidelijk ‘ku no shimo ni’ 句のしも(下)に [‘aan het einde van elke regel’] moeten zijn): ‘nishi’ zou ‘koshi’ 来し moeten zijn, ‘mama’ zou ‘ma no’ 間の moeten zijn en de interpretatie van (d.w.z. splitsing van woorden in) de laatste ‘regel’ (ku 句) is een gok — maar wel een waarin ik hem volg. Het is nooit mooi om als oplossing voor onbegrip te wijzen naar een extreem luie of leesblinde kopiist, maar in dit geval wel heel verleidelijk. In een variant handschrift van Sosei shū, waarin dit gedicht no. 60 binnen de verzameling is, is de tekst wat anders (en ‘logischer’, behalve dat het tweede thema- of spelwoord het onbegrijpelijke ‘shino-no-kami’ is), namelijk precies met die tekstsuggesties die Muroki gaf (en ze waarschijnlijk hier vandaan haalde): yamabe koshi / tabi no kumoma no / karigane no / rōtaku mo aru ka / sumika haruka mo, en met variante (en alweer ‘logische’) kotobagaki, namelijk met ‘shima no kamo o ku no shimo ni’ 島の鴨を句のしも(下)に (‘“eilandereenden” aan het einde van elke regel’).
Dit gedicht van de priester Sosei 素性法師 (actief ca. 900) is een technisch hoogstandje, waaraan de vertaling geen enkel recht doet. Zoals de proza-inleiding (kotabagaki) aangeeft is het een gedicht op het thema ‘reis’ of ‘reizen’ (tabi) waarin twee woorden verstopt zitten: ‘eilandereenden’ (shima no kamo) en ‘acht-handpalmen-raaf’ (yatagarasu). Het gedicht is niet zomaar een acrostische tanka (oriku 折句) maar een dubbel-acrostichon: een zogenaamd ‘schoen-en-hoed-gedicht’ (kutsukaburi no uta 沓冠の歌). De eerste morae (lettergrepen) van elke ‘regel’ of versdeel (ku 句) moeten samen een vijflettergrepig woord vormen. Hetzelfde geldt voor elke laatste mora. Bedenk daarbij dat men destijds niet aangaf of een medeklinker stemhebbend was en dat de historische spelling van rōtaku ‘rautaku’ is) en dan zie je dat de dichter dat heel knap heeft opgelost. De woorden yatagarasu en shima-no-kamo begrenzen samen inderdaad begin de regeleinden:
yamabenishi / tabi no kumo mama / karigane no / rautaku mo aru ka / sumika haruka mo
Ik heb eerlijk gezegd niet eens geprobeerd iets met het acrostichon te doen, al heb ik wel vijflettergrepige vertalingen gezocht voor yatagarasu en shima-no-kamo. Misschien is het tijd voor een prijsvraag: maak een vijfregelig gedicht met de volgende bouwstenen: ‘acht- […] -ei / hand- […] -land / palm- […] -er / en- […] -eend / raaf- […] -en’. Het onderwerp is ‘reis’. Oplossingen kunnen gestuurd worden naar info@penseelvanwind.nl. Als het iemand lukt, heb ik een prijs te vergeven.
Het gedicht is daarmee ook typisch een product van de poëzie als gezelschapsspel. Stel je een situatie voor waarin iedereen binnen een kwartier een sonnet moet produceren met opgegeven rijmwoorden. Zo’n samenzijn kent een wedstrijdelement, al is er niet noodzakelijk een duidelijke winnaar. Vergis je niet: dat is lastig, ook voor vroeg-tiende-eeuwse Japanse hofdichters. We weten in welke situatie Sosei zijn dubbel-acrostichon gecomponeerd moet hebben, omdat tweeëneenhalve eeuw later Fujiwara no Kiyosuke 藤原清輔 (1104-1177) daarover schreef in Het gebonden boek (Fukuro zōshi 袋草紙, 1157-1158):
Ten tijde van de vorstelijke excursie van de geestelijke Kanpyō-vorst naar Miyataki, leverden Heer Minamoto no Noboru en Heer Ariwara no Tomoyuki (de zoon van Midden-Raadsheer Yukihira) een blanco vel in, zo zegt men. In het verslag staat: ‘Bij die gelegenheid presenteerde Heer Yoshi het thema. Zijn [opdracht-]gedicht luidde:
‘acht-handpalmen-raaf’
dat zet je aan het begin
‘shino-no-kami’
dat zet je aan ’s regels eind
en dicht dan een reisgedicht
yatagarasu / kashira ni okite / shino-no-kami / ku no sue ni oki / tabi no uta yome
Toen de deze heren uit ’s keizers gevolg dit thema gehoord hadden vergaten ze het banket en de muziek [die ook op het programma stonden]. Noboru en Tomoyuki wisten niet of ze moesten staan of gaan zitten en mompelneurieden probeersels, maar het lukte hun niet iets te maken.’
寛平法皇宮滝遊覧時、源昇朝臣、在原友于朝臣行平中納言息、置白紙云々。記云、即、善朝臣献其題。歌云、
やたがらすかしらにをきてしのゝかみ句の末にをき旅の歌よめ
侍臣等題ヲ聞テヨリ、饗并管弦ヲ忘。昇、友于起沈吟、遂不能成。
Fukuro zōshi. [SNKBT 29, p. 345.] De ‘geestelijke vorst’ (hōō 法皇, een teruggetreden keizer die monnik is geworden) van het Kanpyō-tijdperk (889-898) is Uda 宇多天皇 (867-91), die in 897 troonsafstand had gedaan. Het verslag in kwestie, waaruit in het hier niet vertaalde restant van deze passage uitvoerig wordt geciteerd, is Het verslag van de vorstelijke excursie naar Miyataki (Miyataki yūran no ki 宮滝遊覧記). Zie voor deze excursie ook Van honderd dichters één gedicht no. 24. De betekenis van shino-no-kami is onbekend. ‘Mompelneuriën’ is mijn vertaling voor dat prachtige werkwoord chingin-su 沈吟す, binnensmonds een gedicht proberen te formuleren, en bij uitbreiding: diep nadenken, kreunen van de stress.
Die ‘acht-handpalmen-raaf’ die in Sosei’s origineel verstopt zit is een mythische vogel. De yatagarasu 八咫烏 is een raaf die volgens Japan oudste kronieken door de zonnegodin Amaterasu gezonden werd om in een droom te verschijnen aan haar kleinzoon Jinmu 神武天皇, de ook al zo mythische eerste keizer van Japan, en hem te gidsen bij diens militaire expedities.
Het Japanse woord voor raaf of kraai is karasu; yata is een samentrekking van ya 八 (‘acht’), en ata 咫・尺, een lengtemaat (van de pols tot het topje van de middelvinger, ca. 20 cm.). Aan elkaar geplakt is dat dan yatagarasu.
Al vroeg raakte de Japanse acht-handpalmen-raaf versmolten met de driepotige ‘gouden kraai’ (kin’u 金烏), een mythisch wezen uit Chinese mythologie dat in de zon woont en daarom geassocieerd kon worden met de Japanse zonnegodin.
Het is misschien niet iedereen opgevallen, maar de Japanse driepotige raaf is de afgelopen weken veel in beeld geweest, dankzij het wereldkampioenschap voetbal in Qatar. Het dier is namelijk sinds 1931 het logo van de Japanse voetbalbond. Daarmee draagt de Japan Football Association (JFA, Jp. Nihon Sakkā Kyōkai 日本サッカー協会) een wat ongemakkelijke erfenis met zich mee van een religieus icoon dat verknoopt was met Japans militariserend nationalisme.
Mijn collega Or Porath wijdde kortgeleden een artikel aan de verborgen geschiedenis achter het logo van de JFA, ‘Something to Crow About: Why Is the Japanese Football Team Logo a Three-Legged Crow?’. In gesprek met hem kwam zo ook Sosei’s raaf bovendrijven.
De foto toont een beeld van de yatagarasu bij de Nachi-schrijn in Kumano, het vertrekpunt van de route waarlangs deze mythische raaf de al net zo mythische eerste keizer van Japan naar het Nara-bassin gidste.